Open Doors publiceert 500e magazine: „Vervolging stopt pas als Christus terugkomt”
Een dezer dagen valt het 500e Open Doors Magazine op de mat van ruim 70.000 supporters van de organisatie, die zich inzet voor vervolgde christenen. „Het is een mijlpaal, maar wel een met een bittere bijsmaak.”
Achter de dikke stalen deur bevindt zich de schatkamer van Klaas Muurling (66), oudgediende en collectiespecialist van Open Doors. Het archief –zo’n vijf bij vier meter– staat vol met stellingen, die op hun beurt weer tjokvol staan met bakken en dozen. Allemaal gevuld met uniek materiaal, zoals oude banden met toespraken van Anne van der Bijl, oprichter van de organisatie.
Van veel materiaal was de inhoud tot voor kort onbekend. Samen met collega’s is Muurling daarom al maanden druk met het digitaliseren en archiveren van deze schat aan informatie. Onlangs zijn duizenden dia’s gedigitaliseerd, wijst hij naar een stapel doorzichtige dozen. Die bevatten onder andere foto’s van reizen van Van der Bijl. Allemaal met een bijzonder verhaal, dat Muurling graag vertelt.
Op een daarvan is de oprichter van Open Doors te zien in een kerk in Kabul, Afghanistan. „De Verenigde Staten hadden de bouw daarvan voor elkaar gekregen”, zegt Muurling. „Afghanistan vroeg om een moskee in Washington. In ruil daarvoor wilde de Amerikaanse regering een kerk voor diplomaten in Kabul. Die kwam er in 1970. Na drie jaar is de kerk weer afgebroken en meters diep uitgegraven. De Afghaanse autoriteiten hadden gehoord dat er een ondergrondse kerk in Afghanistan was”, zegt hij met een grijns.
In het archief liggen ook alle magazines van de afgelopen decennia, netjes geordend. Wat in de jaren zestig begon als A5-blaadjes in zwart-wit, ontwikkelde zich tot kleurrijke magazines op A5- en nog later A4-formaat. „Van al die jaren missen we vier exemplaren”, zegt Muurling. „Onlangs hebben we een oproepje gedaan aan de achterban of ze die nog heeft liggen.”
Excuses
„Kijk, dit is interessant.” Uit een van de dozen diept Muurling een rondzendbrief van Van der Bijl op. Getypt op oudejaarsavond 1965, een uur voor middernacht. Het blijkt de laatste ”circulaire” van de oprichter van Open Doors te zijn. „Ja heus, u leest het goed. Niet alleen in 1965, maar helemaal de laatste circulaire”, schrijft hij. „Om het geregelde excuses maken te voorkomen over de late circulaire zijn we besloten om er mee te stoppen.”
De brief blijkt tevens het geboortedocument van het Open Doors Magazine. „Maar in plaats van de circulaire [komt er] dan ook een grandioze verbetering. We gaan voortaan ELKE maand een blaadje uitgeven, een gedrukt blad, met foto’s”, schrijft Anne, die zijn woorden graag kracht bijzet met onderstrepingen en kapitale letters.
Het doel om maandelijks een „blaadje” uit te brengen, was wel iets te hoog gegrepen, zegt Maarten Dees, de huidige directeur van Open Doors. „Op lange termijn bleek dat lastig vol te houden”, licht hij toe op het kantoor van de organisatie in Ermelo. „Het verklaart wel het hoge aantal magazines. Tegenwoordig verschijnen er nog zes per jaar.”
Wat is er aan het magazine veranderd in de loop der jaren?
„Het magazine van het eerste uur was het voertuig van Anne om met de achterban te communiceren. Dat heeft jaren zo gefunctioneerd. Dat bevatte veel van zijn reisverslagen en wereldbeschouwingen. Hoe hij keek naar de geestelijke werkelijkheid. Maar ook zijn Bijbelstudies, bemoedigingen en aansporingen. Er zat heel veel van de oprichter zelf in.
Naarmate het werk groeide en Anne verder van de communicatie kwam af te staan, is daar meer diverse informatie bij gekomen. We zijn ook wat indirecter gaan communiceren. Het Nederlandse kantoor kreeg informatie uit het veld en dat werd bewerkt om in het magazine te plaatsen. We waren niet meer degenen die zelf op reis gingen en de verhalen ophaalden.
Er zijn absoluut sporen van de geschiedenis van het magazine gebleven. Vaak probeer ik een persoonlijke noot toe te voegen, zoals een aansporing of een bemoediging. Ook staat er altijd een gezicht voorop het magazine, en geen kerk bijvoorbeeld. Het gaat om mensen van vlees en bloed. Anne zei altijd: „We werken niet met dode, maar met levende stenen.””
We leven in een digitaal tijdperk. Werkt zo’n papieren magazine nog?
„Het magazine zit echt in het hart van onze communicatie. Ik zou niet willen zeggen dat het ons primaire instrument is. Tegenwoordig gaat heel veel via sociale media en email. Maar het is een van de meest tastbare en zichtbare communicatiemiddelen. We hebben momenteel een oplage van 72.500 exemplaren. En dat aantal is al jaren stabiel.
Ik ben old-school, ik zou het vreselijk vinden als we het papieren magazine niet meer hadden. Dat ligt op tafel of naast je bed. En de bijgeleverde gebedsbrief, die leg je in je Bijbel. Een magazine dat zichtbaar is, heeft veel meer waarde. Dat bewaar je even. Voorlopig blijft het papieren magazine in stand.”
Voorlopig?
„Zo lang als ik hier werk wel”, zegt Dees met een lach. „Ik denk wel dat dat gaat blijven. Het is deels ook een traditie.”
Met het magazine valt ook een gebedskalender op de mat bij de achterban. Waarom?
„Van meet af aan is de communicatie van Anne verrijkt met concrete gebedspunten. Gebed is de kern van ons werk en de gebedskalender is daarin een cruciaal middel. We weten dat er een geestelijke strijd gaande is. God is bezig met Zijn werk, en de duivel wil dat afbreken. En als het een geestelijk strijd is, dan moeten we ook geestelijke middelen inzetten.
Anne had de uitspraak: „Je moet niet bidden om deel te nemen aan de strijd, bidden is de strijd.” Zodra ik mijn handen vouw, sta ik naast een broeder en zuster in vervolging. Bidders staan in de vuurlinie. Als we zeggen dat vervolging van de kerk niet toevallig is, maar het werk van de duivel, dan is bidden deelnemen aan dat gevecht.”
In de loop van de 500 magazines moet er wel ontzettend veel gebeden zijn voor de vervolgde kerk.
„Dat gaat om enorme aantallen. Mooi hè? En dat is alleen nog in Nederland. Inmiddels hebben we wereldwijd de campagnes gelijkgetrokken. Er wordt in zeker twintig landen tegelijk gebeden. Er gaan gebedsgolven over de wereld heen. Dat vind ik een inspirerende gedachte.”
Bidden maakt het verschil?
„Ik geloof dat er op het gebed wonderen gebeuren. Als er gebed is geweest voor iemand krijgen we regelmatig van veldteams terug dat er verandering is opgetreden of dat iemand is vrijgekomen.
Jezus doet de belofte dat alles wat we de Vader vragen in Zijn Naam, Hij dat zal geven. Dat is zo enorm krachtig. Ik kan dat niet overzien. Er zullen gebeden op een manier verhoord worden dat we het niet merken. Of sommige gebeden blijven op de plank liggen –als ik het zo mag zeggen–, die kunnen over de grens van een mensenleven heengaan.
Wat mij zelf bijzonder heeft geraakt, is het verhaal van Alexander Ogorodnikov. Hij zat in Siberië in een kamp opgesloten. Als kind heb ik voor hem gebeden. Later kwam hij vrij en deelde hij zijn verhaal tijdens een Open Doorsdag. Hij zat in een cel waar de ramen van kapot waren. Er waaide een gure wind en hij had geen deken. Plotseling werd hij overweldigd door een warme gloed en voelde hij geen kou meer. Achteraf besefte hij pas dat er voor hem gebeden werd.”
Vijfhonderd magazines, een mijlpaal voor Open Doors?
„Ja, het is zeker een mijlpaal, maar wel een met een bittere nasmaak. Je zou kunnen zeggen: het was beter als al die magazines niet nodig waren geweest. Tegelijkertijd zijn er heel veel Schriftplaatsen die aangeven dat de navolging van Christus gepaard gaat met lijden. Dus ik denk dat we ver weg moeten blijven van het ideaal dat we vervolging kunnen uitbannen. Dat is niet Schriftuurlijk.
Vervolging stopt past als Christus terugkomt en de boeken geopend zullen worden. Dan zal God rechtspreken en voorgoed dingen op z’n plaats zetten.
Door al die magazines heen loopt Gods trouw als een rode draad. Het 500e magazine is als een banier die daarvan getuigt. Ook Anne was een voorbijganger, maar God gaat door met Zijn werk. Voor komend seizoen hebben we gekozen voor het thema ”God is trouw”. Dat willen we uitdragen.”
Wat zegt het dat er al 500 magazines nodig waren om de vervolgde kerk onder de aandacht te brengen?
„Het lijden verdwijnt niet. Dat moeten we eerlijk naar voren brengen. Vervolging is reëel, pijnlijk, verschrikkelijk en weerzinwekkend. Onlangs vond er in Pakistan heftig geweld tegen christenen plaats. Na een valse beschuldiging van godslastering vernielde een opgehitste meute meer dan twintig kerken. Verschrikkelijk wat daar is gebeurd.”
Wat doet dat met u?
„Daar word ik boos van. Dat is stuitend onrecht, dat schreeuwt naar de hemel om ingrijpen. Om: Heere, doe ons recht. In zulke omstandigheden moeten we ons aan Christus vastklampen. Dat is wat heel veel vervolgde christenen doen, hoewel ze eerlijk zijn over de pijn die ze ervaren. Dat is iets om na te volgen.”
Zet het werk van Open Doors wel zoden aan de dijk?
„Dat vraagt om een wedervraag. Hoe zou jij die zoden willen omschrijven? Als je op het spoor zit van vervolging te verminderen, de ernst draaglijk te maken, dan snap ik zo’n vraag. In die zin zet het werk geen zoden aan de dijk.
Ons werk is echter wel degelijk van grote waarde voor vervolgde broeders en zusters. Ze getuigen dat in al hun nood God nabij is. En dat het aankwam op andere mensen wereldwijd die hebben geholpen. Wij proberen daar te zijn waar anderen niet zijn. Om onze broeders en zusters te laten zien: We zijn jullie niet vergeten. Ten tijde van Islamitische Staat in Irak getuigde een kerkleider: „Iedereen was vertrokken, maar jullie waren er.””