Waarom geven ouders (g)een naam bij een miskraam?
Ukkie, Sam en Juda. Als een kindje in de eerste helft van de zwangerschap overlijdt, zijn er ouders die het een naam geven. Is hun voorbeeld het navolgen waard of zijn er ook goede redenen om geen naam te geven?
Een zwangerschap geeft meestal reden tot blijdschap. Vanaf de positieve uitslag van de zwangerschapstest kijken ouders uit naar het moment waarop de baby –huilend– ter wereld komt. Een op de vier vrouwen in Nederland weet uit ervaring dat het anders kan lopen. Haar kindje overleed na kortere of langere tijd in de baarmoeder. Hoe priller de zwangerschap, hoe groter de kans hierop.
Als er in die omstandigheden zorg nodig is, spreken professionals soms over het kindje in termen als embryo of vrucht. Voor ouders kan dat jargon bevreemdend werken. In hun beleving gaat het om een kindje, ook als dat bij een zwangerschap van twaalf weken nog geen 6 centimeter groot is. Christenouders weten bovendien: dit ongevormd begin is een levende ziel.
En dan de vraag of je een naam geeft aan een baby die kort en alleen in de baarmoeder heeft geleefd. Miriam van Kreij van Miskraambegeleiding Nederland en auteur, hoort er steeds vaker over. „Op internetfora bijvoorbeeld. En ik hoor het ook van de ouders die ik begeleid, onder wie christenen.” Toch betekent dat volgens haar niet automatisch dat het vaker gebeurt. „De openheid over verlies in de zwangerschap is toegenomen. Het kan dus zijn dat ouders hun kind vroeger ook een naam gaven, maar niet de ruimte voelden om daar met anderen over te praten.”
Ouders die hun kindje een naam geven, komen daar op verschillende manieren toe, merkt Van Kreij. „Er zijn er die al een naam hadden bedacht en bij dat idee blijven. Ze hadden die voor het leven willen meegeven. Ook bij vroegtijdig overlijden vinden ze het passend dat het die naam draagt, omdat die voor hun gevoel helemaal bij dit kindje hoort.”
Werktitel
Dat kan een specifieke naam zijn, zoals Anne of Klaas, maar dat hoeft niet. Het kan ook een algemene zijn. Van Kreij noemt dat een werktitel. Voorbeelden zijn Ukkie en Kruimeltje, namen die ouders vanaf het eerste moment kunnen gebruiken, of ”ons jongetje” of ”ons meisje”, dat bruikbaar is vanaf het moment dat het geslacht bekend is. „Komt het kindje vroegtijdig te overlijden, dan kiezen sommigen ervoor deze naam te blijven gebruiken.”
Krijgt een kindje een naam voordat duidelijk is of het een jongen of een meisje is, dan kiezen sommige ouders voor een naam die bij beide geslachten past, zoals Sam en Noa.
Van Kreij ziet ouders voor hun overleden kindje een naam kiezen die past bij wat ze geloven over het leven na de dood. Christelijke ouders laten het geloof doorklinken in namen als Juda, Hanna, Joël en Ruth. Niet-christelijke ouders kiezen eerder voor Sterretje, Vlindertje of Engeltje.
Niet-passend
Naast al deze overwegingen om een naam te geven, zijn er ook overwegingen om geen naam te geven aan een kindje dat in de eerste helft van de zwangerschap overlijdt. Van Kreij: „Ouders kunnen het als niet-passend ervaren om dit prille kindje een naam te geven. Het kindje was er voor hun gevoel nog niet aan toe om een naam te dragen.”
Een andere reden die Van Kreij signaleert, is dat ouders al een naam in gedachten hebben, maar die alleen aan een levend kind willen geven. Dat kan zo zijn bij vernoemingen. Als van generatie op generatie een naam in de familie is, geven ouders van nu deze naam soms liever niet aan een overleden kindje. „Daar zie ik een verschil met vroeger. Toen gebruikten ouders de naam van een overleden kind namelijk opnieuw. Als Piet overleed en er werd weer een jongen geboren, dan heette hij ook Piet. Dat was verwarrend voor de tweede Piet. Die voelde iets van het verdriet dat er was, maar als ouders er geen woorden aan gaven, bleef het voor hem iets onbestemds en ongrijpbaars. Dat kan grote impact op iemands leven hebben. Wellicht wist hij wel van een grafsteen waar Piet op staat.”
Dat een naam opnieuw wordt gegeven, ziet Van Kreij tegenwoordig niet meer gebeuren. De ingrijpende gebeurtenis klinkt op andere manieren door in de naam van een volgend kind. Op internetforum Babybites vertelt een moeder dat ze na vier miskramen haar zoon Quinn (vijfde) noemt.
Erkenning
Het antwoord op de vraag of je als ouders je kindje een naam geeft, kan door de jaren heen veranderen. Marianne van der Zalm-Grisnich van de reformatorische vereniging In de knop gebroken had via de hulplijn van de vereniging contact met een vrouw die tobde over het verlies van hun dochtertje. Na vijftig jaar hebben de ouders hun kindje een naam gegeven en het ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). „De angst dat hun omgeving dit vreemd zou vinden werd niet bewaarheid. De ouders krijgen nu de erkenning en het begrip die toentertijd ontbraken”, stelt Van der Zalm.
Hoewel het aan de ouders is om te beslissen of ze een naam geven, krijgen ze via diverse kanalen de boodschap dat wel een naam geven noodzakelijk of op z’n minst de beste optie is. In de patiëntenfolder ”Verlies van een kind tijdens zwangerschap of rond bevalling” van ziekenhuis Isala staat: „Het is aan te bevelen uw kind een naam te geven. Zo voorkomt u dat u achteraf over ”het” of over ”de baby” moet praten. Met een naam wordt het kind ook voor mensen uit uw omgeving echt uw zoontje of dochtertje.”
Ook een ambtenaar van de burgerlijke stand kan meewerken aan het idee dat een naam geven nodig is, als hij de regels rond het registreren van een levenloos geboren kind niet kent. Van Kreij werd eens gebeld door een ouder die zijn kindje wilde laten inschrijven in de BRP. De ambtenaar beweerde dat hij het kindje alleen kon registreren als er een naam was. Dat is pertinent onjuist, stelt Van Kreij. „Alleen een datum is verplicht. Geslacht en naam zijn in de BRP mogelijkheden, geen vereisten.”
Wie op internet zoekt naar wat miskraamcoaches ouders adviseren rond naamgeving, ziet dat er onder hen ook zijn die sterk leven met het idee dat wel een naam geven de beste optie is. Deze praktijk stuit Van Kreij tegen de borst. Ze nodigt deze hulpverleners graag uit voor haar bijscholingscursus. Ouders dwingen tot het geven van een naam, helpt hen niet, is haar stellige overtuiging. In de begeleidingsgesprekken die ze zelf voert, roert ze het onderwerp naamgeving niet uit zichzelf aan. Ze laat het initiatief volledig bij de ouders liggen. „In de cursus laat ik zien dat er veel manieren zijn om met dit verlies om te gaan. Ik leer ze hoe ze ouders zelf kunnen laten ontdekken wat bij hen past.”
Dat Van Kreijs boodschap bij cursisten beklijft, daarvan zijn drie christelijke miskraamcoaches het bewijs. Annemarie de Bruin van Stilbegin Coaching mailt: „Voelt het goed om een naam te geven, doe dat vooral. Merk je dat je het lastig vindt, dan is dat ook goed. Je hoeft geen naam te geven. Het leven is bij God bekend, met of zonder naam hier op aarde. „Eer iets van mij begon te leven, stond alles in Uw boek geschreven”, Psalm 139.”
Hannah Willemsen-Oudijn van Stilgeboortebegeleiding Veluwe benadrukt dat het voor een coach belangrijk is om geen oordeel te hebben over het geven van een naam. De keuze ligt wat haar betreft bij de ouders. Toen zij en haar man zelf voor de keuze stonden, hebben ze hun kindje wel een naam gegeven: Samuël. „Het was meer symbolisch dan om het geslacht aan te geven. Wij weten namelijk niet of ons kindje een jongen of een meisje was, maar dit voelde voor ons beiden passend.”
Ook Sijke Kok van Praktijk Berouwbaar laat ouders vrij in hun keuze. Zelf koos ze er met haar man voor om hun kindje dat na een zwangerschap van zeventien weken overleed geen naam te geven. Het volgende gedicht van Jacobus Revius, uit de tijd waarin een kind bij de doop zijn naam kreeg, sterkte hen in die overtuiging.
Nameloos
Mijn naam en vraag mij niet. Ontijdelijk geboren,
Eer ik het leven kend’ had ik het al verloren.
Het zegel des verbonds onwetend ik gemis,
Dies mij ook gene naam alhier gegeven is.
God, die van eeuwigheid tot een veel beter leven
Mij in des levens boek had nameloos geschreven,
Heeft mij om Christus’ naam ten hemel ingeleid,
Waarin alleen bestaat des mensen zaligheid.
serie Pril verlies
Dit is deel 1 in een serie over verlies in de eerste helft van de zwangerschap. Volgende week deel 2.