Mens & samenlevingPubers & Groepsdruk

Hoe maak je pubers weerbaar tegen groepsdruk?

Het speelt niet alleen op de middelbare school. Toch hebben pubers er het meest mee te maken. En het is niet altijd negatief. Toch lijden velen eronder, onder groepsdruk. Hoe werkt het, en wat is ertegen te doen?

20 January 2024 15:09Gewijzigd op 20 January 2024 16:57
beeld Roel Ottow
beeld Roel Ottow

„Sinds hij naar de middelbare school gaat, herken ik hem bijna niet meer.” Deze verzuchting van een bezorgde moeder hoorde ik als docent, toen ik in 2022 bijna vier maanden Nederlands gaf op een middelbare school.

De zoon was uit de les gestuurd. Een vriendelijke jongen, maar in het klaslokaal meestal matig te genieten. Hij liet zich meeslepen door leidende figuren in de klas, huilde mee met de wolven in het bos. Hij spijbelde regelmatig, rookte weleens, was uren per dag met z’n telefoon bezig – terwijl hij dat diep vanbinnen niet wilde. De moeder deed er alles aan om haar puber aan het verstand te brengen dat hij niet zomaar naar klasgenoten moest luisteren. Maar die pogingen droegen weinig vrucht.

Hoe kan het dat veel pubers spijbelen, roken, zuipen, vapen, drugs gebruiken, popmuziek luisteren, netflixen, terwijl ze dat eigenlijk helemaal niet willen? Waarom doe je als tiener dingen waarvan Gods Woord, je ouders en je gezonde verstand zeggen dat je ze niet moet doen?

Dat komt onder andere door de machtige kracht die groepsdruk heet.

20027168.JPG
beeld Roel Ottow

Positief

„Groepsdruk is niet altijd negatief. Bedenk een voorbeeld van positieve groepsdruk”, klinkt de stem van mevrouw Van de Velde door lokaal 042. Een meisje voorin, Anniek, steekt haar hand op: „In onze vriendengroep gaan we nu allemaal naar catechisatie, terwijl we dat eerder niet deden. Zonder dat we het met elkaar afspraken, zijn we met elkaar meegegaan.” Van de Velde knikt: „Wat mooi.”

Het is dinsdagmiddag, het zevende uur. Jennifer van de Velde, maatschappijleerdocent op het Calvijn College in Goes, staat voor 4hd. Ze is met de havo 4-klas in gesprek over groepsdruk. En ze begint dus positief. Ze weet zelf ook een voorbeeld: „Dat jullie de vorige les zo enthousiast aan de slag gingen toen je een eigen politieke partij moest oprichten, zou dat ook niet door positieve groepsdruk komen?”

Of de leerlingen ook negatieve gevolgen van groepsdruk ervaren? „Roken”, zegt Giovanni, die zelf niet rookt. Klasgenoot Daniël knikt. „Als ik niet op school had gezeten, was ik waarschijnlijk niet gaan roken.”

Op het Calvijn College wordt er op verschillende manieren geprobeerd negatieve effecten van groepsdruk te voorkomen. Gymdocent en voormalig vertrouwenspersoon Hans van Duijn, mentor Marianne Nieuwenhuyzen en vertrouwenspersoon Janine Goudswaard zitten bij elkaar in een vergaderzaaltje en vertellen erover.

Ze beginnen al snel over een wapen dat sinds corona wordt ingezet: klassendagen. Die zijn er voor alle eerste- en derdeklassers. Aan het begin van het schooljaar zitten zij een dag aan het Veerse Meer. Daar gaan ze onder leiding van een coach van Outback Explorers aan de slag met opdrachten die gericht zijn op groepsvorming. „We merkten na corona dat leerlingen daar wat hulp bij nodig hadden”, merkt Goudswaard op.

Bij een van de opdrachten tijdens de klassendag moesten leerlingen elkaar helpen om over een groot obstakel te komen. „Dan moeten snelle Harry en de wat langzamere Pietje dat samen doen. En ook jongens en meisjes samen. Dat gaf soms frictie in de groep die ik observeerde”, vertelt gymdocent Van Duijn. „Maar het mooie was dat ze dat hardop zeiden. Sommige meiden vonden het niet fijn dat ze door jongens opgetild moesten worden. Door dat aan te geven, werkten ze ook aan het ontwikkelen van de groepsnorm. Dus dat was alleen maar goed.”

Waarom gaan eerste- én derdeklassers van het Calvijn naar het Veerse Meer? „In de eerste klas komen leerlingen van allemaal verschillende basisscholen, en in de derde klas komen ze hier in Goes van allerlei verschillende locaties”, legt mentor Nieuwenhuyzen uit. „Er zijn dan weer nieuwe groepen, waarbinnen de verhoudingen moeten worden bepaald. Bij klas 3 zie je tijdens de eerste les van het jaar meestal al na vijf minuten wie de groep als leider ziet, vaak zonder dat die leider daar zelf om vraagt. Het is net een apenrots.” Als mentor probeert de docente Nederlands na die eerste les het verdere groepsproces positief te beïnvloeden. De klassendagen moeten haar en haar collega’s daarbij helpen. Om te voorkomen dat er een negatieve groepsmoraal ontstaat.

20027169.JPG
beeld Roel Ottow

Gedragsproblemen

De groepsmoraal. Daar draait het allemaal om, vertelt Maarten van Leeuwen (36). Hij werkt bij Outback Explorers. Niet aan het Veerse Meer, maar in de uiterwaarden van de Nederrijn bij Kesteren. Daar heeft hij sinds oktober 2021 een blokhut waar hij teams coacht die aan de onderlinge band willen werken, maar vooral helpt hij jongens die vanwege gedragsproblemen of verstoorde communicatie op school of in het gezin dreigen vast te lopen.

Voordat hij zijn eigen praktijk oprichtte, werkte Van Leeuwen fulltime bij het familie-autobedrijf van zijn vader en broers. In september 2019 begon hij aan de opleiding social work aan de CHE. In januari 2020 kwam daar de opleiding tot adventure-therapeut bij, de interne opleiding van Outback Explorers.

Voor die opleidingen heeft Van Leeuwen zich in het fenomeen groepsdruk verdiept. Op een houten bankje onder het afdak van zijn blokhut legt hij uit hoe het werkt, met de lesboeken in de hand. „Het onderzoek naar groepsdruk is nog lang niet klaar. In de sociale psychologie vragen ze zich nog steeds af hoe een lieve vader tegelijk als SS-kampleider de meest gruwelijke dingen kan doen. Dat blijft een raadsel.”

Wat wel bekend is over groepsdruk: het mechanisme treedt in werking bij een groep mensen met een sociale norm. Die norm, dat zijn de (meestal ongeschreven en onuitgesproken) regels waar iedereen zich aan houdt. Hoe sterker de norm, hoe groter de groepsdruk.

Zit je bijvoorbeeld met wildvreemden in een lokaaltje van het CBR om een theorie-examen te maken, dan is er sprake van een groep mensen, maar de sociale norm is heel zwak. De enige regel is dat je elkaar met rust laat, en dat is een norm die weinig samenbindend is.

De jeugdvereniging van de kerk is ook een groep, waar de norm (bijvoorbeeld: hier zijn we serieus met de Bijbel bezig) idealiter sterk is. Als die norm vanuit de groep is gekomen, zou dat duiden op een sterke onderlinge band. De groepsdruk is hier tamelijk groot, en positief.

In een gezin is –als het goed is– sprake van een heel sterke sociale norm. Die ook heel verfijnd is, afgestemd op ieders persoonlijkheid. De ongeschreven regels zijn per gezinslid soms net iets anders (bijvoorbeeld: puber Els heeft haar hart nu eenmaal op d’r tong, en de jongvolwassen Rob vindt het gewoon fijn om stil met een boekje in een hoekje te zitten). De groepsdruk is in het gezin groot en uiterst positief, en zorgt daarom voor een warmbadgevoel – nogmaals: als het goed is.

„Waar de groepsnorm sterk en negatief is, ontstaan problemen. En in dat kader wordt de term groepsdruk vaak gebruikt”, legt Van Leeuwen uit. Van de jongens die hij helpt, heeft ongeveer de helft last van groepsdruk. „Soms trekken ouders aan de bel, omdat ze hun zoon niet meer herkennen vanwege zijn gedrag. Maar vaker gedragen ze zich thuis nog wel normaal, maar geven de groepsdrukgerelateerde problemen op school moeilijkheden.”

Wat doen jongens die bezwijken onder groepsdruk bijvoorbeeld? Van Leeuwen: „Ik heb hier zelfs een jongen in behandeling gehad die onder druk van een vriend drugskoerier was geworden. Beiden hadden een refo-achtergrond.”

En in lokaal 042 van locatie Klein Frankrijk van het Calvijn College zit dus een jongen, Daniël, die is gaan roken als gevolg van groepsdruk. Hij en zijn klasgenoten krijgen van docent Van de Velde weer een vraag voorgeschoteld. Op het bord staat: ”Wat heeft de meeste invloed op de keuzes die je maakt?” Met daaronder een rijtje antwoordopties: ”Wat je geweten je influistert – wat God in Zijn Woord zegt – wat je ouders zeggen – wat docenten zeggen – wat je klasgenoten zeggen”. De leerlingen mogen hun antwoord op briefjes schrijven.

De uitkomst? Op dertien briefjes staat: vrienden. Zes leerlingen laten zich bij het maken van keuzes het meest beïnvloeden door hun ouders. Vijf door hun geweten, van wie er twee ook ”vrienden” noemen. En op één briefje staat: „Door wat God in Zijn Woord zegt, want Hij heeft mij gemaakt en dat is goed.”

Reflexbrein

Op een van de briefjes van leerlingen die zich vooral door vrienden laten beïnvloeden staat: „Op de basisschool zouden het docenten of ouders zijn, nu vrienden/klasgenoten.” En zo was het dus ook bij de leerling uit de klas die ik een aantal maanden lesgaf; op de basisschool deed hij wat zijn ouders wilden, op de middelbare liet hij zich meeslepen door klasgenoten. Vanwaar die omslag?

Dat heeft volgens Van Leeuwen onder andere te maken met het puberbrein. „Iedere volwassene heeft een reflexbrein en een denkbrein. Als baby heb je bijna alleen maar een reflexbrein. Bij honger, pijn of vermoeidheid ga je huilen. En als er melk in de buurt is, volgt een zuigreflex.” In de kinderjaren en de puberteit ontplooit het reflexbrein zich in rap tempo. Het zorgt voor routine en geautomatiseerde handelingen, maar ook voor onbewuste en emotionele reacties.

Terwijl het reflexbrein in de puberteit al bijna op z’n hoogtepunt zit, komt de ontwikkeling van het denkbrein dan pas in een versnelling. „Teken je de ontwikkeling van het denkbrein en van het reflexbrein als twee lijnen in een grafiek, dan zie je dat de afstand tussen die twee lijnen bij pubers het grootst is”, legt de Betuwse coach uit.

Spijbelen

Door dit verschil in ontwikkeling heeft bij een puber het denkbrein minder controle over het reflexbrein dan een volwassene. Dat is een belangrijke reden waarom jongeren zich extra snel laten beïnvloeden door groepsdruk. Van Leeuwen: „Het reflexbrein wil je namelijk meteen tot actie laten overgaan als je denkt dat de groep van je verlangt dat je iets doet. Spijbelt de hele groep, dan zegt je reflexbrein: Om bij de groep te horen moet jij ook spijbelen. Het denkbrein kan daar wel iets tegen inbrengen, maar is zwak en wordt overschreeuwd door het veel sterker ontwikkelde reflexbrein. Het echte nadenken over de gevolgen van het spijbelen komt vaak pas als de prikkels die het reflexbrein activeren wegvallen: als de klasgenoten er niet meer zijn, thuis.”

Smartphones en sociale media prikkelen bijna uitsluitend het reflexbrein. „Zo worden ze ontwikkeld”, stelt Van Leeuwen. Tientallen, honderden, duizenden berichtjes, foto’s en filmpjes vragen niet om uitgebreid geanalyseerd of diep gelezen te worden, maar willen slechts bekeken, van een duimpje of gezichtje, of van een korte reactie worden voorzien. „Met je telefoon bezig zijn, staat in veel gevallen gelijk aan: je reflexbrein gebruiken. De ontwikkeling van je denkbrein lijdt daaronder. Helemaal omdat jongeren vanwege hun smartphonegebruik bijvoorbeeld nauwelijks meer aan het lezen van boeken toekomen. Terwijl lezen gelijkstaat aan: je denkbrein trainen. Ik vrees dat jongeren door toegenomen smartphonegebruik en ontlezing steeds minder weerbaar zijn tegen groepsdruk.”

Challenge

Jongeren kunnen op hun smartphone ook veel tegenkomen wat inspeelt op hun zwakte voor groepsdruk. Op het Calvijn College worden relatief jonge leerlingen daartegen gewaarschuwd, door leerlingen uit de bovenbouw. Tijdens de middag dat Jennifer van de Velde met 4 havo over het thema praat, geven twee leerlingen uit 6 vwo, Hilde van Doorn en Anne-Marthe Westmaas, aan klas 2g een gastles over ”Onlinechallenges en groepsdruk”.

Om de klas wat op te warmen moeten de leerlingen een reeks challenges doen. „Wat betekent challenge?” vraagt Hilde. „Uitdaging”, zegt een jongen vooraan. „Heel goed. We gaan de groep straks in tweeën delen. De groep die de meeste challenges wint, krijgt een gewéldige prijs.”

De helften moeten om beurten hardop ”Hoofd, schouders, knie en teen” zingen en uitbeelden. Naar het oordeel van Anne-Marthe doet groep 2 dat het overtuigendst. Voor de volgende uitdagingen worden er bekertjes water over hoofden gegoten, liefdesgedichten voorgedragen, lepels met mosterd gegeten en gênante blunders gedeeld.

Groep 1 wint. Gejuich. En wat is de geweldige prijs? Hilde houdt een zakje houten ijslollystokjes omhoog. „Waar hebben jullie voor gestreden? Eigenlijk voor niets. En zo is het bij onlinechallenges ook”, is de les.

Wat zijn onlinechallenges? Anne-Marthe vertelt dat er goede en foute zijn. Ze noemt voorbeelden. „De black-outchallenge is een foute. Daarvoor moet je zorgen dat je even buiten bewustzijn raakt. Dat kan bijvoorbeeld door je halsslagader dicht te drukken. Door deze challenge zijn al meerdere jongeren overleden. Doe dit dus niet.” Ook andere dodelijke challenges passeren de revue. De leerlingen zijn onder de indruk; je kunt in lokaal 022 een speld horen vallen.

Waarom zouden mensen dit doen, vraagt een jongen. „Vanwege groepsdruk”, antwoordt Hilde. En daarna legt ze samen met Anne-Marthe aan de leerlingen van klas 2g uit hoe je met groepsdruk moet omgaan. Bijvoorbeeld: „Geef duidelijk aan wat je wel en niet wilt.” En: „Verleid je vrienden niet tot het doen van verkeerde dingen. Als je dat doet, ben je geen goede vriend.”

Of een groepsnorm in de klas positief of negatief is, is van groot belang. „Een positieve norm betekent ook: veiligheid. En dat gun je iedere leerling: een veilige groep om zich heen, dat hij zichzelf kan zijn en ergens bij mag horen”, zegt Marianne Nieuwenhuyzen in de vergaderkamer van het Calvijn. „De mentorklas moet een soort huisgezin zijn.”

20027211.JPG

Vertrouwenspersoon Janine Goudswaard ziet dat niet iedere leerling die gewenste veiligheid ervaart. „Er zijn leerlingen die zich hier absoluut niet veilig voelen. Dat moeten we ons realiseren.” Iets aan dat sociale klimaat doen, is niet eenvoudig, constateert ze. „Zaken die de groepsnorm negatief beïnvloeden, spelen vaak onderhuids. Soms voel je wel: er is iets, ik merk iets, er gaat iets niet goed. Maar omdat je een klas steeds maar 45 minuten ziet, ontbreekt vaak de tijd om er de vinger op te kunnen leggen. Laat staan dat je het kunt oplossen. Er komen soms leerlingen bij me, slachtoffers van groepsdruk of pestgedrag, die zeggen: „Het speelt al zó lang, maar de docenten zien het niet.” Dat is heel pijnlijk.”

Om negatieve effecten van groepsdruk te voorkomen, moeten docenten én ouders hun „oren, ogen en harten” open hebben, zegt gymdocent Hans van Duijn. „Ook opvoeders hebben daar een belangrijke rol in. Wees geïnteresseerd in wie hun vrienden zijn. Probeer daar zo nodig in te sturen. Organiseer mooie, positieve dingen voor ze. Ze zullen het niet snel toegeven, maar daar hebben ze echt behoefte aan.”

Nature en nurture

Ook Outback Explorers-coach Maarten van Leeuwen benadrukt de verantwoordelijkheid van ouders in het weerbaar maken van hun kroost tegen groepsdruk.

Hoe weerbaar een kind is, hangt af van nature (aanleg) en nurture (opvoeding). Het ene kind is van zichzelf stabieler en minder gevoelig voor wat anderen van hem vinden dan het andere. Van Leeuwen: „De taak van ouders is om in de opvoeding ieder kind een gezonde dosis erkenning, waardering, bevestiging te geven. Als je zelden of nooit aan je kind laat merken dat hij er als persoon mag zijn, met zijn eigen persoonlijkheid, dan zal hij op latere leeftijd een sterke behoefte aan bevestiging en erkenning hebben. En die zoekt hij dan bij leeftijdsgenoten.”

20027210.JPG
beeld Roel Ottow

En klasgenoten geven die erkenning niet vanuit onvoorwaardelijke liefde, maar op basis van bijvoorbeeld overeenkomst: iemand met gelijke hobby’s krijgt meer erkenning en waardering dan iemand zonder gedeelde interesses. Een wankele basis dus.

Pubers weerbaar maken tegen groepsdruk begint volgens Van Leeuwen in de kindertijd. „De eerste vijf jaar van hun leven zijn cruciaal. Onvoorwaardelijke liefde en erkenning zorgen voor een stevige basis. Daarna moet kinderen op de basisschool al worden geleerd om stevig in hun schoenen te staan; op het voortgezet onderwijs is het moeilijk om dat nog te vormen.”

Hoe doe je dat, kinderen stevig in hun schoenen leren staan? Volgens de coach uit Kesteren zouden ouders hun kinderen al jong kunnen leren dat ze soms een uitzonderingspositie innemen. „Een jongen vertelde me eens dat hij als basisschoolleerling naar een groepje klasgenoten toeliep en wilde deelnemen aan hun gesprek. Toen zeiden ze: „Jij kunt hier niet over meepraten, want jij mag van thuis geen films kijken.” Die jongen ging er met zijn ouders over in gesprek. En die hebben hem uitgelegd dat ze hun kinderen uit liefde niet wilden blootstellen aan films en games. Die jongen snapte dat. Natuurlijk deed het ook pijn, maar hij begreep dat het bij het leven hoort dat je soms alleen staat.”

Als je je kind erop voorbereidt dat het alleen komt te staan, is het belangrijk om er iets tegenover te stellen, zegt Van Leeuwen. Als ouders alleen maar tégen iets zijn en daar geen alternatieve activiteiten tegenover zetten, dan zijn er tal van andere opvoeders –klasgenoten, vrienden, de smartphone– die een kind weten bezig te houden. „Leer je kind daarom een hobby aan, doe regelmatig een spelletje met hem of haar. Samen iets doen en beleven, versterkt de band en geeft het kind een gevoel van erkenning. Daarbij is vooral een echt, open gesprek belangrijk. Woorden van erkenning en het luisterend oor van ouders zijn vaak krachtiger dan het geroep van medeopvoeders.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Jongeren

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer