Klussen tussen kapotgeschoten huizen, bulten puin en getraumatiseerde Oekraïners. Stichting Hope4Ukraine organiseert groepsreizen om in het oorlogsgebied een steentje bij te dragen aan de wederopbouw. Drie deelnemers van de laatste reis blikken terug.
Ervaring met klussen had Maureen Havenaar (29) niet. „Maar wat is mooier dan mensen helpen die geen dak meer boven hun hoofd hebben?” vraagt de verpleegkundige uit Groningen zich hardop af. En dus stapte ze twee weken geleden voor de vijfde keer in een busje van Hope4Ukraine, op weg naar het door oorlog geteisterde land. „Het verlangen om anderen te helpen werd aan het begin van de oorlog in mijn hart geboren”, vertelt ze.
Je hoeft geen vakman te zijn om mee te gaan, verzekert Gerben Huisman, voorzitter van Hope4Ukraine. „Als je maar je handen uit de mouwen wilt steken. Heb je geen ervaring, laat iemand je dan uitleggen hoe iets moet en probeer het gewoon. Vaak lukt het prima.” De groep werkt onder begeleiding van lokale bouwvakkers. Vaak gaan met een reis ook vaklui uit Nederland –deze keer een elektricien en een aannemer– mee.
De reizigers verblijven altijd in een conferentieoord op het terrein van een kerk in Irpin. Die kerk bepaalt ook waar de klussers aan de slag gaan. Huisman: „Ze krijgt allerlei aanvragen en prioriteren die door te kijken of het bijvoorbeeld gaat om ouderen, mensen met een klein sociaal netwerk of vrouwen met een man en kinderen in het leger.”
Gerrit Woudstra (65) uit het Friese Stiens ging voor de eerste keer mee. De hovenier heeft sinds zijn pensioen in oktober „alle tijd”. Er komt zeker een vervolg, zegt hij. „Toen we die zaterdagavond uit het busje stapten, voelde ik me meteen verbonden met de Oekraïners. Die mensen stralen, midden in alle ellende, uit dat ze God kennen. Je voelt hun dankbaarheid en liefde, en de bloedband die we hebben in Jezus Christus. Als één lid lijdt, lijden alle leden mee.”
Code rood
Reizen naar Oekraïne brengt volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken „grote veiligheidsrisico’s” met zich mee. Het overheidsadvies luidt dan ook: doe het niet. Toch twijfelde David Overkempe (35) uit Leeuwarden niet om –voor de vijfde keer– naar het oorlogsgebied te gaan. „Het klinkt alsof ik de situatie bagatelliseer, maar de kans is zo klein dat er precies op de plek waar jij zit iets gebeurt. Het is het niet waard om maar thuis te blijven, terwijl we daar zoveel goeds kunnen doen. Mijn moeder zegt altijd: „Weet dat je met God gaat.” Niet dat er dan niks gebeurt, maar dat geeft mij rust.”
Ook Havenaar vond de gevaren geen reden om niet te gaan. „Ik ben best avontuurlijk ingesteld. Inmiddels is mijn familie eraan gewend, maar in het begin vond mijn vader het vreselijk. Hij probeerde me ervan af te praten.” Wat helpt, is dat ze haar familie goed op de hoogte houdt. „Mensen hebben soms het idee dat je te midden van een grote smeulende hoop zit. Als ik met ze videobel, zien ze zelf ook dat dat niet het geval is.”
Irpin is alleen de eerste vier weken van de oorlog bezet geweest, relativeert ook Huisman. „Sinds de Russen vorig jaar april vertrokken, is er geen granaatscherf meer neergekomen.” De stichting heeft een vluchtplan klaarliggen mocht het gevaar toch dichtbij komen. „Naar de frontlinie gaan we niet en we hebben duidelijke regels. Zo mogen mensen nooit alleen op pad en moeten ze altijd een opgeladen telefoon bij zich hebben.” Tot op heden hebben zich geen onveilige situaties voorgedaan. „Maar we kunnen niks garanderen; we hebben Poetin niet aan een touwtje.”
Volgens Huisman is de stichting scherper geworden op toestemming van het thuisfront. „Bij aanmelding moeten mensen nu aangeven dat ze hebben overlegd met hun ouders of partner en dat die akkoord gaan.”
Emmer
Deze keer moest de groep op de avond van aankomst de schuilkelder in. „Ja, dan besef je toch: we zijn in oorlogsgebied”, zegt Woudstra. „Maar ik heb me geen ogenblik angstig of onveilig gevoeld. De aanvallen waren gericht op Kiev, 15 kilometer verderop.” Tijdens de anderhalf uur onder de grond speelde Overkempe op een piano in de kelder. „Ik had de liedbundel Op Toonhoogte bij me, dus ben die maar doorgegaan.”
Vorige week gingen twaalf van de achttien groepsleden aan de slag in Irpin, de rest in Moshchun. In dat dorp viel Overkempe de agressie van de Russen op. „Die zijn hier tegengehouden en hebben uit frustratie alles kapotgeschoten.” Van de 2800 woningen in Moshchun liggen er 2000 in puin. „Ik zag een vrouw in een woninkje dat nog overeind stond in die bende. Moet je je voorstellen wat het mentaal met je doet als je daar al bijna twee jaar woont.”
De klussers legden nieuwe fundering, stortten vloeren, plaatsten kachels en isoleerden daken. Ze stukten gebouwen, repareerden kozijnen en metselden muren. Ook plaatsten ze een toilethokje in de tuin van een oude vrouw. „Zij is 89 en gebruikte een emmer als wc”, vertelt Havenaar. „Echt, een varken heeft het in Nederland nog beter. Zó armoedig en smerig was haar huisje.”
Vrucht
Havenaar, Woudstra en Overkempe komen uit het noorden, maar de reis trekt volgens Huisman mensen uit het hele land. Leeftijden variëren tussen de 20 en 70 jaar. Christen-zijn is geen voorwaarde om mee te mogen: ongeveer een derde van de deelnemers is dat niet. Wel wordt van iedereen verwacht dat hij of zij aanwezig is bij de dagopening en zondags meegaat naar de kerk. Huisman: „Iedereen is welkom, maar ik zeg altijd: Als je een hekel hebt aan het geloof, wordt het lastig.”
Onvergetelijk vindt het drietal de kerkdienst in Irpin. Overkempe: „Je ziet Oekraïense teksten op de beamer, maar het mooie is dat het bij de eerste woorden een bekend lied blijkt te zijn.” Zo zingen de kerkgangers in hun eigen taal ”Als een hert dat verlangt naar water” en ”Groot is Uw trouw, o Heer”. Van lokale christenen horen de reizigers hoe Gods Koninkrijk gebouwd wordt te midden van de puinhopen: afgelopen jaar werden in Irpin honderd mensen gedoopt. Huisman: „Volgens de kerk is de helft van de Oekraïners boos op God en gaat de andere helft op de knieën voor Hem.”
Overkempe werd aan het denken gezet door de manier waarop de kerk in Irpin zich inzet. „In Nederland zijn we veel bezig met organisatie en lang niet altijd met Gods opdracht om het Evangelie te verkondigen en voor de armen te zorgen. In Oekraïne is echt niet een of andere evangelisatiecommissie die een plan uitrolt. De kerk voelt de nood, gaat aan de slag en ziet vrucht op het werk.”
Bloedbad
Voor de Oekraïners blijkt bemoediging vanuit Nederland belangrijker dan de herstelwerkzaamheden, ontdekten de reizigers. Havenaar: „Je schaamt je bijna voor al het eten dat ze uit dankbaarheid voor je neerzetten.”
Zelf keerde de groep ook bemoedigd terug. „Deze reis maakt je rijk”, zegt Woudstra. Havenaar knikt. „Eerder vond ik het normaal hoe goed we het in Nederland hebben. Ik stond daar nooit zo bij stil. Door Oekraïne is dat echt veranderd. Ik besef nu sterk hoe bepalend het is waar je wieg staat.” Bijvoorbeeld door een bezoek aan een begraafplaats bij Lviv, vorig jaar. „In Oekraïne is het gebruikelijk dat er een foto op het graf staat. Je hebt dus gelijk een gezicht bij de overledene. Ik zag toen een kist die nog boven de grond stond – voor begraven was geen tijd. De man zag er ongeveer even oud uit als ik. Op zo’n moment dringt door: dit had ik ook kunnen zijn.”
Ook de verhalen van de bevolking maken diepe indruk op de reizigers. Woudstra hoorde van een vrouw die haar huis niet uit wilde, terwijl iedereen om haar heen op de vlucht sloeg. „Ze ging in een kamertje zitten en bad onophoudelijk. Het wonderlijke is dat de beschietingen alle kamers van haar huis raakten, behalve de ruimte waarin zij zat.”
Mensen luchten volgens hem graag hun hart over het leed dat hen is aangedaan. „Ze zijn blij dat iemand luistert”, merkte ook Overkempe. Om die reden gaan groepen tijdens de reis soms ook naar Boetsja, waar de Russen in de begindagen van de oorlog een bloedbad aanrichtten. Huisman: „We zijn geen ramptoerist. Het is de kapelaan, die ons dan meeneemt naar het massagraf achter zijn kerk, die zegt: „Wij laten jullie onze pijn zien, in de hoop dat jullie daar een klein beetje van wegnemen.”