Een huis is van alles, maar het is vaak ook een pakhuis vol spullen. Soms kan je dat opeens aanvliegen. Wat moet je met al die boeken, lijstjes, gordijnhaken, sleetse handdoeken en lijmklemmen? En: wie gaat dat ooit opruimen?
Een eigenschap van de dingen waar onze kasten en huizen vol mee staan is dat ze gewoonlijk weinig aandacht vragen. Ze zijn er gewoon. En je stoft ze zo nu en dan een keer af. Althans: zo ervaar ik dat. Mensen die er geen genoeg van krijgen om voortdurend nieuwe spullen te kopen of met de inrichting van hun woning te schuiven zullen daar wellicht anders in staan.
Maar dit jaar was dat anders. Door omstandigheden was ik relatief veel bezig met het verplaatsen, beoordelen en wegdoen van spullen. En met de vragen die dat oproept.
Allesbehalve minimalistisch
We zijn nog aan het bijkomen van een interne verbouwing. De vloer in de woonkamer, die jaar na jaar verder verzakte, moest worden vervangen. Dat is een flinke operatie als je ondertussen gewoon in je huis blijft wonen. En als de betreffende woonkamer allesbehalve minimalistisch is ingericht. Al die potjes, lijstjes, boeken, tafeltjes, stoelen, onderzetters, planten en overige snuisterijen moeten tijdelijk ergens elders een plekje krijgen. Om nog maar niet te spreken over de soms vergeten inhoud van laden en kasten.
Als je dat allemaal langs ziet komen dringt zich als vanzelf een gevoel van ongemak op. Wat moet een mens met al die attributen? Gaan we ze straks allemaal weer terugzetten? Of is het tijd voor een grondige opruiming?
Eerder dit jaar moest er een heel huis worden leeggehaald. Dat is wat je als kinderen te doen staat als je laatste ouder overlijdt. Het is in zo’n periode van verdriet en ontreddering op een bepaalde manier best prettig om samen tijd door te brengen in je ouderlijk huis en de handen uit de mouwen te steken. Maar het is tegelijk ingewikkeld –ontluisterend zelfs– om de spullen die betekenis hadden voor je vader en moeder door je handen te laten gaan en kritisch te bekijken: bewaren, naar de Dorcaswinkel, misschien iets voor Marktplaats, kan naar de stort.
Nu viel er eigenlijk niet eens zo veel op te ruimen. De kasten van mijn moeder waren verbazingwekkend leeg. De grote zolder idem dito. Dat paste ook wel bij haar – ze gaf niet om (oude) spullen. Maar door een overlijden ga je dingen soms in een ander perspectief zien. Uit haar opgeruimde huis sprak over het graf heen zorg.
Geheimen
Bij het leeghalen van mijn eigen boekenkasten stond ik opeens met een boekje in mijn handen over de Zweedse traditie van het ”döstädning”. ”Dö” betekent ”dood”, ”städning” is ”opruimen”. De Nederlandse titel, ”Opruimen voor je doodgaat”, is dus adequaat vertaald maar de woordkeuze komt onnodig lomp en daardoor wat afstotend over. Jammer, want het onderwerp waar het over gaat vond ik, vermoedelijk door mijn eigen omstandigheden, razend interessant. En best belangrijk.
Het idee achter dit Zweedse gebruik is dat je er als mens naar streeft om je eigen spullen uit te zoeken en op te ruimen om er je kinderen of vrienden na je overlijden niet mee op te zadelen. Dat scheelt hun werk en tijd. Maar het voorkomt ook dat er ruzies ontstaan over spullen of geld. Niet alles is bovendien voor andermans ogen bestemd. Zo’n tijdige opruimactie kan een moment zijn om paperassen en oude (liefdes)brieven door te bladeren – en te vernietigen. Of om ervoor te zorgen dat geheimen geheim blijven.
De auteur, Margareta Magnusson, schreef dit boekje toen ze tussen de „tachtig en de honderd” was, terwijl ze zelf bezig was met het uitzoeken van haar spullen. Dat is rijkelijk oud, vindt ze zelf. Ze adviseert anderen om er eerder aan te beginnen. Liefst als je als echtpaar nog samen bent, zo rond de 65: in een levensfase waarin mensen gewoonlijk nog voldoende energie hebben voor zo’n karwei. Want een klus is het.
Betrekkelijkheid
Ze beschrijft in korte hoofdstukken hoe ze zelf het opruimen aanpakte maar ook wat het haar opleverde: veel genoegen. De kunst is niet om zo snel mogelijk zo veel mogelijk weg te doen, maar juist om bedachtzaam te werk te gaan, liefst vertrek na vertrek en kast na kast. Ondertussen is er tijd voor de herinneringen die bepaalde voorwerpen oproepen. En besluit je wat je wilt houden en wat er weg kan – al is dat vermoedelijk sneller gezegd dan gedaan.
Mocht je denken dat familieleden of vrienden in een schilderij, boek of sieraad geïnteresseerd zijn, dan kun je ze vragen om langs te komen om het daarover te hebben. Maar dring ze niets op, is Magnussons advies. Grote kans dat anderen de waarde niet inzien van de objecten die jij zo mooi vindt en waar jij aan gehecht bent.
Al opruimend ervaart en verwoordt Magnusson ook de betrekkelijkheid van spullen. „Soms voel ik me er een beetje ongemakkelijk onder dat ik maar weinig waardering kan opbrengen voor sommige dingen waar ik vanaf wil. Ze hebben me vaak veel goeds gebracht.”
Ze weet zo’n opruimklus best aantrekkelijk te presenteren. „Het is heerlijk om door je oude spullen heen te gaan en ze te herwaarderen. En als je niet meer weet wat iets voor je betekent en waarom je het bewaart, heeft het geen waarde en doe je er des te gemakkelijker afstand van.” Dat is in ieder geval een praktisch uitgangspunt om bij het herinrichten van de woonkamer in de oren te knopen.
Oude Bijbels
De enige verwijzing naar het christendom in dit boekje is een hoofdstukje waarin de auteur zich afvraagt wat ze moet met de oude Bijbels die ze in huis heeft.
Een herkenbaar dilemma. Uiteindelijk besluit ze er twee te bewaren, de exemplaren met handgeschreven geboorte- en sterfdata op het schutblad. De andere gooide ze weg. „Ik weet niet waarom ik daar zo’n slecht gevoel over had. Het zal wel komen doordat die bijbels veel hebben betekend voor mensen die… verwanten van me waren, ook al had ik hen nooit ontmoet.”
Zelf heeft Magnusson kennelijk niets met het christelijk geloof. Maar waar ze voor pleit herinnerde me aan een zin waarvan ik altijd dacht dat het een citaat uit de Bijbel was: „Bereid uw huis, want gij zult sterven.” Maar dat staat (zo) helemaal niet in de Bijbel; het is volgens Google een liedtekst uit 1720 van Carolus Tuinman.
In Jesaja 38:1 staat iets vergelijkbaars, maar daar gaat het niet over (voor)bereiden, maar over bevel geven of regelen.
Ik zie ook wel wat addertjes onder het gras in de methode die Magnusson beschrijft. Tenminste, als ik er mijn eigen huis vol attributen bij in gedachten neem.
Wat bijvoorbeeld te doen met elektrische apparaten die om de een of andere reden aan de zijlijn zijn beland. Een oude koelkast, bijvoorbeeld, of een halogeenlamp. Al doen ze het nog prima, het is nog maar de vraag of je er goed aan doet om ze via een weggeefhoek op Facebook gratis aan te bieden of ze bij een kringloopwinkel in te leveren. Misschien maak je iemand met een beperkt budget er blij mee, maar je zadelt zo iemand wel op met een apparaat dat veel energie verbruikt. Meer in ieder geval dan de nieuwe koelkast en de ledlamp die je zelf inmiddels in huis hebt staan.
De Zweedse auteur adviseert om overbodig huisraad, schilderijen die op zolder staan te verstoffen en servies dat nooit de kast uit komt aan te bieden aan familie of vrienden, of ze bijvoorbeeld naar een kringloopwinkel te brengen. Met andere woorden: om er een nieuwe bestemming voor te zoeken. Dat is enerzijds nobel, want hergebruik is in de meeste gevallen beter dan weggooien. Maar wat als de borden die bij jou nooit uit de kast kwamen ook door degene die ze dankbaar in ontvangst nam nooit worden gebruikt? Dan doe je eigenlijk weinig anders dan jouw spullenprobleem verplaatsen.
Het punt met dierbare spullen is dat ze vaak vooral emotionele waarde hebben. Een ander heeft dat gevoel er niet bij. De verweerde bordjes die je ouders ooit voor hun verloving kregen, het stoeltje waar oma altijd in zat: alleen jij kent het verhaal erbij. Als er al een familielid of vriend is die zich erover zou willen ontfermen dan is die emotie inmiddels een slap aftreksel geworden. Ik wil het wel hebben omdat zij er zo aan gehecht was. Zoiets.
Bovendien geldt voor veel zaken die ik bewaard heb dat ze helemaal niet voor hergebruik in aanmerking komen: niet modieus genoeg of te versleten. De eerste handdoeken die ik ooit kocht, inmiddels sleets en vaal. Diepe borden van een niet-courant model. Een kerktasje uit mijn tienertijd. Bloempotten met craquelé. Dozen vol krantenknipsels. Verfpotten met restjes. Allemaal dingen waar niemand meer wat mee kan. Allemaal dingen met een verhaal. Juist daarom is weggooien soms (nog) een te grote stap. Maar als je het zelf niet doet, moet ooit iemand anders het voor jou doen.