Pastoraat na een miskraam ook moeilijk voor ambtsdrager
Het overlijden van een kindje in de eerste helft van de zwangerschap is een ingrijpende gebeurtenis. Hoe kun je er als ambtsdrager voor de ouders zijn, bij alle vragen die dit verlies met zich meebrengt?
Ds. J.L. de Jong (51) en zijn vrouw Jeannet (52) weten waarover ze praten. Vijf keer keken ze uit naar de komst van een kindje. Eenmaal eindigde de zwangerschap na elf weken in een miskraam en later overleed hun dochter Ruchama kort na de geboorte na een voldragen zwangerschap. Het echtpaar uit Soest ontving daarnaast drie gezonde dochters.
Momenteel werkt ds. De Jong als geestelijk verzorger in de ouderenzorg. In de jaren waarin ds. De Jong als gemeentepredikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken werkte, heeft hij diverse ouders gesproken na een verlies in de zwangerschap. Enkele van die gesprekken staan hem na vele jaren nog helder voor de geest.
Op een oproep van het RD om ervaringen met pastoraat bij een miskraam te delen, reageerden meer dan dertig lezers. Vers verdriet en oude pijn zijn in de mailtjes te lezen. Bij sommige ouders verzachtte de aanwezigheid van ambtsdragers het verdriet niet maar verzwaarde die het juist. In tien berichten klinkt positief door dat ambtsdragers als herders voor hun schapen zorgen en troost uit het Woord bieden.
De mailtjes zijn geanonimiseerd naar ds. De Jong gestuurd. Wat hem het meest treft in deze ervaringsverhalen is dat veel ambtsdragers totaal niet weten wat ze in zo’n situatie wel of juist niet moeten doen. „De handelingsverlegenheid is groot. Veel ambtsdragers weten niet hoe ze moeten reageren. Dan besluiten ze om niets te zeggen of ze reageren onhandig. Ouders in kwetsbare omstandigheden krijgen met veel onkunde te maken.”
Iets anders wat ds. De Jong opvalt: waar het pastoraat goed wordt vormgegeven, is altijd iemand op het juiste moment aanwezig. „Het gaat er dan duidelijk niet om wat iemand zegt, maar dat iemand goed aanvoelt: op dit moment ben ik als pastor hier nodig.”
In de periode rond het overlijden van Ruchama kreeg het echtpaar De Jong begeleiding van een bevriende predikant. „Bij de miskraam was de behoefte aan pastoraat minder groot. Toch was onze predikant er wel, met woorden van troost die we nooit zijn vergeten.”
Ds. De Jong merkt dat hij door deze persoonlijke ervaringen meer oog heeft gekregen voor de impact van verlies. „Ook in mijn huidige werk zie ik die. Ik ontmoet in het verzorgingshuis mensen die er na al die jaren graag over praten. Sommigen nu pas voor het eerst.”
Ontvankelijk
Dat ouders na het overlijden van een kindje in de eerste helft van de zwangerschap niet de pastorale zorg krijgen die zij graag zouden ontvangen, ligt niet altijd aan de ambtsdrager. Dat erkennen ook de ouders, blijkt uit de e-mails. Velen ervaren een hoge drempel om de miskraam te melden, zeker als hun omgeving nog niet van de zwangerschap afweet. Anderen hebben zich na negatieve ervaringen voorgenomen de kerkenraad een volgende keer niet op de hoogte te stellen.
Of iemand makkelijk geestelijke ondersteuning vraagt, hangt deels van iemands persoonlijkheid af, meent ds. De Jong. „Dat zul je dan bij andere thema’s ook zien. Sommigen vertellen echt pas jaren na dato iets over wat ze hebben meegemaakt.”
Jeannet de Jong, aangeschoven bij het gesprek, vult aan: „De situatie in de gemeente speelt daarin ook mee. Staat de kerkenraad meer op afstand, door bijvoorbeeld de grootte van de gemeente, dan kan dat remmend werken voor mensen. Er is dan vaak minder persoonlijk contact met ambtsdragers.” Haar man knikt. „Dat is ook zo, maar in zulke zaken heeft een ambtsdrager, als het goed is, een antenne en een ontvankelijke houding. Dan weten gemeenteleden dat ze bij hem terechtkunnen. Als je als ambtsdrager je vrij tussen de mensen begeeft, zullen ze je eerder benaderen. Wees je hiervan bewust.”
Zo’n ontvankelijke houding is voor een deel aan te leren, aldus ds. De Jong. „Vraag aan mensen wat ze willen. Vinden ze het fijn als je langskomt? Als je gaat terwijl iemand er niet op zit te wachten, zoals in een mailtje stond, dan toon je niet te begrijpen hoe je tot een goed gesprek komt. Als je wel mag komen, dan doe je dat niet om vervolgens een bezoek af te kunnen vinken. Probeer te ontdekken wat er werkelijk leeft in het gezin. Benoem ook dat de predikant graag langs wil komen. Pols wat de behoeften zijn en maak alles bespreekbaar.”
Dat laatste geldt ook de vraag naar de eeuwige bestemming van het in de baarmoeder overleden kind. Ds. De Jong: „Ga die vraag niet uit de weg, want die leeft bij alle ouders in die omstandigheden.” Uit de reacties blijkt dat ook: „Maar het begrip dat dit ook een kindje is geweest met een ziel voor de eeuwigheid mag er wel meer zijn.”
„Het gaat om door God geschapen leven, daarom is de vraag ook zo belangrijk”, stelt ds. De Jong. „Laat het Woord maar spreken. Jesaja 40:11, over het vergaderen van de lammeren in Zijn armen. Of Jesaja 65:20, waar het gaat over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar geen zuigeling zal sterven.”
Ook artikel 17 uit het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels leest de predikant vaak voor. „Onze vaderen voelden al aan: op dit punt leven grote vragen. In dit artikel komt het verbond ter sprake. In feite breng je de ouders met hun kind bij de woorden uit het doopformulier: in Christus geheiligd. Dát biedt troost. Benoem dat maar en vraag bij de ouders door hoe ze daar op dat moment over denken.”
Voorbede ervaren ouders als waardevol. Dat blijkt ook uit de e-mails van ouders. De manier waarop maakt nog wel verschil. Een moeder schrijft: „Ik heb op het randje van de dood gelegen. De predikant zei in het gebed alleen dat wij een teleurstellende ervaring hadden gehad. Teleurstelling, dat woord vind ik passen bij de situatie dat ik iets uit de winkel nodig heb, maar voor een leeg schap sta.”
Ds. De Jong: „Als ouders vragen om voorbede, zoek dan samen naar de verwoording. De een wil met naam genoemd worden, de ander niet. Als de zwangerschap al bij meer mensen bekend is, noem dan de naam erbij, anders gaan mensen gissen. Wees bij een gastpredikant extra alert. Stuur hem vooraf een mail, dan kan hij vast over de juiste verwoording nadenken.”
Invoelingsvermogen
Een ambtsdrager weerspiegelt als het goed is iets van de goede Herder. „Herder zijn veronderstelt invoelingsvermogen voor wat er leeft in de gemeente. Het is een gegeven dat de een daar beter in is dan de ander, maar ambtsdragers kunnen gebruikmaken van elkaars gaven. De gemeente zal dan proeven dat er oog en oor is voor wat er speelt. Schrijf over dit thema in de kerkbode.” Zijn vrouw vult aan: „In veel gemeenten zijn er vrouwen bij het vrijwilligers- en bezoekwerk betrokken. Die hebben soms op een andere manier een ingang bij gemeenteleden en kunnen de verbinding leggen met de kerkenraad.”
Uit de e-mails blijkt dat menig predikant bij een kraambezoek zijn vrouw meeneemt. De ouders vragen zich af waarom dat veel minder vaak gebeurt als er verdriet is om het overlijden van een kindje. Ds. De Jong kan zich zeker voorstellen dat een predikant zijn vrouw meeneemt. „Vooral als je een dergelijk bezoek zelf lastig vindt.”
In de pastorale bezoeken moet blijvend oog zijn voor de gevolgen van het overlijden, stelt ds. De Jong. „Er zijn steeds weer markeringsmomenten, bijvoorbeeld rond een uitgerekende datum. Ouders vinden het fijn om te merken dat je hun verdriet niet vergeet. Als je vraagt naar wat hun behoefte is, weet je zeker dat wat je doet helpend is.”
Ds. De Jong merkt verschillen in de beleving bij ouders. „Het is voor iedereen ingrijpend, omdat het over verlies van een leven gaat. Ouders keken uit naar de komst van dit kindje. Je kunt niet zeggen dat een miskraam bij acht weken altijd minder heftig is dan een overlijden in een later stadium. Bij de miskraam in de achtste week kan het wel de zoveelste keer zijn dat het gebeurt. Of het is het eerste kindje waar ouders lang naar uit hebben gezien. Of het leven van de moeder hing aan een zijden draadje. Het aantal weken zegt in zo’n geval niets over de impact van het verlies.”
Toch merkt ds. De Jong dat ouders over het algemeen het verlies als heftiger ervaren als de zwangerschap verder is gevorderd. „Het prille verlies bij een miskraam is echt iets anders dan het begraven van een baby, die ouders soms ook in hun armen hebben zien sterven. In beide situaties is echter troost nodig. Ik hoop dat alle ouders met verdriet hun weg naar een ambtsdrager weten te vinden. En andersom ook. Dan kunnen ze samen het gesprek aangaan over het verlies dat zo diep raakt.”
>
rd.nl/miskraam
Dit is deel 2 in een serie over verlies in de eerste helft van de zwangerschap. Volgende week deel 3.