Kort voor de verkiezingen verschijnen er om de haverklap peilingen, maar wat vertellen zulke kiezersonderzoeken eigenlijk? Hoe dan ook kan er nog een verrassing op volgen.
Potentie
Het beeld in de drie slotpeilingen –van I&O Research, Ipsos en Maurice de Hond– die dinsdag verschenen, is duidelijk: drie partijen –VVD, PVV en GL-PvdA– gaan aan kop en strijden om de grootste te worden. Op enige afstand volgt NSC, de partij van Pieter Omtzigt. Daarbij moet worden opgemerkt dat alle vier partijen volgens I&O de potentie hebben de grootste te worden.
Een eerste belangrijke kanttekening bij peilingen is dan ook dat er een grote groep kiezers is die pas in een laat stadium een definitieve stemkeuze maakt. Volgens I&O gold dit dinsdag nog voor niet minder dan 63 procent van de kiezers. Peilingen tellen echter altijd keurig op tot 150 zetels, waardoor het verschil tussen overtuigde en twijfelende kiezers niet in één oogopslag te zien is.
Ook belangrijk bij peilingen is dat er marges gelden en dat verschillen tussen partijen op toeval kunnen berusten. In de slotpeiling van I&O staat de PVV op 28 zetels en VVD en GL-PvdA beide op 27. „De partijen zijn statistisch niet van elkaar te onderscheiden”, merkt het bureau hierbij op. Die toevoeging is begrijpelijk als je bedenkt dat in een peiling de stemvoorkeur van zo’n 2000 respondenten wordt geprojecteerd op zo’n 10 miljoen kiezers.
Relevant is verder dat peilingen –al dan niet indirect– óók de uitslag kunnen beïnvloeden. Zo kunnen kiezers er strategisch door gaan stemmen. Over PVV en GL-PvdA schreven onderzoekers van I&O maandag dat kiezers strategisch naar deze partijen trekken „uit angst dat de ander een belangrijke rol zal spelen in de volgende regering”.
Ernaast
Peilers benadrukken niet voor niets dat hun kiezersonderzoeken geen voorspellingen zijn, maar momentopnames. Het is dan ook te makkelijk om meteen na de verkiezingen te zeggen dat de peilingen ernaast zaten, al kan de kwaliteit van een peiling zeker een deel van de verklaring zijn.
Bij de verkiezingen van 2021 week de slotpeiling van I&O 24 zetels af van de daadwerkelijke uitslag, die van Ipsos 26 zetels en die van De Hond 22 zetels. Voor veel partijen blijft het verschil echter beperkt tot één of twee zetels.
Maar volgens politicoloog Tom Louwerse laat het verleden zien dat de uitslag voor minimaal één partij vijf zetels of meer afwijkt. „Wat de oorzaak van de verschillen tussen slotpeilingen en uitslagen ook moge zijn, als de vorige vijf verkiezingen enige indicatie zijn, dan ligt een verrassing van vijf zetels of meer voor minimaal één partij in de lijn der verwachting”, schreef hij dinsdag op de website stukroodvlees.nl.