Hoe gaat vermogen in box 3 straks worden belast?
Er is veel te doen over het belasten van vermogen in box 3. Wat kan een belegger op de langere termijn verwachten? Maakt het fiscaal gezien nog uit of je in vastgoed gaat beleggen of niet?
Op de kortere termijn zitten beleggers nog ‘vast’ in het huidige box 3-systeem, met alle beperkingen van dien. De ene rechtszaak volgt op de andere en het laatste woord is hier nog niet over gezegd. De basis blijft nog steeds belastingheffing voor 32 procent over een geschat vast rendement, berekend over de waarde. Dat percentage wordt volgend jaar waarschijnlijk verhoogd naar 36 procent. De overheid schat dit in op basis van een paar beleggingscategorieën. Gelet op de stijgende spaarrente zal het geschatte vaste rendement op spaartegoeden vermoedelijk (licht) stijgen.
Voor de langere termijn is in september een wetsvoorstel gepresenteerd. De in het wetsvoorstel neergelegde voorgestelde aanpassingen dienen als bouwstenen voor het volgende kabinet. Hoewel het huidige demissionaire kabinet het nieuwe stelsel zelf niet kan invoeren, is de consultatie van start gegaan om verdere vertraging te voorkomen en een invoering per 1 januari 2027 mogelijk te maken.
In de kern komt het wetsvoorstel erop neer dat over het daadwerkelijke inkomen uit vermogen belasting geheven gaat worden, in plaats van over een forfaitair bepaald inkomen. Het daadwerkelijke inkomen omvat daarbij zowel het directe rendement zoals rente, huur en dividend, als het indirecte rendement, zoals de waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen. Als hoofdregel geldt dat vermogensbestanddelen aan het begin en einde van een kalenderjaar moeten worden gewaardeerd naar de op dat moment geldende marktwaarde. Het verschil is dus de beleggingswinst. Die wordt, net als de rente, huur en het dividend jaarlijks belast. Wie dus zijn aandelen Shell of zijn bitcoins met 10.000 in waarde ziet toenemen, moet hierover laten we zeggen 3.000 euro belasting gaan betalen. Dit is een indicatie: we zullen moeten afwachten wat de definitieve belastingtarieven worden, en hoe hoog de drempelvrijstelling wordt.
Voor enkele specifiek benoemde minder liquide vermogensbestanddelen geldt een uitzondering. Het gaat dan om onroerende zaken en aandelen in en winstbewijzen van een familie- of startende onderneming. De waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen zal pas worden belast bij verkoop.
Voor één extra woning in eigen gebruik (“vakantiewoning”) wordt voorgesteld om de directe inkomsten te bepalen op basis van een forfait van een bepaald percentage van de WOZ-waarde. Voor de eerste eigen woning blijven de huidige regels gelden. Buitenlands vastgoed blijft aldaar belast, daarvoor zullen in beginsel de huidige vrijstellingsregels blijven gelden.
Bij vastgoed moet dus belasting worden betaald over de verkoopwinst (even los van de eerste vakantiewoning), bij andere beleggingen over de winst die nog in het vat zit.
Bij investeringsplannen is van belang om deze ontwikkelingen, hoe pril ook, mee te nemen. Soms kan een eigen BV aantrekkelijk zijn, vooral om belastingheffing uit te stellen.
De auteur werkt bij HVK Stevens Belastingadvies.