Nederlanders zijn de afgelopen jaren meer gaan vloeken. In 2007 vloekte een op de twintig regelmatig of vaak, nu is dat verdubbeld naar een op de tien. „Ons werk is nog niet af”, concludeert Kees van Dijk, directeur van de Bond tegen Vloeken…
De cijfers komen uit een onderzoek dat de bond eerder dit jaar liet uitvoeren en dat ze woensdag publiceerde. In de vragen is onderscheid gemaakt tussen schelden (met bijvoorbeeld ziektes) en vloeken (met de naam van God of Jezus). Nederlanders hebben meer moeite met schelden dan met vloeken, blijkt uit het onderzoek. Zo wordt de eerste categorie vaker omschreven als onbeschaafd, storend, vervelend, kwetsend en pijnlijk.
Hoe ouder iemand is, hoe minder hij te maken krijgt met vloeken, blijkt ook uit het onderzoek. Zo hoort 77 procent van de 12- tot 18-jarigen weleens een vloek in zijn directe omgeving, tegen 43 procent van de 65-plussers. Ook vloeken jongeren vaker dan ouderen.
Vooral in het verkeer vindt men het lastig een vloek binnen te houden: 55 procent van de Nederlanders hoort hier weleens een vloek vallen. Daarna volgen op televisie (48 procent), bij vrienden (42 procent) en op sociale media (40 procent). Zo’n 68 procent van de jongeren tot 18 jaar hoort op school weleens vloeken.
Mensen vulden ook in hoe vervelend ze het schelden met bepaalde onderwerpen vinden. Met stip op één staan handicaps en ziekten: meer dan 60 procent vindt hiermee schelden heel vervelend. Schelden met geloof of religie wordt door 30 procent van de mensen bestempeld als heel vervelend.
Met het onderzoek wilde de Bond tegen Vloeken vooral uitzoeken hoe mensen vandaag de dag aankijken tegen schelden en vloeken. Van Dijk: „In 1995 en in 2007 hielden we een onderzoek met ongeveer dezelfde vragen. Dat waren andere tijden. Door het onderzoek nu te herhalen, kunnen we kijken welke impact ontwikkelingen als secularisatie en sociale media hebben gehad.”
Jongeren van 12 tot en met 17 jaar zijn voor het eerst ook bevraagd. Waarom?
„We richten ons de laatste jaren meer op de jeugd. Zo willen we jongerenpanels laten meedenken over ons werk. Daarvoor kloppen we aan bij bijvoorbeeld politieke jongerenorganisaties en kerkelijke jeugdverenigingen. Jongeren komen voortdurend in aanraking met sociale media, we willen graag weten wat dat met hen doet.”
Wat zijn voor u de opvallendste conclusies uit het onderzoek?
„We waren enerzijds blij dat het verschil tussen schelden en vloeken bij veel mensen nog bekend is, en dat niet alles op één hoop gegooid wordt. Tegelijkertijd doet het pijn dat mensen aangeven meer moeite te hebben met schelden dan met vloeken. Onze hoofddoelstelling is het bevorderen van het respectvolle gebruik van Gods Naam. Uit de resultaten merken we dat dit wat naar de achtergrond schuift, en dat vinden we jammer.”
Jongeren vloeken vaker dan ouderen. Wat zegt dit over de toekomst?
„Voor ons betekent het dat ons werk nog niet af is. We zetten volop in om deze ontwikkeling tegen te gaan. Dat doen we bijvoorbeeld tijdens zo’n 800 gastlessen per jaar, waarin we praten over verruwing van taal. We merken dat er een enorme behoefte is aan deze lessen, zowel bij christelijke als bij islamitische en seculiere scholen.
Tegelijkertijd moeten we ook niet doen alsof de jeugd nu voor het eerst grof in de mond is. De Bond tegen Vloeken is in 1917 al opgericht, en niet voor niets.”
De Bond tegen Vloeken is minder bekend dan in 2007. Hoe komt dat, denkt u?
„Voorheen hingen onze posters van de papegaai in vrijwel alle NS-stations. Dat kostte ontzettend veel geld en doen we al jaren niet meer, maar het zou wel kunnen verklaren dat onze zichtbaarheid is afgenomen. Onder de 65-plussers kent nog negen op de tien ons, maar onder de 18-minners is dat nog maar een derde. Duidelijk is dat we ons moeten blijven inzetten om bekendheid te krijgen onder de nieuwe generatie, bijvoorbeeld door sociale media.”