In veel kerken is de zondag na de aanslagen van Hamas gebeden voor de Israëlische slachtoffers. Waar moeten voorgangers nu, twee weken later, voor bidden? Israël en de onschuldige Palestijnse slachtoffers? En ook voor Hamas?
Bidden om de vervulling van Gods beloften voor Israël mag zeker, vindt ds. Bonhof, maar dat moet wel „fijngevoelig” gebeuren. „Het gebed voor de slachtoffers en voor een einde aan het geweld staat nu voorop. Pas op dat je niet vanuit deze nood je eigen theologische stokpaardje gaat berijden. Maar ik zou wel bidden of Israël zijn eigen Messias mag leren kennen.”
Ook ds. W. Silfhout, voorheen lid van het Israëldeputaatschap van de Gereformeerde Gemeenten, bidt op zondag „voor de slachtoffers en de gegijzelden van Israël. Maar ook dan geldt: werkelijke vrede is alleen te vinden in de Vredevorst. Je mag bidden of de Joden tot dat inzicht mogen komen. En die vrede hoop je ook voor de Palestijnen. Want als je het leed ziet in de Gazastrook, dan breekt je hart toch ook?”„Als je voor Israël bidt, moet je dat altijd doen in relatie tot de beloften voor het volk”, stelt ds. Silfhout. „Ik vraag me weleens af of deze oorlog een van die dingen is –ook al kunnen wij niet begrijpen hoe– waardoor de Heere doorgaat met het vervullen van Zijn raad.”
Duizend woorden
Ds. J.W. Verboom, predikant van de hervormde wijkgemeente Eben-Haëzer in Apeldoorn, schreef zijn gebed afgelopen zondag uit. „Er zitten zo veel kanten aan het conflict, dat het mij moeilijk leek om dit ter plekke op de kansel te formuleren.” Zijn gebed telde duizend woorden. „Langer dan anders. Mensen in de kerk hebben behoefte aan zo’n gebedsmoment. Het vertolkt de klacht die in het hart leeft. Ook was er dankbaarheid voor de veilige repatriëring uit Israël van een reisgezelschap uit onze gemeente. Tegelijk moet het gebed voor Israël niet alleen op zondag gebeuren. Het hoort ook te leven in ons persoonlijk gebed en in de gezinnen.”Ds. Verboom bad zondag voor tal van aspecten: om „een open oog voor de lijdende Messias” bij de Joden, voor de Messiasbelijdende Joden „die in gemeenschap met Christus lijden”, om „vrede voor Jeruzalem die zal afstralen op de volkeren”, maar ook voor de Palestijnse christenen en het leed aan de Palestijnse kant. „We mogen de gebrokenheid bij de Heere brengen en zeggen: „Wij overzien dit niet. We brengen de pijn bij U. Op U is onze hoop.” Dat bewaart voor kramp.” Vragen stellen is ook belangrijk, zegt de predikant, „zoals met Psalm 80: Waarom is deze bres in de muren geslagen? En wees daarna gerust even stil.”
Twee woorden
Anders dan de drie predikanten woont zendeling Albert Knoester met zijn vrouw Esther in het door oorlog getroffen land zelf. „Als je hier woont en het nieuws volgt, wordt Psalm 83 concreet. Daar staat dat Israëls vijanden zeggen: „Laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan de naam Israëls niet meer gedacht worde.””
Knoester, die op deze sabbat over die psalm zal preken, wil „met twee woorden spreken. Aan de ene kant wil de vijand van Israël Gods plan met Israël en deze wereld dwarsbomen. Dat zal hem zeker niet lukken. Maar als je kijkt naar Gods beloften –dat Hij Zijn volk Israël genadig zal zijn en het land zal herstellen, als ze naar Hem luisteren–, dan is de vraag ook: Waarom zijn we in deze situatie terechtgekomen? God vraagt van Zijn volk dat het terugkeert naar Hem.”
Knoester beseft dat dit laatste lastig kan zijn voor Nederlandse predikanten. „Je krijgt al snel dat je als niet-Jood Israël tot bekering roept en beschuldigend naar Israël wijst: dit overkomt hun, omdat… Dat moet je niet willen. Maar we mogen wel vragen: Heere, toon het volk dat er alleen hoop is in U.”
Hoewel hij het „hartgrondig oneens” is met de theologie van veel Palestijnen over Israël, heeft Knoester toch bemoedigende mails gestuurd naar Palestijnse voorgangers die hij kent. „Ik heb ze laten weten dat we voor hen bidden dat ze het licht van het Evangelie laten schijnen. We moeten het Palestijnse volk niet haten. De overheid draagt het zwaard niet tevergeefs volgens Romeinen 13, maar voor de gemeente geldt iets anders.”
Zowel Knoester als ds. Verboom wijst op het gebed van Daniël in Daniël 9. Daarin gaat het om „pleiten op Gods verbond en daarbij de notie van verootmoediging”, legt ds. Verboom uit. „Met Israël samen zijn wij van het heilspoor afgegaan. Rechten hebben we niet. Bidden voor Israël is allereerst een geestelijke zaak, over Gods trouw aan Zijn verbondsvolk. Daarna volgt het gebed voor politiek en staat.”
Knoester: „Daniël zegt: Het gaat om Uw grote Naam. God volvoert Zijn plan met Israël, opdat we zullen weten dat de Heere God is.”
Hamas
De vier voorgangers bidden voor Israël en getroffen Palestijnen. Maar kun je ook bidden voor Hamas? „Je mag zeker voor Hamas bidden, voor bekering”, stelt ds. Bonhof. „Ik zou ook durven bidden om recht. Als christen mag je leren vergeven, maar in de Psalmen en de profeten zie je ook de schreeuw om recht.”
„Je mag bidden of de Heere de haat en woede van terroristische organisaties zoals Hamas en de Islamitische Jihad aan banden wil leggen”, zegt ds. Silfhout. Ds. Verboom: „Ik bid dat de Palestijnse christenen een licht mogen zijn, en dat daardoor Hamasmensen Jezus mogen leren kennen. Ik bid om de bekering van de Russische president Poetin, dus ook van Hamas.”
Aan het einde van het telefoongesprek moet ds. Bonhof nog iets van het hart. „Laat het gebed wegblijven bij politiek. Als je mensen op basis van hun gebed gaat wegen –zo veel voor Israël, zo weinig voor de Palestijnen– vind ik dat pijnlijk. Het gebed is te intiem, te heilig om het te wegen op het goudschaaltje van de politiek. Bidden is het uitschreeuwen naar God.”