Hanneke Schaap: Vorming Godsbeeld begint al vanaf de commode
Ieder mens vormt zich beeld van God. Ds. P. van Duijvenboden: „Het is van het hoogste belang dat een zondagsschoolleider zich afvraagt of dit Godsbeeld juist is en of het klopt met wat de Heere in de Bijbel over Zichzelf heeft gezegd.”
De predikant van de hervormde gemeente in Bilthoven (De Ark) sprak zaterdag in Putten op de jaarlijkse toerustingsbijeenkomst van de Bond van Hervormde Zondagsscholen op gereformeerde grondslag. Het thema was ”Welk beeld zet je neer? Godsbeeld en geloofsbeleving in het zondagsschoolwerk”. Tegen de ruim 140 aanwezige zondagsschoolwerkers zei bondsvoorzitter ds. Van Duijvenboden: „Er is maar één richtlijn: eenvoudig navertellen wat er in de Bijbel staat.”
Huisslak
Prof. dr. Hanneke Schaap-Jonker, bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, betoogde in de hoofdlezing dat de vorming van het Godsbeeld al „vanaf de commode” begint, namelijk direct vanaf de geboorte in de relationele ervaringen. Om dit te illustreren nam Schaap-Jonker, die ook rector is van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), de huisslak als voorbeeld. „Het kind heeft net als een huisslak twee voelsprieten en draagt een huisje met opgedane ervaringen –positieve of negatieve– met zich mee. Nog voordat er sprake is van talige communicatie, krijgt het kind een besef van God mee via de directe omgang met de opvoeders. Is de manier van aanraking liefdevol of niet? Al begrijpt het kind de woorden niet, toch maakt het uit de klanken van de omringende stemmen op of mensen te vertrouwen zijn of niet”, aldus de hoogleraar, die met enkele citaten uit de Psalmen aantoonde hoe relationele ervaringen uit het prilste levensbegin nauw aansluiten bij en bepalend kunnen zijn voor de vorming van het Godsbeeld en Godsvertrouwen in latere levensfases.
Voortbordurend op de huisslak als metafoor, besprak Schaap-Jonker de „tweede voelspriet”: een Godsbeeld wordt ook gevormd als opvoeders over God en de Bijbel gaan spreken. „Deze overdracht is interactief. Er spelen meerdere factoren mee, zowel bij de verteller als bij het kind. Niet alles uit een Bijbelverhaal kan worden verteld en niet alles van de vertelling komt bij het kind binnen. Waarop legt de verteller de nadruk? Hoe wordt de Heere God voorgesteld? Wat is het dominante thema? De God van genade, of die van de vrijheid of de God van het oordeel?”
De meegekregen bagage –het huisje van de slak– werkt zowel positief als negatief mee. Zo kleuren psychische problemen of depressiviteit het Godsbeeld en is ook de manier van vertellen of aanhoren van het Bijbelverhaal van invloed.
Volgens Schaap-Jonker moeten zondagsschoolleiders in hun vertellingen niet preken of dogmatische verhandelingen afsteken. „De Bijbelverhalen zijn op zich krachtig genoeg. Al blijft het verhaal leidend, dan nog kan de verteller iets daaruit markeren, bijvoorbeeld door met nadruk te onderstrepen: zó is God.”
Tenslotte wees de inleider de zondagsschoolwerkers op de „lijfelijke concretisering” van de Bijbelse boodschap. De zondagsschoolleider moet ook „zonder woorden”, in houding en gedrag, als het ware de belichaming van de Bijbelse boodschap zijn.
Actie
Na de hoofdlezing werd er over het thema doorgesproken in een vijftal workshops over specifieke aspecten van het Godsbeeld.
Tijdens de vergadering werd de voorlopige eindstand van de actie ”Zaaien in de zomer” bekendgemaakt. De actie heeft 24.055 euro opgebracht. Dit bedrag zal –met de nagekomen giften– worden overgemaakt naar Stichting Hulp Oost-Europa voor het project ”kinderevangelisatiekampen”.