Als kind, geboren in Bethlehem, op de Westelijke Jordaanoever, vlucht hij met z’n ouders naar Europa. Na een moeizame start vindt Murad Bero (41) zijn plek in de Nederlandse samenleving. Nu geeft hij mede leiding aan Stichting Gave, die zich inzet voor vluchtelingen in Nederland.
De tijd dat hij zelf vluchteling was en in een asielzoekerscentrum (azc) woonde, ligt inmiddels ver achter hem. Sommige details kan Bero –getrouwd met een uit Irak gevluchte vrouw en vader van drie kinderen– zich niet goed meer herinneren. Toch neem hij zijn persoonlijke geschiedenis mee, nu hij sinds deze maand bij Stichting Gave werkt. Als operationeel directeur geeft hij samen met algemeen directeur Jan Pieter Mostert leiding aan de organisatie, die zich inzet voor „diaconaal, missionair en pastoraal werk onder vluchtelingen in Nederland”.
Zijn ouders waren niet de eersten in zijn familie die zich genoodzaakt zagen hun land te verlaten, vertelt Bero in het kantoor van Gave in Harderwijk. In 1914 ontvluchtten zijn grootouders –Aramese christenen– Turkije vanwege de Turkse genocide. „Mijn opa en oma van vaders kant vluchtten naar Koeweit en later naar Bethlehem, waar mijn vader is geboren. Mijn grootouders van moeders kant vluchtten vanuit Turkije naar Syrië.”
Wat bleef u bij van uw jeugd in Bethlehem?
„Ik groeide met twee jongere broertjes op in een christelijk gezin. Vader was katholiek, moeder orthodox. Ik heb een mooie jeugd gehad, al leefden we in armoede. We woonden in een oud huis, samen met mijn opa en oma. Als het regende, hadden we overal lekkage en stonden er her en der pannetjes om het water op te vangen. Mijn vader runde een restaurant tegenover de Geboortekerk, waar veel toeristen kwamen.”
<InlineImage imgUrl=“https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F19645337_039d27a7e1.JPG” caption=“„Probeer je te verplaatsen in een vluchteling. Hoe zou je zelf behandeld willen worden als je op de vlucht moest?” Foto: asielzoekers komen aan bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. beeld ANP, Eva Plevier" alt=“19645337.JPG” />
Hoe kwam het dat uw ouders Bethlehem moesten ontvluchten?
„Mijn vader werd in 1992 bij het restaurant neergestoken, nadat hij een man naar buiten had gebonjourd die een Duitse toerist lastigviel. De dader riep dat hij terug zou komen als mijn vader het zou overleven. In hoeverre ons christen-zijn daarbij een rol speelde, weet ik niet. Vijf of zes maanden heeft mijn vader in coma gelegen. Toen hij uiteindelijk uit het ziekenhuis kwam, zijn we meteen gevlucht, midden in de nacht. Ik weet nog dat er een paar familieleden kwamen om afscheid van ons te nemen. Mijn oma –ik was dol op haar en zij op mij– tilde me op, omhelsde me innig en huilde.
We kwamen terecht in Oost-Duitsland. Daar werden we, niet alleen verbaal, lastiggevallen door rechts-extremisten. Ze scholden ons uit, spuugden en schopten ons. Toen zijn mijn ouders opnieuw gevlucht, naar Nederland. In 1993 hebben we hier asiel aangevraagd.”
Welke herinneringen heeft u aan het leven in een azc?
„We zaten in een azc in Slagharen. Het lag heel afgelegen. Af en toe kregen we taalles. En ik weet nog dat we elke woensdag en zaterdag friet aten in de eetzaal. In 1994 kregen we een verblijfsvergunning en verhuisden we naar een woning in Dordrecht.”
In hoeverre heeft uw ervaring als vluchteling u gestempeld?
„Ik ben, waarschijnlijk mede door mijn verleden, heel sensitief. Ik kan niet tegen onrecht en heb een zwak voor mensen die kwetsbaar zijn. In Dordrecht werd ik als buitenlands kind op de basisschool gepest. Ik voelde me alleen, niet begrepen en had weinig vrienden. Na schooltijd trok ik me terug in mijn kamer, knutselde wat aan een oude pc en keek naar een televisieserie. Op den duur vroeg ik me af: wil ik zo verdergaan, in het donker, of geef ik mijn verleden een plek en ga ik Jezus volgen? Ik dank God dat ik voor dat laatste heb gekozen.”
Hoe kwam u daartoe?
„Eén keer zijn we terug geweest in Bethlehem, toen ik 17 jaar was. We gingen erheen om afscheid te nemen van een stervende oom die kanker had. Ik bezocht de Geboortekerk en moest me bukken om via een klein deurtje naar binnen te gaan. Op dat moment was het alsof ik werd opgetild en een klap op m’n hoofd kreeg, waardoor er als het ware een filter verdween. Vanaf dat moment stond ik anders in het leven. Mijn negatieve gedachten werden weggenomen. Bij Jezus vond ik rust. Hij werd alles voor mij. Nu leef ik om Hem te dienen.”
Hoe vond u uw weg in de Nederlandse samenleving?
„Dat was niet gemakkelijk. Overal waar ik kwam, stond ik met drie–nul achter vanwege mijn afkomst. Door Nederlanders voelde ik me vaak niet geaccepteerd. De meeste buitenlanders die ik tegenkwam, waren moslim en accepteerden mij als christen ook niet.
Ik heb altijd hard gewerkt. Na mijn hbo-opleiding ICT ging ik een studie psychologie doen, maar die heb ik niet afgemaakt. In Capelle aan den IJssel begon ik een technisch uitzendbureau. Later werd ik directeur van een groothandel in levensmiddelen. Daarnaast had ik een consultancybureau.”
Hoe kwam Stichting Gave op uw pad?
„We zijn lid van de ICF-gemeente, een internationale kerk, in onze woonplaats Veenendaal. Arco de Leede, die een poosje waarnemend directeur bij Gave was, is ook lid van die gemeente. Hij attendeerde me op de vacature en zei: „Is dat niet iets voor jou?” Ik was toen net gestopt bij de groothandel, omdat ik de harde, commerciële wereld zat was. Ik wilde mijn talenten graag gebruiken om mensen te helpen. Stichting Gave kende ik niet, maar ik ben me in de organisatie gaan verdiepen en voor de vacature gaan bidden. Iedere keer als ik aan het bidden was, kreeg ik er een warmer gevoel bij. Uiteindelijk heb ik gesolliciteerd.”
Bij Gave verdient u niet het salaris dat u als directeur van een groothandel ontving.
„Het eerste jaar zorgt Gave voor mijn salaris. Daarna moet ik zelf via een achterban fondsen werven voor mijn inkomen. Dat is nieuw voor mij, maar ik vind het geen probleem. Ik ben hier niet gekomen om veel geld te verdienen, maar om bij te dragen aan deze stichting met een mooie missie. Ik wil me er graag voor inzetten om structuren en processen in de organisatie te optimaliseren, waarbij ik het welzijn van onze bijna 85 medewerkers hoog in het vaandel heb staan. Daarnaast wil ik eraan bijdragen dat nog meer kerken betrokken raken bij het werk van Gave.”
Heeft het voor uw functie een meerwaarde dat u een achtergrond als vluchteling hebt?
„Toen ik solliciteerde, was ik mezelf daar niet zo van bewust, maar ik denk inderdaad wel dat dat zo is. Ik wil, juist vanuit mijn eigen achtergrond, graag een brug slaan tussen autochtonen en allochtonen. Ik voel me geen vluchteling meer, maar 100 procent Nederlander ben ik ook niet. Ik ben een geboren Arabier en de oosterse cultuur, die bijvoorbeeld tot uiting komt in gastvrijheid, zit diep in mij. Die raak ik nooit kwijt.
Ik vind het belangrijk om als operationeel directeur iets af te weten van alle onderdelen van ons werk. Dat betekent onder meer dat ik het veld in zal gaan om bijvoorbeeld onze Houses of Joy te bezoeken. Op deze ontmoetingsplekken in de buurt van azc’s hoop ik ook zelf vluchtelingen te spreken.”
Wat ziet u als belangrijkste taak voor kerken en christenen ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers?
„Als christenen hebben we niet de taak om te beoordelen of een asielzoeker hier mag blijven; dat doet de IND. Wij mogen eraan bijdragen dat vluchtelingen zich gezien en geliefd voelen, ongeacht hun achtergrond. De ander liefhebben, is niet altijd gemakkelijk, maar het is wel een Bijbelse opdracht.
Laten we als kerken openstaan voor vluchtelingen. In de samenleving klinkt soms ”Vol is vol”, maar in de kerk is altijd plek en mogen we gastvrij zijn voor iedereen. Zelf begeleid ik in onze ICF-gemeente vluchtelingen uit Syrië en vertaal ik bijvoorbeeld de diensten voor hen in het Arabisch. Ik vind het belangrijk dat dit gebeurt en krijg er zelf energie van.”
In de politiek en de maatschappij leidt de opvang van vluchtelingen geregeld tot grote spanningen. Hoe kijkt u daarnaar?
„Ik snap dat er soms onrust ontstaat, bijvoorbeeld doordat asielzoekers in Ter Apel of op andere plaatsen overlast veroorzaken. Maar laten we niet vergeten dat dit slechts een kleine groep is. Ik zou zeggen: Probeer je allereerst te verplaatsen in een vluchteling. Hoe zou je zelf behandeld willen worden als je vluchten moest?
Ik geloof ook dat de overlast kan afnemen als we asielzoekers iets te bieden hebben, zoals in een House of Joy, dat we binnenkort ook in Ter Apel zullen openen. Creëer plekken waar asielzoekers welkom zijn en kunnen landen in de Nederlandse samenleving, want je kunt niet verwachten dat ze in een azc dag en nacht op hun kamer blijven zitten.”