Omtzigts stilzwijgen over Wilders’ probleem
Het gerucht wordt steeds hardnekkiger dat de formatie, die formeel nog moet beginnen, al veel verder is dan algemeen aangenomen. Onderhandelaars, hierin ondersteund door fractiegenoten en medewerkers, zouden zelfs al bezig zijn met teksten voor een eventueel regeerakkoord.
De stand van de informatiefase is onduidelijk omdat de leiders van de onderhandelende partijen hun kaken stijf op elkaar houden voor het oog van de camera’s. Op basis van gesprekken achter de schermen denken parlementair verslaggevers te weten dat voor PVV, NSC, VVD en BBB de contouren voor samenwerking steeds concreter worden. Een aanvullende aanwijzing daarvoor is dat Geert Wilders zich vorige week onttrok aan de gebruikelijke gemeenplaatsen over ”goede sfeer”, nadat duidelijk was geworden dat de VVD-Senaatsfractie zou instemmen met de omstreden spreidingswet.
Deze eerste scheur in het vertrouwen –Wilders sprak van „een groot probleem”– duidt erop dat de onderhandelaars al in een zodanig stadium van onderhandelen zitten dat ten minste één kant van de tafel een helder beeld heeft van kaders die vastgelegd zullen worden. Zouden daar geen informele afspraken over zijn, dan zou er ook geen grond zijn op basis waarvan partij A partij B publiekelijk ter verantwoording roept.
Terwijl de publieke aandacht grotendeels naar de confrontatie van Wilders met het leiderschap van Yeşilgöz uitgaat, is de rol van de zwijgende Pieter Omtzigt interessanter. Een van de speerpunten van zijn Nieuw Sociaal Contract (NSC) is immers de nieuwe bestuurscultuur, waarin de regering en het parlement (Tweede én Eerste Kamer) zich op een andere manier tot elkaar moeten verhouden. Het ter verantwoording roepen door Wilders van een beoogde coalitiegenoot, nog voor er goed en wel een formele basis voor samenwerking is, is in dat licht een vreemde figuur. Omtzigt wint aan geloofwaardigheid als hij publiekelijk de vinger legt bij de uithaal van Wilders, juist tegen de achtergrond van het komen tot een „gezamenlijke basislijn” over rechtsstaat en democratie.
Jarenlang heeft Omtzigt zich uitgesproken tegen de praktijk van een parlement als stempelmachine van kabinet of coalitieoverleg, juist omdat Kamerleden een eigenstandig mandaat hebben om ”zonder last” hun werk doen. De vraag die nu rijst is: geldt deze houding als doorleefd principe of blijkt ze uiteindelijk niet meer dan een formule om het verschil met de oude machtspartijen te markeren? Omtzigt kwam nu niet verder dan een laconiek commentaar dat iedere Kamer zijn eigen afweging maakt, maar zei niets over het ”probleem” van Wilders.
Dit zwijgen over Wilders’ appel op de loyaliteit van de VVD zal zijn critici niet geruststellen. Wie zich herhaaldelijk uitspreekt tegen een ”dichtgetimmerd regeerakkoord” kan zich niet onbetuigd laten als de leider van een beoogde coalitiepartner nú al voorbijgaat aan een belangrijk principe van ”goed bestuur”: Kamerfracties gaan over hun eigen standpunt. De Eerste Kamer is een integraal onderdeel van de zo vurig bepleite tegenmacht en loopt niet aan de leiband van een (beoogde) coalitie. Zoals een coalitieoverleg geen orders kan geven aan de Tweede Kamer, zo kan de Tweede Kamer geen orders geven aan de Eerste Kamer.
Ook inhoudelijk is de opstelling van NSC ten aanzien van de spreidingswet moeilijk te volgen. Integraal onderdeel van de ”nieuwe bestuurscultuur” is juist het beter willen luisteren naar de praktijk. In zijn verkiezingsprogramma pleit NSC zodoende voor een niet al te rigide regeerakkoord, zodat er ruimte is „om in te spelen op veranderende omstandigheden en signalen van de uitvoeringspraktijk”. NSC-politici hadden wel de eersten moeten zijn om signalen vanuit het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en VluchtelingenWerk serieus te nemen. De consequenties van de huidige uitvoeringspraktijk zijn onhoudbaar en leiden onherroepelijk tot nieuwe drama’s. Het water staat veel lokale besturen, uitvoeringsinstanties en omwonenden tot aan de lippen.
Het parlement draagt net zo veel verantwoordelijkheid voor het voorkomen van nieuwe drama’s als de regering. Juist voor Omtzigt moet dit een doorslaggevend punt zijn. En laat het ”probleem” vooral waar het hoort: bij Wilders zelf.
De auteur is politicoloog.