Met inmiddels meer dan 2500 besmette bedrijven zorgt blauwtong voor onrust in de agrarische sector. En ook tot speculaties over de herkomst en verspreiding. De Wageningse universiteit doet intussen onderzoek.
Hoe komt het blauwtongvirus ineens in Nederland terecht? Sieta van Keimpema, voorvrouw van Farmers Defence Force (FDF) en kandidaat-Kamerlid voor Belang van Nederland (BVNL), heeft zo haar vermoedens. Zij richtte in een videoboodschap haar pijlen op goederentreinen met Italiaans huisvuil, op weg naar de verbrandingsoven in Amsterdam.
Een verhaal dat op het eerste gehoor best aannemelijk klinkt. De Nederlandse besmettingen betreffen immers het serotype 3, een blauwtongvariant die in Europa verder alleen in Italië voorkomt. En blauwtong wordt verspreid door knutten: kleine mugjes die zich best in een warme wagon vol groente-, fruit- en tuinafval zouden kunnen verschansen. Bovendien rijden die afvaltreinen vanuit het zuidoosten Amsterdam binnen, precies langs het gebied waar de eerste Nederlandse blauwtonggevallen opdoken.
Toch is die besmettingsroute zo goed als uitgesloten, constateren wetenschappers van Wageningen Bioveterinary Research in Lelystad. De variant die in Nederland aanwezig is, verschilt daarvoor te sterk van het virus dat in Italië rondwaart. Ook met Israël en Zuid-Afrika, andere landen waar serotype 3 voorkomt, is geen verband gevonden. Waar het virus dan wél vandaan komt? Dat is lastig te achterhalen. „Bij de vorige uitbraak in 2006 kwamen we daar ook niet precies achter”, benadrukt epidemioloog Armin Elbers. Hij onderzoekt momenteel welke knutten het virus precies verspreiden.
Op welke manieren kan het virus in Nederland zijn gekomen?
Elbers: „In veel landen in Zuid-Europa en Afrika komt blauwtong altijd voor; in Nederland duikt het virus af en toe op. In 2006 was één van de mogelijke verklaringen bijvoorbeeld dat er besmette knutten waren meegekomen met in Kenia geteelde rozen. Zo zijn er meer routes mogelijk. Er was destijds bijvoorbeeld ook een groot paardensportevenement in Aken; ook bij het transport van paarden kunnen knutten meekomen. Zo kunnen dieren die uit het buitenland geïmporteerd worden dus een besmettingsroute vormen, net als andere producten op vliegvelden.”
Wat voor onderzoek doet u momenteel?
„We hebben de afgelopen weken bij meerdere besmette bedrijven via insectenvallen knutten gevangen. Daar kunnen –zeker op warmere dagen– duizenden knutten per meting in terecht komen. Die worden vervolgens onder meer gesorteerd op soort en of ze al eerder een dier hebben gestoken. Er leven in Nederland meer dan dertig soorten knutten; bij een gemiddelde veehouderij treffen we zo’n twaalf à veertien soorten aan. Zo hopen we erachter te komen welke knutten het virus verspreiden, en of dat nog verschilt met de gegevens van de vorige uitbraak in 2006 en 2007. Misschien kan dat mede verklaren waarom het virus zich dit keer sneller heeft verspreid.”
Hoe kan zo’n virus ineens de sprong naar Nederland maken? Is dat dan altijd via een knuttensoort die ook hier voorkomt?
„Dat hoeft niet. Het kan zijn dat een besmette knut vanuit het buitenland meekomt met een transport. Als die hier een dier besmet, zijn onze inheemse knutten in staat om het virus verder te verspreiden. Maar het kan ook zo zijn dat een inheemse knut een besmet dier steekt dat net naar Nederland is vervoerd. Die knut kan vervolgens die besmetting overdragen naar Nederlandse koeien of schapen.”
Vanuit de agrarische sector klinkt ook kritiek op de plannen voor meer waterrijke natuur. Die zou de verspreiding versnellen door het hoge aantal knutten. Klopt dat?
„Nee. Knutten komen overal voor. Ze hebben wel iets van water nodig, maar zitten op veel verschillende plekken. Ze broeden in boomstronken, rottende bladeren, in de modder van slootkanten en in de mest van koeien. Vaak wel een bee-tje op de rand tussen nat en droog, maar dat soort plekken vind je in Nederland overal.”