In Christiansfeld was ieder gelijk op koninklijke grond
Op een stuk koninklijke grond in Jutland verrijst vanaf 1773 een compleet nieuwe nederzetting, ontworpen en bevolkt door hernhutters. Onder de meeste Denen geniet Christiansfeld nu bekendheid door zijn honingcake. Christenen worden vooral geraakt door de begraafplaats.
Een rij auto’s vervuilt het straatbeeld, anders zou je denken dat in Christiansfeld de tijd heeft stilgestaan. Niet voor niets wordt het dorp in 2015 op de Werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst, na een grootscheepse renovatie van alle historische panden. Dit jaar herdenkt de bevolking dat 250 jaar geleden de bouw van de hernhutterskolonie begon, aan de hand van een weldoordacht bestek. Christiansfeld moet niet alleen onderdak gaan bieden aan een gemeenschap van Moravische broeders, maar ook hun idealen vertolken. Gemeenschapszin, sociale gelijkheid, soberheid en seksuele reinheid.
Het hart van het dorp is de Grev Zinzendorfs Plads. Daar kreeg ook de kerk een plaats, vanbuiten alleen door een bescheiden toren als gebedshuis herkenbaar. Bij binnenkomst worden bezoekers getroffen door de serene sfeer. Op de lichthouten vloer staan sobere, witgeschilderde banken, zoals alles in de ruimte wit is. Zelfs de orgelkast. Aan het plafond hangen kandelaren waarin kaarsen zijn geplaatst.
Lijfarts
Blikvanger is de liturgische tafel, door het grasgroene kleed waarmee het meubelstuk is bedekt en de groene lezenaar erop. Erachter staat, op een verhoging van amper 15 centimeter hoog, een eerbiedwaardige stoel. Ook wit, met donkergroene bekleding op het zitvlak en het onderste deel van de rugleuning. Het bovenste deel is versierd met houtsnijwerk. In het centrum ervan staat een lam. Het verwijst naar het motto van de Moravische broeders: ”Ons Lam heeft overwonnen, laten we Hem volgen”. Achter in de kerk zitten twee dames met elkaar te fluisteren. Hardop spreken past hier niet.
Het dorp dankt zijn bestaan aan Johann Friedrich Struensee. Hij is niet alleen de lijfarts van de psychisch zieke Deense koning Christian VII, maar trekt ook alle macht naar zich toe. Tot verbazing van de bevolking heeft hij zelfs een openlijke relatie met koningin Caroline Mathilde. Tot hij in 1772, na een staatsgreep, wordt onthoofd.
Struensee onderkent het belang van de hernhutters voor de opbouw van de Deense economie. Onder de Moravische broeders zijn veel bekwame ambachtslieden en kooplieden. Het kost de invloedrijke arts weinig moeite om de Deense vorst warm te maken voor het idee een groep van deze mensen naar Denemarken te lokken. Graaf Nikolaus Ludwig von Zinzendorf, de geestelijke voorman en beschermheer van de hernhutters, is verwant aan het Deense koningshuis.
Op 28 juni 1768 brengen de vorst en zijn lijfarts een bezoek aan de kolonie van Moravische broeders in Zeist, als onderdeel van een rondreis door Europa. Ze zijn beiden onder de indruk van wat ze er te zien en te horen krijgen. Niet lang daarna laat de Deense koning weten dat hij grond beschikbaar wil stellen voor een kolonie van hernhutters.
Voorrechten
Johannes Praetorius en Jonathan Briant, voormannen van de Moravische broeders in Denemarken, maken een keuze uit de aangeboden landerijen. Het wordt kroonlandgoed Tyrstrupgård in zuidelijk Jutland, ruim 21 hectare groot. Op 10 augustus 1772 tekent Christian VII in kasteel Frederiksborg het document dat de koop bekrachtigt.
Voorafgaand aan de realisatie van de nederzetting wordt een gedetailleerd bouwplan opgesteld. Er komen twee lange, parallelle straten, verbonden door een plein. Daar moeten behalve de kerk een aantal andere centrale gebouwen verrijzen. Een deel van de bouwkosten zal met geld uit de koninklijke schatkist worden betaald. De naam van de kolonie herinnert blijvend aan de koninklijke oorsprong en ondersteuning.
Briant wordt de eerste burgemeester van Christiansfeld, Praetorius de eerste voorganger van de Moravische gemeente ter plaatse. Aan de deal met de koning zijn ook immateriële voorrechten voor de hernhutters verbonden, zoals vrije uitoefening van hun erediensten, belastingvoordelen, eigen rechtspraak, geen verplicht lidmaatschap van gilden en vrijstelling van militaire dienstplicht.
Eerste steen
Op 1 april 1773 wordt de eerste steen gelegd. Rond 1800 is de complete nederzetting gerealiseerd. Voor het megaproject zijn onder meer bouwlieden uit Zeist aangetrokken. Het huis voor alleenstaande broeders is in 1774 gereed, het huis voor alleenstaande zusters in 1776, het huis voor weduwen in 1779. Van de weduwnaars wordt verwacht dat ze een nieuwe vrouw zoeken.
De gemeenschapshuizen beschikken allemaal over een eigen kerkzaal voor de dagelijkse godsdienstoefening, een slaapzaal, een eetzaal en een bijbehorende lap grond voor de verbouw van groenten en het creëren van siertuinen, voor de Denen tot dan een onbekend fenomeen.
De ruimte voor de gemeenschappelijke erediensten op zondag is al snel te klein. In 1777 verrijst de hoofdvleugel van de huidige kerk. Twintig jaar later wordt die uitgebreid met twee zijvleugels. In tegenstelling tot de andere gebouwen van het dorp is het gebedshuis bedekt met zwarte in plaats van rode pannen.
Zusterhuis
In het zusterhuis wonen de vrouwelijke leden van de hernhutterkolonie, vanaf de dag dat ze belijdenis doen tot hun trouwdag. Of tot hun sterfdag, als ze niet tot een huwelijk komen. Het kloeke pand is tegelijk opleidingscentrum en werkplaats. De meisjes leren er huishoudelijke activiteiten en allerlei vormen van handwerk, zoals naaien en breien. De opgedane kennis brengen ze in praktijk in de eigen wasserij, weverij en spinnerij.
Nu is in het pand een museum gehuisvest. Tussen de boeken in de shop ligt een werk van Peter Tudvad over Johannes Hus, de geestelijke vader van de Moravische broeders. De voormalige kerkzaal wordt gebruikt door de muziekschool. De slaapzaal is omgevormd tot een fraaie trouwzaal.
In het onderkomen van de ongehuwde broeders worden ook een meubelmakerij, een kuiperij en een bakkerij ondergebracht. Na verloop van tijd telt Christiansfeld ruim twintig productiebedrijfjes, waaronder een verffabriek, zeepfabriek, tegelkachelfabriek, sigaren- en tabaksfabriek, pianofabriek, hoedenfabriek, margarinefabriek, torenklokkenfabriek, kaarsengieterij en touwslagerij. Daarnaast zijn er de werkplaatsen van individuele ambachtslieden, zoals de zilversmid en de boekbinder.
Honingcake
Anno 2023 is het broederhuis een appartementencomplex. Een deel van het weduwenhuis heeft dezelfde bestemming gekregen. Aan de buitenzijde is er weinig aan beide gebouwen gewijzigd.
De twee scholen van de nederzetting, een voor jongens en een voor meisjes, trekken na de realisatie ervan ook kroost van Moravische broeders uit het buitenland. Door de goede reputatie die ze verwerven. De pedagogische aanpak is gebaseerd op de denkbeelden van de 17e-eeuwse Moravische theoloog, filosoof en pedagoog Jan Amos Comenius.
De Moravische broedergemeente van het dorp telt vandaag nog zo’n 300 leden op een bevolking van 3000 zielen, vertelt de van oorsprong Hongaarse Attila Szocska. Liefhebbers van luxe woonaccessoires en cadeauartikelen kunnen hun hart ophalen in zijn Szocska Living, een imponerend pand aan de Kirkegards Alle. Maar de bekendheid van zijn producten valt in het niet bij die van de honingcakebakkerij, eigendom van de Moravische kerk. Het mierzoete baksel uit Christiansfeld is een begrip in heel Denemarken.
Begraafplaats
Net buiten het dorp, aan het eind van de Kirkegards Alle, ligt begraafplaats Gudsageren. Aangelegd in de vorm van een kruis. De mannen krijgen een graf aan de ene, de vrouwen aan de andere zijde. Op alle graven ligt dezelfde zerk, ter onderstreping van het Bijbelse gegeven dat God geen rangen en standen kent. Geruimd wordt hier niet. Het stof van de hernhutters van Christiansfeld ligt er tot de jongste dag.
Boven de toegangspoort staat aan de buitenzijde: ”DET SAAES I FORKRAENKELIGHED”. Aan de binnenzijde: ”DET OPREJSES I UFORKRAENKELIGHED”. Voor een Bijbelvast christen zijn de woorden ook zonder kennis van de Deense taal duidelijk. De dodenakker van Christiansfeld predikt de christelijke hoop voor volgelingen van het Lam. Voor hen allen. Voor hen alleen.