Hannah (24) zou de zending in gaan, maar verongelukte op vakantie
Hannah Nijsse (24) wilde het Evangelie gaan verkondigen in een gesloten land. Ze was bereid om te gaan waar God haar riep. In de zomer verongelukte ze tijdens een fietsvakantie in de Franse Alpen.
„Hannah was niet in de eerste plaats ons kind”, zegt Jojanneke Nijsse. „Ze was boven alles een kind van God.” Samen met haar man Gert-Jan staat ze voor het raam van hun woning in Bodegraven. Ze kijken naar vijf lijstjes op de vensterbank. Op de foto’s kijkt een vrolijke, blonde twintiger de lens in. Krullend haar, lieve glimlach, stralende ogen.
„We zijn blij met alle foto’s die we hebben”, zegt Jojanneke. „En tegelijk…” Haar stem hapert. „Dit is het dan. Er komen geen foto’s meer bij.”
De foto in de bergen werd gemaakt vlak bij de Alpe d’Huez. Het was dinsdag 8 augustus, twee dagen voor het ongeluk. Hannahs blonde haar golft onder de fietshelm vandaan. Ze draagt een shirt van Chadash, een organisatie die fietsvakanties organiseert in combinatie met Bijbelstudie. ”Psalm 121” staat op de rug van het kledingstuk. Het is alsof de foto zelf deze psalm verbeeldt.
Hannah die haar ogen opheft naar de bergen, Gods schepping. Die haar blik laat gaan over het dal, waar de mensen wonen. Mensen met wie ze bewogen was, die het Evangelie moesten horen.
De bergen en het shirt moesten in beeld, zei ze tegen Gertrude van Rijn, de reisleider die de foto maakte. Zijzelf niet, want ze wilde de foto gebruiken voor later.
Later. Als ze als in de zending zou zitten, in een land waar de verspreiding van het Evangelie strikt verboden is. Dan mocht ze online nergens herkenbaar afgebeeld staan, vanwege de veiligheid.
Hannah deelde het plaatje in de gezinsapp. Haar moeder vond het moeilijk de foto te zien, want die bevestigde Hannahs focus. Ze moest gaan, weg van haar familie en vertrouwde omgeving, om te dienen in een ver en gevaarlijk land.
Later, drie weken later, stond de foto in de Dorpskerk in Bodegraven, waar werd gerouwd om Hannah. Ze was er niet meer.
Promotieplek
Hannah was sprankelend en levenslustig, vertellen haar ouders. Ze had oog voor de mensen om haar heen, wist precies wie hulp nodig had. Al op de basisschool nam ze kinderen mee omdat die het thuis moeilijk hadden, bijvoorbeeld omdat hun moeder ziek was. Hannah leefde intens, nam alles in zich op wat er om haar heen gebeurde. Een gave én een opgave, want iedereen zien, daar word je ook intens moe van. Ze worstelde ermee.
Hannah had hart voor de natuur. Als kind ontfermde ze zich over vlinders met een lamme vleugel. Ze vond slakken, verzamelde steentjes en speelde het liefst met blote voeten in het gras.
„Hannah was al vroeg met God bezig”, zegt Gert-Jan. „Beter gezegd: God was al vroeg met Hannah bezig.” Al jong hield ze van Hem.
Op het Driestar College was wiskunde haar favoriete vak. Hannah was intelligent en anderen vaak al drie stappen vooruit in haar denken. Altijd moest haar hoofd uitdaging hebben. Daarom koos ze Grieks als extra vak toen ze studeerde op het All Nations Christian College, een zendingsschool in de Engelse stad Ware, iets boven Londen. Dat hadden ze daar nog nooit meegemaakt.
Lange tijd dacht Hannah: ik ga het onderwijs in. Ze deed een bachelor technische natuurkunde op de universiteit in Delft. Daarna behaalde ze een master in biomedische techniek. Even twijfelde ze: zal ik theologie ernaast doen? Nee, toch niet. „Ik kan er niet een beetje van God naast doen”, vond ze. Het was fulltime of niet.
Hannah studeerde af op een onderzoek naar de vraag hoe MRI-scans in ontwikkelingslanden konden worden ingezet. In Delft wilden ze haar dolgraag houden, ze mocht er promoveren. Hannah worstelde ermee: moet ik dit doen? Ik heb deze gaven gekregen, wat vraagt God nu van mij? Het werd haar kwalijk genomen dat ze van de promotieplek afzag.
In plaats daarvan koos ze voor een tussenjaar waarin ze een Bijbelschool ging volgen. In dat jaar zou de weg haar duidelijk worden, verwachtte ze. Toen ze na drie maanden bij All Nations terugkeerde voor verlof, wist ze het al: ze zou doorgaan en zich voorbereiden op een uitzending. Om fulltime te werken in Gods Koninkrijk.
Haar verlangen om dienstbaar te zijn werd ook gevoed in Ethiopië. Tijdens en na haar studie ging ze een paar maanden aan de slag bij stichting Addis Alem, die hulp en scholing biedt aan de allerarmsten. Hannah gaf er trainingen aan zondagsschoolmedewerkers en maakte een module voor het kinderwerk. Via een maaltijd voor daklozen ontmoette ze Solomon, die op straat leefde en vaak dronken was. Hannah leerde hem hout bewerken en gaf hem zo een doel in zijn leven. Het raakte de man dat zij haar neus niet voor hem optrok, ondanks dat hij van de straat kwam en naar alcohol stonk. Hij bleef komen en werd een ander mens. Inmiddels runt hij zelf de werkplaats waar mensen van de straat komen.
Gesloten gebied
Hannah wist dat ze met haar intelligentie dienstbaar kon zijn in een gesloten land, waar evangelisatie niet is toegestaan. Daar zou ze dankzij haar academische graad vrij eenvoudig kunnen binnenkomen als ‘tentenmaker’. Juist omdat ze wist dat ze op die plek van grote betekenis kon zijn, kon ze geen nee zeggen.
Je zou blij moeten zijn als je kind de zending ingaat, beseften haar ouders. Maar ze maakten zich ook zorgen: hoe zal het straks gaan, zeker in een gesloten gebied? Je kind loslaten is misschien wel het moeilijkste wat er is, merkten ze toen al.
Zo’n moeilijk moment was er ook afgelopen maart. Hannah was op verlof en had een groep vriendinnen van All Nations meegenomen. Prachtig, vonden haar ouders, al die jonge mensen die willen uitgaan om het Evangelie te verkondigen. Maar toch. Die prangende vraag kwam ook boven: Hoe zal dat straks zijn?
Een vriendin uit Hongkong drukte Jojanneke op het hart: „Hannah is niet van jullie.” Ze had zoiets ook tegen haar eigen moeder gezegd. Haar woorden klonken hard. Maar sindsdien lukte het steeds meer om Hannah los te laten. Dat kon alleen omdat Iemand anders haar vasthield. „Ze was niet in de eerste plaats ons kind”, zegt Jojanneke weer. „Ze was als eerste en boven alles een kind van God.”
Ook Hannah zelf leerde wat loslaten betekent, die laatste maanden van haar leven. Eerder worstelde ze met de vraag: waar moet ik heen? Welke organisaties ga ik benaderen? Ze wilde graag plannen, de zaken organisatorisch op de rit hebben. Maar raakte ervan overtuigd dat God de toekomst duidelijk zou maken. Die rust maakte haar de laatste maanden ontspannen en blij.
Fietsreis
In 2018 ging Hannah voor het eerst mee met een fietsreis van Chadash. Het werd een jaarlijks hoogtepunt: een week lang fietsen in Frankrijk en ’s avonds Bijbelstudie doen. „De gemiddelde jongere in Nederland heeft moeite met doorzetten en haakt af bij tegenslag”, legt ds. Martin van Oordt, oprichter van Chadash en hervormd predikant in Delft, uit. „In de bergen leren mensen stug doorgaan – met anderen naast zich. Ik zeg altijd: Als je denkt dat je niet meer kunt, ben je nog niet eens op de helft.”
Juist doordat jongeren overdag samen fysiek bezig zijn, ontstaat diepgang in de gesprekken, zegt Gertrude van Rijn, begeleider van de groep. „Als je uitgeput raakt op weg naar boven, durf je ook in een gesprek over het geloof kwetsbaar te zijn en te zeggen: Soms kan ik niet meer. Jongeren delen hun vragen en bemoedigen elkaar.”
De combinatie van Bijbelstudie en sport – dat was ook hoe Hannah haar werk in de zending voor zich zag. Via sport wilde ze in verbinding komen met mensen, juist in een gebied waar praten over het christelijk geloof verboden is.
De twee reisleiders hielden ook door het jaar heen contact met Hannah. Bij Gertrude thuis deed ze met een groepje meiden Bijbelstudie. En toen ze in Delft studeerde, ging ze weleens langs bij ds. Van Oordt, die eerder predikant in Bodegraven was. Ze besprak wat haar bezighield, waarmee ze worstelde, wat haar dwarszat.
Hannah genoot van het fietsen. Ze had weinig moeite de berg op te komen. De reisleiding zag haar vooral groeien op sociaal vlak. In de eerste jaren ontweek ze de drukte van de groep weleens. Tijdens de maaltijd trok ze zich soms letterlijk terug op haar kamer. Praten en kletsen over van alles en nog wat, dat vond ze lastig. Liefst ging ze meteen de diepte in. Maar juist de Chadash-vakanties droegen eraan bij dat dat veranderde.
De dag voor het ongeluk vertelde Hannah aan ds. Van Oordt wat de reizen voor haar hadden betekend. Twee uur lang zaten ze aan het meer aan de voet van het kamphuis. Deze zomer was het de zesde en laatste keer dat ze meeging, legde ze uit. Volgend jaar zou ze óf uitgezonden worden óf op werkvakantie gaan. Het was alsof ze er een soort verantwoording over aflegde.
Deze zomer stond de Filippenzenbrief centraal tijdens de Bijbelstudies. Paulus schrijft daar hoe hij wordt gedrongen door het verlangen om heen te gaan en bij Christus te zijn, maar tegelijk ziet hij dat het voor het werk in Gods Koninkrijk noodzakelijker is om te blijven leven. „Het leven is voor mij Christus, het sterven winst.”
De leiding worstelde er vooraf mee: hoe gaan we deze boodschap dicht bij jongeren brengen, die allemaal bruisen van leven? Hun zorgen bleken overbodig: Hannah vertelde tijdens een Bijbelstudie dat ze zich zo herkende in Paulus. Het liefst zou ze bij Jezus zijn.
Mysterie
Hannah geniet intens van haar laatste reis. Elke morgen staat ze een uur eerder op. Dan houdt ze stille tijd bij het meer aan de voet van het kamphuis. Op donderdagochtend 3 augustus leest ze Romeinen 15. Vooral vers 13 spreekt haar aan: „De God nu van de hoop moge u vervullen met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat u overvloedig bent in de hoop, door de kracht van de Heilige Geest.” Ze appt de tekst door aan vriendinnen van All Nations. Ook stuurt ze een fotootje van de plek waar ze zit, met de zon die opkomt achter de bergen. Het licht schijnt al op de toppen; de zon zelf is nog onzichtbaar. Hannah bemoedigt de meiden met een geestelijke les die ze erin ziet: soms zie je God zelf nog niet, maar al wel wat Hij doet.
Die middag fietst ze met een deel van de groep in de bergen. De laatste keer, want de volgende ochtend gaan ze terug naar Nederland.
Tijdens het afdalen rijden Hannah en een jongen voor de anderen uit. Hij gaat voorop, Hannah enkele tientallen meters erachteraan. Plotseling hoort hij haar roepen. Als hij omkijkt ziet hij dat ze uit balans is. Pas een heel stuk verder kan hij tot stilstand komen en terugrijden. Hannah is nergens meer te bekennen. Vreemd, want ze reden niet in een bocht. De weg is ook niet supersteil of smal, maar twee banen breed, met een witte streep in het midden en zonder steentjes of andere oneffenheden. Auto’s rijden er op dat moment niet.
De jongen zoekt in de buurt van de plaats waar hij Hannah voor het laatst zag. Voorbijgangers helpen mee, onder wie brandweermannen die ook nog eens redelijk Engels spreken – uniek in die regio. Ze vinden Hannah een stukje naast de weg in de struiken, met fiets en al. Hoe ze daar terechtkwam, blijft een mysterie. Hannah fietste rechts, maar is aan de linkerkant van de weg geraakt. Haar remmen deden het, ze droeg een helm en was niet iemand die risico’s nam. Een boom links van de weg is beschadigd. Vermoedelijk heeft ze die in haar val geraakt.
Als de reisleiders ter plaatse komen, klautert Gertrude meteen naar beneden. Hannah is buiten bewustzijn en ademt zwaar, maar heeft geen schrammetje of gescheurde kleding. Gertrude slaat haar arm om Hannah heen en probeert contact te krijgen. „God is bij je. Hij gaat met je mee”, zegt ze. „Je bent niet alleen.” Ze merkt niet of Hannah het hoort.
Een traumahelikopter neemt haar mee naar het ziekenhuis. Waar precies, dat kunnen de hulpverleners nog niet zeggen. De reisleiders laten hun contactgegevens achter bij de politie en spreken af dat ze erover gebeld worden. Terug in het kamphuis treffen ze een verslagen groep aan.
Wat ze dan nog niet weten is dat hun een vreselijke nacht te wachten staat. Een nacht waarin ze tevergeefs wachten op een telefoontje waar Hannah is.
Hersenbeschadiging
In Bodegraven pakken Hannahs ouders die donderdag de koffers in voor hun vakantie die bijna begint. Als Martin van Oordt belt over het ongeluk, aarzelen ze geen moment. Een kwartier later zitten ze in de auto, op weg naar Zuid-Frankrijk.
Maar waarheen? Grenoble ligt vlakbij en lijkt dus het meest logisch. Vanuit de auto hebben ze contact met de verzekeringsmaatschappij. Na wat rondbellen laat die echter weten dat Hannah niet in Grenoble ligt. De paniek slaat toe. Wáár is hun dochter? „Ze kan dus al overleden zijn zonder dat iemand het weet?!” roept Jojanneke door de telefoon. „Ja, dat kan”, bevestigt de stem aan de andere kant van de lijn.
Onderweg naar Grenoble rijden de ouders langs Lyon, de dichtstbijzijnde grote stad. Als Hannah niet in Grenoble is, kan de traumahelikopter zijn uitgeweken naar een ziekenhuis in de buurt. Lyon lijkt dan het meest aannemelijk. Ze nemen de afslag, gaan een willekeurig ziekenhuis binnen en dwalen door de donkere gangen, op zoek naar hulp. Bij de eerstehulppost vinden ze een bereidwillige dame. Hannah is hier niet, meldt zij. De vrouw belt andere ziekenhuizen in Lyon, maar ook daar is Hannah niet.
Haar ouders zijn ten einde raad. De hele nacht hebben ze gereden en nu kan niemand vertellen waar ze hun dochter kunnen vinden. En of ze nog in leven is.
De dame in Lyon wil hen graag helpen en belt nóg eens naar alle ziekenhuizen in Grenoble. Ze vertelt hoe laat Hannah ongeveer binnengebracht is en welk letsel ze mogelijk heeft. En dan blijkt dat ze in Grenoble geregistreerd staat met een verkeerde achternaam: Njisse – Fransen kennen de ij-klank niet.
Rond halfzeven komen haar ouders aan in Grenoble. Hun dochter ligt in kunstmatig coma, vertelt een dokter. „Houd er rekening mee dat ze kan overlijden. Misschien vandaag al.” De hersenbeschadigingen maken volgens de arts duidelijk dat Hannah er zeer slecht voor staat. „De komende uren kunnen beslissend zijn. En de komende drie tot vijf dagen zijn zeer risicovol. Áls ze daar doorheen komt, willen we proberen haar na twee weken uit coma te halen. En dan is het nog maar de vraag of ze kan leven met de hersenbeschadigingen die we nu al zien.” Er zijn twee opties: of Hannah overlijdt, of ze is levenslang gehandicapt.
De ouders lopen achter de man aan. Ze zien hun dochter in een bed liggen. Een Hannah die zo anders is dan ze kennen. Zo kwetsbaar en stil. En vandaag kan ze sterven.
Even is er paniek. De ouders verlaten de kamer om de reisleiding en familie te informeren. Als ze weer terugkomen bij het bed, lijkt het alsof er een andere Hannah ligt. Een Hannah die rust in Gods Vaderhand. En ze weten: God is goed. Hij is erbij. Bij Hem is ze veilig. Ze weten het, tot op de dag van vandaag: Hannah is niet als eerste van ons. Ze is van God. En Hij zorgt voor haar.
Hemelpoort
Het kamphuis van Chadash wordt het logeeradres van Gert-Jan en Jojanneke. De eerste dagen zijn ze daar samen met Martin en Gertrude, later met hun kinderen en nabije familie. Samen staan ze om Hannah heen. Samen knielen ze voor haar bed. Samen leggen haar in Gods hand: het is aan Hem. Haar ouders moeten haar loslaten. Ook letterlijk: na een paar dagen mogen ze hun dochter niet meer aanraken omdat dit verstorend kan werken op de hersendruk.
Intussen stijgen van over de hele wereld gebeden op om een wonder. In Bodegraven houden christenen uit meerdere kerken bidstonden. Mensen uit het hele land geven gehoor aan gebedsoproepen, vaak zonder dat ze Hannah kennen. Zendingswerkers en studenten van All Nations in allerlei landen bidden 24 uur per dag via Zoom-meetings. Familie en vrienden in Israël, Ethiopië en meer plaatsen smeken God om een wonder. Wat zou het mooi zijn als Hij die gebeden verhoort, zeggen de mensen. Als Hannah geneest en toch de zending in kan.
Intussen vecht het medische team in Frankrijk voor Hannahs leven. Maar steeds zijn haar hersenen te lang afgesloten van zuurstof. Ze krijgen het niet onder controle.
Woensdag zegt de arts: „We have to let her go.”
Vlak voordat Hannah sterft staan de ouders nog één keer bij haar bed. Hoewel hun dochter waarschijnlijk niets hoort, vertellen ze het haar toch: „Hannah, God is goed. Hij houdt je vast. Bij Hem ben je veilig. Hij brengt je thuis.” Ze weten dat ze bereid is te sterven en vertellen dat haar een hemel wacht waar geen pijn meer zal zijn.
Voor haar ouders is het alsof ze bij de hemelpoort staan. Een poort waardoor Hannah binnengaat in het echte leven. Ja, ze zál leven. Meer dan de levenden rond haar bed.
Als Hannah is thuisgehaald, gaat de poort dicht. Haar geliefden moeten terug. Terug de wereld in. Een nieuwe wereld, zonder Hannah.
Het is onmogelijk. Het is mogelijk met God.
Winst
Donderdagochtend komt het definitieve bericht: Hannah is overleden. Haar hersenen zijn beschadigd, haar kaak en een nekwervel zijn gebroken, maar de rest van haar lichaam heeft geen schrammetje. Wat ze van haar Schepper had gekregen, stelde Hannah graag ter beschikking aan de mensen om haar heen. Haar ouders zijn ervan overtuigd dat dit ook geldt voor haar lichaam. Daarom geven ze met vrijmoedigheid toestemming voor orgaandonatie.
Twee weken later preekt ds. Van Oordt in de rouwdienst over Filippenzen 1, het Bijbelboek waar de fietsers in Frankrijk zich over bogen. Over Paulus die ernaar verlangde om bij Jezus te zijn, maar ook zag hoe noodzakelijk het was om God op aarde te blijven dienen. „Het leven is voor mij Christus, het sterven winst.”
De boodschap van het Evangelie moet verder, zegt de predikant. „Wat nu Hannah weggevallen is? Wie van u, wie van jullie, gehoorzaamt de oproep om het Evangelie van Jezus Christus waardig te wandelen?” Hij haalt de roeping van Jesaja aan, waar hij met Hannah over sprak. „Wie zal Ik zenden? Wie zal voor ons gaan? Hannah zei: Zie, hier ben ik. Zend mij.” Hij kijkt de kerk in. „Wie neemt haar antwoord over?”
„God moet ons allemaal wel ongelooflijk veel kracht gegeven hebben”, zeggen Hannahs ouders tegen elkaar als ze de dienst later terugkijken. „Hoe hebben we dít anders gekund? Hoe hebben wij daar kunnen zingen ”Hoe groot zijt Gij”? Hoe heeft Martin daar kunnen preken?”
Deze God heeft de gebeden om een wonder verhoord, geloven ze. De verhalen van mensen die veranderd zijn door het sterven van hun dochter, kunnen ze inmiddels niet meer op twee handen tellen. Mensen zijn wakker geschud, tot geloof gekomen, weer met God gaan leven.
Neem de jongere die dacht dat hij het leven zelf wel aankon. Door dit sterven besefte hij: ik kom er niet in eigen kracht. Hij verbaasde zich over de vreugde die hij, naast het verdriet, bij Hannahs ouders zag. Nu gaat hij zijn weg in afhankelijkheid van God.
Neem de puber uit Engeland die opgroeide in een bijna ongelovig gezin. Toen ze hoorde over Hannahs geloof, raakte dat haar hart.
Neem de vrouw die worstelde met de wreedheid van het ongeluk. Waar was God op die berg? Als het zo moet, laat dan maar, dacht ze. Maar toen ze op de begrafenis Gods Woord hoorde, hielden die harde gedachten niet langer stand.
Neem het meisje dat weinig meer met het geloof had. Toen ze zag hoe mensen baden of Hannah mocht blijven leven en dat niet gebeurde, werd ze alleen maar cynischer. „Ik zei het toch, naar God hoef je niet te gaan. Je hebt er niets aan.” Ze keek online mee met de dienst en kon niet meer volhouden dat God niet hoort. „Nu weet ik dat Hij God is en dat Hij wel degelijk aanwezig is”, zei ze.
Het verwondert Gert-Jan en Jojanneke als ze horen hoe God doorgaat met Zijn werk. De duivel heeft het aan alle kanten verloren, zien ze. „Hij wilde dit sterven gebruiken om het werk van Chadash onderuit te halen, om cynische mensen nog cynischer te maken, om ons het geloof te ontnemen. Het is niet gebeurd, integendeel. Gods werk gaat krachtig door.” Bij tijden tilt het hen boven hun verdriet uit. Hannah verlangde ernaar velen te bereiken met de blijde boodschap van het Evangelie. Het gebeurde, wonderlijk en zo anders dan gedacht. „Haar leven is rijk gezegend; haar sterven minstens zo”, zegt haar moeder.
Danken
Gert-Jan en Jojanneke baden elke avond voor hun kinderen: Marjolein, Hannah, Tim. Hannahs naam niet meer noemen was een onmogelijk iets. Ook al hoefde het niet meer, omdat zij alles heeft. Daarom danken ze nu elke avond voor Hannah. Dat ze veilig is bij God, dat ze het zo goed mag hebben bij Hem. Voor wie Hannah geweest is en voor de wonderen die God na haar overlijden doet in harten van mensen. Daarna bidden ze ook of God door wil werken. Of Hij kracht blijft geven om het verdriet te dragen.
Mensen vertellen hun dat ze weleens hebben gedacht: hoe zal het zijn als mijn kind iets overkomt? Wat als ik bij het sterfbed van mijn kind sta? „Stop maar met denken”, antwoorden ze dan. „Het is veel erger dan je je kunt indenken. Er is ook geen draaiboek voor. Maar weet: als het gebeurt, krijg je de kracht.”
Andere mensen vroegen hun waarom uitgerekend Hannah moest sterven. Zij wilde toch dienen in Gods Koninkrijk? Die vragen hebben haar ouders ook. Maar ze hoeven geen antwoorden. „Omdat we weten dat God erbij was. Hij gaat soms kromme wegen. Wegen waarvan wij denken: dit loopt fout. Maar we mogen vast geloven dat Zijn weg goed is. God weet echt wel wat Hij doet. En Hij is goed. Blijkbaar was Hannahs taak op aarde klaar.”
Er zijn dagen dat de ouders niet meer kunnen van verdriet. Dan denken ze aan het lied ”Always Good”, dat Hannah op de ochtend van het ongeluk aan vriendinnen stuurde. Vertaald: „Het duister kan diep worden/ de schaduwen vallen/ maar U zult trouw en waarachtig zijn/ aan Uw barmhartigheid komt geen einde/ Uw liefde zal niet opdrogen.”
Soms vragen ze zich af: hoe kunnen we, misschien nog wel dertig jaar, leven met dit verdriet? „Onmogelijk. Maar als wij ons oog vestigen op Jezus vervaagt het intense verdriet. God geeft kracht voor vandaag. Of voor dit uur. De achterliggende maanden was er geen moment waarop Hij ons alleen liet. Daarom hoeven we niet bang te zijn voor morgen. Hij blijft Dezelfde.”