Wat valt er te zeggen een week na Hamas’ terreurdaden?
Duizenden raketten werden vanuit Gaza afgevuurd op Israël, moordende Hamas-terroristen richtten een bloedbad aan op Israëlisch grondgebied; een oorlog op meerdere fronten dreigt. Inmiddels is het begin van de oorlog een week geleden.
In tal van artikelen –ook in het Reformatorisch Dagblad van deze zaterdag– zijn de gebeurtenissen beschreven en geanalyseerd. Via reconstructies, persoonlijke ervaringen, interviews met nabestaanden en slachtoffers, geopolitieke analyses. Wat valt er aan het eind van deze week na al die artikelen nog te beschouwen en te zeggen?
Dat terreur een vorm van geweld is van het ergste soort. Oorlog is altijd dramatisch en kent nooit winnaars, maar altijd geldt dan nog het oorlogsrecht. De terreur die vorige week rond de Gazastrook te zien was, is puur gericht op onschuldige burgers en wordt gevoed door haat. De mens is kennelijk tot verschrikkelijke dingen in staat als haat hem drijft en naastenliefde achter de horizon is geraakt. Zo’n beschouwing zou terecht zijn.
Wat valt er meer te zeggen? Dat de geopolitieke dimensies van deze terreurdaad ingewikkeld zijn, en hoe pragmatisch landen soms handelen. De Libanese terreurbeweging Hezbollah zit op het vinkentouw en schroomt niet toe te slaan in het noorden van Israël, Iran regisseert op de achtergrond, en ook Rusland speelt een rol. Anderzijds, de Verenigde Staten lieten zich bij monde van president Biden van hun beste kant zien. Zo’n beschouwing zou verhelderend zijn.
Valt er meer te analyseren? Zeker. Om het wat dichter bij huis te zoeken: wat is echt leiderschap belangrijk. Op de Eiffeltoren in Parijs werd zaterdag de Israëlische vlag geprojecteerd, net als op de Berlijnse Brandenburger Tor. In weerwil van anti-Israëlische krachten die in Frankrijk en Duitsland aanwezig zijn, zetten politieke leiders de toon door solidair te zijn met Israël, en met slachtoffers en nabestaanden mee te leven. Premier Rutte schaarde zich bij hen door in Den Haag de Israëlische vlag te laten hijsen, zonder zich te verlagen tot een discussie over vlaginstructies. Zo’n beschouwing zou waardevol zijn.
Maar dat is niet alles wat er te zeggen valt. De gruwelijke terreur vond plaats aan het eind van een week die begon met Israëlzondag. In veel kerkelijke gemeenten is die dag gepreekt over de bijzondere plaats van het Joodse volk in Gods hart. De christen die voor hen bidt, doet dat pleitend op rijke beloften. Zo’n beschouwing zou inhoudsvol zijn.
Maar uiteindelijk stellen beschouwingen teleur. Mensenwoorden schieten tekort. Want wie peilt het leed en welke woorden kunnen de gebeurtenissen echt vatten? Stilzwijgen is vaak vele malen beter. Wat rest is dan schuilen bij de God van Israël, Die Zelf sprak en Zijn Naam bekendmaakte: Ik was erbij, Ik ben erbij, Ik zal zijn Die ik zijn zal. Hij is erbij, als het grootste leed werkelijkheid wordt. Ook als de twijfelende vragen over het Godsbestuur ons op de tong liggen. Ook dan –juist dan– spreekt Hij: Ik ben erbij.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.