Ouderling Kees van Burg uit Terneuzen: „Ik kon en wilde niet buigen”
Vele jaren loopt Kees van Burg (66) uit Terneuzen geestelijk in het donker. Nadat bij hem het licht doorbreekt, heeft vooral het werk onder jongeren en arme hulpbehoevenden de liefde van zijn hart. „Niet om mij. Ik heb dit niet gezocht, maar het is de Heere Die mij op wonderlijke wijze heeft voorbereid op wat ik mag doen in Zijn wijngaard.”
Van Burg en zijn echtgenote Ans (64) zijn nog net niet klaar met hun middagboterham. ”Elke nuwe dag” van Charles H. Spurgeon ligt open op tafel. Vertaald in het Zuid-Afrikaans. Zelfs voor de bereisde Zeeuw is de taal soms lastig. „We hebben het dagboek gekregen van onze oudste zoon Joan en onze schoondochter, die Elijah hebben geadopteerd. Hij is afkomstig uit Zuid-Afrika.”
Buiten zitten kan nog prima in deze fraaie septembermaand. Met uitzicht op de tuin, de goedgevulde houtopslag en, iets verderop, een koppeltje Brakelhoenders, een oer-Vlaams kippenras. Aan de overkant van de weg lopen enkele pony’s. Daar bevindt zich ook de grote moestuin. Ans is met recht trots op haar zelfgemaakte jam, samengesteld uit vijf vruchtensoorten die op de Zeeuwse klei zijn gegroeid.
De twee reisden en trokken veel in hun leven, maar dat heeft hen niet minder honkvast gemaakt. Ze wonen in haar ouderlijk huis, een honderdjarige en vrijstaande woning in Spui. Het gehuchtje met enkele honderden inwoners ligt onder de rook van Terneuzen. Van Burg kan genieten van de omgeving. Vrijwel iedere dag maakt hij een wandeling van gemiddeld 13 kilometer door het Zeeuws-Vlaamse land. „Niet alleen om de natuur te bewonderen. Ook om in alle eenzaamheid na te denken en te mediteren, te ‘herkauwen’. Regelmatig beluister ik tijdens het lopen een preek of een podcast. Zoals die over de puriteinen en over ds. G.H. Kersten. Prachtig dat er dergelijke podcasts zijn.”
Met veel wandelen –zijn echtgenote spreekt schertsend over marcheren– is hij begonnen nadat de dokter hem adviseerde meer ontspanning te zoeken. Dat was toen bij hem een darmknoop werd geconstateerd. „Ik verbleef op dat moment in Amerika en het zag er heel ernstig uit. Je hebt bij die aandoening 24 uur de tijd om te worden geopereerd, anders overlijd je eraan. Ans moest binnen een dag naar Houston vliegen. We hadden via de telefoon al afscheid genomen.” Een belangrijke oorzaak van een darmknoop is spanning. „Vandaar de raad van de dokter.”
Het gebeurde tijdens een periode waarin hij voor chemieconcern Dow in de Verenigde Staten werkte en woonde. Zes jaar lang. „Steeds een aantal weken daar, daarna weer korte tijd thuis. Na verloop van tijd was ik tussendoor langduriger thuis.”
U bent een echte reiziger. Wanneer is dat begonnen?
„Ik was altijd al avontuurlijk aangelegd. Tijdens mijn studie civiele techniek aan de hts kon ik zes maanden stage lopen in Zuid-Afrika. Dat heb ik met beide handen aangepakt. Ik was toen 20. Best bijzonder. Ik wist niet eens waar ik terechtkwam. Prekenboeken kreeg ik per post toegestuurd. Ik had al verkering en verwonder me er nog steeds over dat mijn ouders het toestonden.”
Een hogere technische opleiding. Dat was toch evenmin alledaags in 1977?
„Inderdaad, dat was in die tijd niet voor velen weggelegd. Zeker in ons gezin niet. We waren met vier kinderen thuis. Ik was de enige die wilde doorleren. Vader stimuleerde het niet echt. Hij werkte bij een aannemer. Kerkelijk waren we aangesloten bij de plaatselijke gereformeerde gemeente in Nederland, vader was er 24 jaar diaken. Voor m’n studie moest ik zelf alles regelen en aan de overkant van de Westerschelde gaan wonen. Ik verbleef doordeweeks bij een oom. Bij mij ontstond in die jaren sterk het besef dat de wereld groter is dan Terneuzen. Achteraf concludeer je dat het zo moest gaan.”
U verliet na uw studie en huwelijk Terneuzen. Waarom?
„Mijn vrouw en ik zijn beiden gehecht aan deze omgeving. We zijn hier opgegroeid en komen uit dezelfde kerk. We hadden het voorrecht om op te groeien in een omgeving met achtenswaardige ambtsdragers. De opa van mijn vrouw heeft 55 jaar in het ambt van ouderling gediend. Er wordt nog steeds met respect over hem gesproken. We konden echter hier niet blijven en zijn naar Mijdrecht vertrokken. Ik zie dat als een onderdeel van de onthechting. We hadden niet veel keus.”
Waarom niet?
„Het was eind jaren zeventig, de werkloosheid was hoog. Er was, opleiding of niet, nauwelijks iets te vinden. Ik kon aan de slag bij een ingenieursbureau in Mijdrecht. Het was niet eenvoudig, we moesten aan huur meer opbrengen dan ik verdiende. We kerkten in Breukelen. Bij Knoop, een achtenswaardige ouderling in die gemeente. Hij las vooral oudvaders. In die gemeente is de basis gelegd voor mijn liefde voor de mannen van de Nadere Reformatie. Onze oudste twee kinderen zijn in Mijdrecht geboren. In 1985 zijn we teruggegaan naar Terneuzen. Ik kon een baan krijgen bij Dow.”
Van een beginnend ingenieur tot internationaal directeur.
„Ik had nooit gedacht dat ik zover zou komen. Als ze me dertig jaar geleden hadden gezegd wat ik de laatste jaren heb gedaan, had ik echt geantwoord dat ik dat niet kon. God heeft me de gaven geschonken, anders kan ik het niet zien. Ik groeide mee met het bedrijf en uiteindelijk werd ik gevraagd voor de afdeling die verantwoordelijk is voor alle nieuwbouw, wereldwijd. Ik heb 37 jaar bij Dow gewerkt. In december 2021 nam ik er afscheid. Een vorm van onbetaald verlof, twee jaar voor mijn officiële pensionering. Dat had alles te maken met corona. Ik was verantwoordelijk voor 150 mensen in Amerika. Als gevolg van de pandemie moest ik hen digitaal en telefonisch begeleiden. Dat brak me op, ook door de tijdsverschillen. Daarom heb ik gevraagd of ik mocht stoppen. Mijn leidinggevende sputterde lang tegen, maar gunde het me wel.”
Hoe ging het in de jaren voorafgaand aan corona?
„In die jaren was het echt reizen en trekken. Ik ben in tal van landen geweest. Dow heeft wereldwijd locaties, verdeeld over meer dan dertig landen. Bij KLM behoorde ik op een gegeven moment tot de 4 procent reizigers die het meeste vliegen. Jaarlijks veertien tot zestien internationale vluchten. Dan krijg je een speciale behandeling. Er werd me zelfs iemand toegewezen die ik altijd kon bellen. Ik zie terug op een goede werkgever, die wist dat ik op zondag niet reisde en die christelijke waarden en normen respecteerde.”
Nooit last gehad van dubbele gevoelens in relatie tot het werk bij een chemieconcern of van vliegschaamte?
„Dow is een bedrijf dat kwalitatief hoogwaardige kunststoffen produceert, bestemd voor duurzame toepassingen. Vliegen moet je alleen doen als het niet anders kan. Vergis je niet, het kost veel geld en ook veel tijd en het is ook niet altijd goed voor je gezondheid. Het was vrijwel uitsluitend voor mijn werk. In later jaren bezocht ik ook projecten van Woord en Daad, Timotheos, Ismaël en andere stichtingen.”
U was veel van huis, wat betekende dat voor een gezin met jonge kinderen?
„Het reizen begon vooral toen de kinderen groter waren en deels het huis uit waren. Mijn vrouw heeft me gesteund. Ze was altijd thuis. Ik denk dat ik effectief kan werken. Allerlei nevenfuncties in de politiek en de maatschappij, vooral gericht op christenen en armoede in het buitenland, kwamen pas in later jaren op mijn weg.”
U gaf aan zelf in Amerika te hebben gewoond. Hoe kwam dat zo?
„Dat begon in 2012. Toen werd me gevraagd om naar Houston in Texas te komen. We hadden een heel groot project in Saudi-Arabië en dat verliep moeizaam. Er was sterker leiderschap nodig en ik werd daarvoor gevraagd. Het zou maximaal negen maanden duren. Ik mocht kiezen: het gezin kon meekomen of ik kon iedere maand een tijdje naar huis. Het werd het laatste. Die negen maanden zijn uiteindelijk zes jaar geworden. Het was in meerdere opzichten een bijzondere tijd. Het werk ging voorspoedig, maar geestelijk was het donker. Ik liep met veel vragen rond. Achteraf was het een periode die was bedoeld om mezelf én om God te leren kennen.”
Hoe ging dat?
„Toen ik er de kinderen later over vertelde, konden ze nauwelijks begrijpen dat ik zo lang veel twijfels en aanvechtingen had gehad. Ik leefde wel onder de waarheid en onderzocht die ook, maar geloven kon ik niet. Het was echt een warboel. In het kerkelijk leven zag ik dingen die ik niet kon plaatsen. Dat gaf bij mij onbegrip. Ik kon en wilde niet buigen. Zelf omschrijf ik dat nu als een ‘zwartepakkensyndroom’. Allemaal ongeloof en vijandschap, maar dat zie je pas achteraf. Wel bleef in mijn hart een preek van ds. F. Mallan haken. Die beluisterde ik in het kleine kerkje in Oostburg. Dat moet in 2000 zijn geweest. Hij preekte uit Genesis 41:55, het tweede deel: „Gaat tot Jozef, doet wat hij u zegt.” Het ging natuurlijk over de meerdere Jozef. Maar Die kende ik niet en ik wist ook niet hoe ik tot Hem kon komen. Het was allemaal schuld en zonde in mijn leven en het zou rechtvaardig zijn als God niet meer naar mij zou omzien. Ik was verloren en zalig worden was voor mij onmogelijk.”
Wanneer kwam daarin verandering?
„Ik ging altijd op zondag naar de kerk in Santa Fe, ongeveer een uur rijden van Houston. Daar is een gemeente van de Free Presbyterian Church of Scotland, de enige in de Verenigde Staten. Onder het gehoor van de toen nog jonge student Caleb Hembd werd ik getroffen door een tekst die velen misschien wel heel vreemd zullen vinden. Spreuken 26:15: „De luiaard verbergt zijn hand in de boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen.” Ik werd die luiaard, onwillig om tot God te komen. Met moeheid in de tekst wordt onwil bedoeld. De wil om niet te willen, brak tijdens die preek. Het werd vervuld wat er staat in Psalm 110:3a: „Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht.” Toen ik thuis was, werd dit tijdens een kerstpreek van ds. J.A. Weststrate persoonlijk. „Dat u heden geboren is de Zaligmaker” werd voor mij waarheid. Het ”u” werd persoonlijk toegepast en ik mocht Jezus Christus toe-eigenen. Ik voelde de onwederstandelijke kracht van Gods Geest. Die twee gebeurtenissen hebben me licht gegeven. Dat gaf een omslag in mijn leven.”
Hoe kreeg dat gestalte?
„Ik heb niet lang daarna deelgenomen aan het heilig avondmaal. Alle dingen waren gereed en ik had van mezelf niets gedaan. Ik had nooit kunnen denken dat het zo zou gaan. Ik ging naar Amerika om te werken, maar kwam als een ander mens terug. Daaraan heeft ook mijn ernstige ziekte bijgedragen. Zoals bisschop J.C. Ryle zegt: ziekte is het beste medicijn. Vanuit de kerkenraad van Terneuzen werd er herhaaldelijk geïnformeerd wanneer mijn verblijf in Amerika ten einde liep. In augustus 2017 werd ik tijdens de orkaan Harvey op wonderlijke wijze driemaal met Psalm 46:2 erop gewezen om gewillig te zijn voor een ambtelijke taak. Zodra ik weer volledig thuis was, werd ik als diaken voorgedragen. Ik ben dat slechts acht maanden geweest, daarna ben ik tot ouderling verkozen. Dat was in 2018. Overigens blijf ik in mijn hart twijfelmoedig en bekommerd, een arme zondaar. Ik ben pas herbevestigd, met een tekst uit 2 Kronieken 35:2, waar Josia de priesters sterkt tot de dienst van het huis van de Heere. Daarvoor zijn, zoals de puritein John Gill dat omschrijft, moed, standvastigheid en de wil om God te volgen nodig. Alle drie die eigenschappen mis ik, die heb je van nature ook niet. Ik wil vaak de weg juist niet volgen. Desondanks is er de wil en lust om te dienen in Gods Koninkrijk.”
Betrokkenheid op armoede en christendom had u toch al langer?
„Ja, dat zit een beetje in onze genen. Ook bij de andere kinderen in het gezin. Zoon Elco was jarenlang met zijn gezin werkzaam in Papoea, hij dubt er nu over wat God van hem vraagt voor het toekomende. Zelf heb ik vele malen, onder meer voor Woord en Daad, rampgebieden bezocht: onder meer Haïti, de Filipijnen en slums, krottenwijken. Allemaal plaatsen waar mensen helemaal niets bezitten. Dan nam ik verlof en wisten mijn Amerikaanse collega’s waar ik naartoe was. Eenmaal terug vertelde ik hun erover en zei ik dat ze de komende drie maanden niet om loonsverhoging moesten vragen. Een grap met een serieuze ondertoon, waardoor ik hoopte dat ze zouden nadenken over hun eigen luxepositie. We leven in een omgeving met veel wereldzin. Ik ben daar onderdeel van. Maar na zulke reizen kom je beschaamd thuis. Ze verbreden bovendien je blik op de wereldwijde kerk.”
Hoe bedoelt u dat?
„Nog niet zo lang geleden was ik in Libanon. We hadden een ontmoeting met Syrische christenen. Ze moesten naar Libanon komen omdat wij geen visum kregen. Ik zag hun radicale opstelling en was daarover verlegen. Het is voor hen lijden om Christus’ wil. Ik sprak met een Syrische predikant. Zijn kerkgebouw, waarin 25 mensen bijeenkomen, was drie keer vernield. Toch wist die man zeker dat zijn prediking vrucht zou dragen. Of het tijdens zijn leven zou zijn, was voor hem een open vraag, maar hij mocht wel geloven dat het zou gebeuren. Die zekerheid, dat doet iets met je. Dan krijg je ook meer oog voor de wereldwijde kerk. Ik heb dat tegen onze zoon gezegd: Eén ding moet zeker zijn, dat is je roeping.”
Helpt die brede blik bij de samenwerking met andere kerken?
„Die is in deze omgeving, voor zover ik weet, altijd al goed geweest. Met de lokale kerken werken we al verschillen jaren samen in werkgroepen voor vluchtelingen en toerusting van ouders. We zijn hier op elkaar aangewezen. Misschien dat we hier, in het uiterste zuiden van Zeeland, altijd al meer een open blik hebben gehad. We wonen dicht bij België en de cultuur is anders dan op veel plaatsen in de Biblibelt. Tussen ons en de rest van de gereformeerde gezindte ligt, ondanks de tunnel, nog altijd de Schelde. We hebben elkaar nodig en beseffen dat de fronten ergens anders liggen.”
Hoe kijkt u naar de verhoudingen tussen uw kerkverband en de Gereformeerde Gemeenten?
„Ik zie een zekere toenadering. Of je kunt samengaan? Een toets zou zijn wanneer we in leesdiensten uit dezelfde bronnen zouden putten: oudvaders, ledeboerianen, kruisgezinden en puriteinen. Ik zou best een preek willen lezen in de gereformeerde gemeente hier. Dan zal het er wel een zijn van een predikant van voor 1953, liefst een oudvader. Of dat haalbaar is, is de vraag.”
Met de jeugd bent u begaan, zo blijkt uit verschillende activiteiten. Hoe komt dat?
„Ik heb altijd aandacht voor hen gehad en stond in 1977 aan de wieg van een jeugdvereniging. Ik ben een tijdlang jeugdleider geweest. Sinds mijn verandering is dat verdiept. We doen hier aan jongerenpastoraat. Verder geef ik graag catechisatie, aan tieners, jonge vrienden die belijdenis willen doen en studenten die vaak alleen op zaterdag beschikbaar zijn. Ik probeer dicht bij hen te staan en hun vragen te begrijpen. Die vragen zijn vaak dezelfde als de raadsels die ik had. Zondagmiddag ga ik altijd lopend naar de kerk, ongeveer een uur wandelen. Op de weg terug word ik dan vaak omringd door een groepje jongeren. Ze komen met wezenlijke vragen. Ik had pas een preek van ds. Alexander Comrie gelezen over Jeremia 2:13 en vroeg hun of ze de strekking hadden begrepen. Het was niet heel gemakkelijk, kreeg ik als diplomatiek antwoord. Maar toen ik doorvroeg, was duidelijk dat ze de boodschap best hadden begrepen.”
Hoe doet u dat in uw eigen gezin?
„Toen de kinderen nog thuis waren, deden we altijd aan huisgodsdienst, zondags zongen we ook psalmen. Wat dat betreft, hebben ouders nu meer dan wij vroeger: lezingen, gemeenteavonden, toerusting, Dat was er bij ons niet. Met het gezin –kinderen en kleinkinderen– gaan we in de meivakantie altijd gezamenlijk weg. We huren aan aantal huizen, vaak in Zeeland. Twee keer per week doen we een gezamenlijke Bijbelstudie. De kinderen bepalen het onderwerp, doen de voorbereiding en maken de vragen. We denken echt niet allemaal hetzelfde, maar het is wel heel samenbindend. Je kijkt in elkaars hart.”
Wat is uw belangrijkste drijfveer bij uw werkzaamheden?
„Gods Woord. Hij blijft werken, van kind tot kind en zolang zon en maan zullen schijnen. Wij zijn geroepen om te zaaien. We hebben geen resultaat- maar wel een inspanningsverplichting. Je hoort weleens zeggen dat er nauwelijks of geen identificatiefiguren meer zijn. Ik hoop een licht op mijn rug te hebben dat anderen zien. Daarom vertel ik nu mijn verhaal. Daar ging wel enig nadenken aan vooraf. Ik doe het niet om mijzelf, maar om wat God heeft gedaan. Als er geen soevereine uitverkiezing zou zijn, kon het niet. God heeft mij wonderlijk opgezocht, ik heb Hem niet gezocht en ook niet gewild. En daarom is er verwachting.”
En hoop voor de toekomst?
„Zeker, en dat volgens Psalm 130 in de berijming van Datheen: „De Heer wil ik verwachten, mijn ziel staat altijd voort, op Hem met ganse krachten, hoop ik vast op Zijn Woord.” Misschien is dat het gevolg van die donkere periode. De tijd is wel zeer ernstig en zorgelijk. Maar we moeten en mogen niet doemdenken. Ik geloof echt dat er nog Samuëls zijn die Zijn stem hebben gehoord maar Hem nog niet kennen. Net zoals die Syrische predikant sprak over verwachting. God is een Waarmaker van Zijn Woord.”