Hoe voed je getraumatiseerde kinderen op? Op die vraag gaat Dorien Muis-Meijer, gedragswetenschapper bij Timon, in op een bijeenkomst over pleegzorg die vrijdag plaatsvindt in Geldermalsen.
„Eet je brood eens op.” Van zo’n simpele opdracht kan een pleegkind „helemaal uit z’n plaat gaan”, vertelt Muis. „Omdat het iets triggert wat hem herinnert aan zijn trauma.” Een pleegkind opvoeden op dezelfde manier als eigen kinderen werkt volgens haar dan ook niet. „Je krijgt behalve het kind óók de rugzak van het kind. Bovendien zijn de hersenen van het kind dusdanig ontwikkeld dat het een overlevertje is.”
Ouders moeten daarom leren met een traumabril te kijken naar het gedrag van pleegkinderen, betoogt de expert. Ze spreekt erover op een bijeenkomst die wordt georganiseerd door het Platform Jeugdhulpverlening. Dat gaat uit van de Hersteld Hervormde Kerk en de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland).
Met wat voor trauma’s kampen pleegkinderen vooral?
„Een gedwongen uithuisplaatsing is vaak al een trauma op zich. Die volgt vaak op een lange tijd van verwaarlozing of huiselijk geweld. Kinderen kunnen niet rekenen op hun opvoeder, terwijl dat van levensbelang is. Of een heftige gebeurtenis voor een trauma zorgt, hangt ook af van een gezonde hechting. Punt is dat het daar bij veel pleegkinderen aan ontbreekt.”
Welke gevolgen heeft dat?
„Dat verschilt per leeftijd. Jonge kinderen zijn afhankelijker van hun opvoeders. Als een huilende baby geen knuffel of eten krijgt, legt zo’n kindje verkeerde verbindingen in de hersenen aan. Die registeren dan: het heeft geen zin wat ik doe. Een ouder kind zal juist voor zichzelf en voor broertjes en zusjes gaan zorgen. Voor beiden zijn de gevolgen op lange termijn schadelijk.”
Op welke manier is dat merkbaar in een pleeggezin?
„Kinderen zijn alert op gevaar, waardoor ze 24/7 aanstaan. Hun interne alarmsysteem is overactief, waardoor ze niet tot rust komen. Ze kunnen prikkelbaar zijn en een kort lontje hebben, terwijl er niets aan de hand is. Andere kenmerken zijn angst en slaap- en concentratieproblemen.
Ook hierin zijn leeftijdsverschillen. Bij jonge kinderen zien we vaak driftbuien zonder dat daar aanleiding voor is. In hun spel komt geregeld geweld langs.Tieners gedragen zich onverschillig of roekeloos, zo van: het maakt niet uit, ik heb toch geen invloed op wat er gebeurt. Niemand is te vertrouwen en ik doe het altijd fout.”
Hoe kunnen pleegouders hiermee omgaan?
„Het hoopvolle is dat de hersenen van opgroeiende kinderen altijd in ontwikkeling zijn. Pleegouders kunnen verkeerd aangelegde verbindingen dus ook weer overschrijven. Door emotioneel en fysiek beschikbaar te zijn en een stabiele relatie te bieden. Een kind kan bijvoorbeeld aanvankelijk in paniek raken als een ouder met stemverheffing praat. Maar als het leert dat er in het pleeggezin dan niets akeligs gebeurt, komt het tot rust.
Van groot belang is ook om contact met de biologische ouder te behouden. Na een bezoek vervallen kinderen soms wel in oude gedragspatronen. Verklaarbaar, want de verhoudingen moeten weer gereset worden. Het mooiste is als dat er gewoon mag zijn, als daar begrip voor is .”
Wat moeten ouders vooral niet doen?
„Niet afwijzend of veroordelend reageren. Dus zeg vooral niet tegen een pleegkind dat het zich aanstelt of heftig reageert terwijl er niets aan de hand is. De overtuiging dat ze alles fout doen en dat de uithuisplaatsing hun schuld is, hebben deze kinderen toch al. Dan bevestig je ze daar alleen maar in. Focus liever op de sterke kanten van een kind. Vergroot heel erg uit wat het kind goed kan. Ik zeg altijd: streef naar zes complimenten tegenover één correctie. Corrigeren is soms nodig, maar doe dat dan duidelijk, kalm en consistent. Ga niet beschuldigen of dreigen. En als je straf geeft, leg dan uit waarom.
Zo’n andere manier van opvoeden roept soms onbegrip op bij de eigen kinderen. „Pietje mag alles”, zeggen ze dan. Leg broertjes en zusjes daarom uit hoe het brein werkt en dat dat om een andere aanpak en andere sancties vraagt. Vaak helpt het als je hen erop wijst: Jullie ouders zijn er altijd voor je geweest, bij het pleegkind was het thuis onveilig. Ook is het goed eigen kinderen extra een-op-een aandacht te geven.”