Oud-bestuurder in de gezondheidszorg Pleun Eikelboom reageerde (RD 12-8) op mijn column (RD 24-7) over verschraling van de zorg. Graag zet ik enkele misverstanden recht.
Over wooncentra voor ouderen of de bejaardenhuizen van de vorige eeuw heb ik het niet in mijn schrijfsel, maar over het Zorgakkoord dat minister Helder voor Langdurige Zorg recent presenteerde. Daar ben ik oprecht verontrust over. De zorgkosten rijzen de pan uit. Er moet echt gesneden worden. De overheid kan niet alles voor ons oplossen. Denk na over wat je zelf kunt doen. Dat is de boodschap uit Den Haag.
De vergrijzing is een feit. We worden gemiddeld ouder dan generaties voor ons. De prognose is dat een op de twee nieuwgeborenen eeuweling wordt. Vroegtijdig sterven is drastisch teruggedrongen door almaar betere medische zorg, minder zwaar fysiek werk, goede hygiëne en gezondere voeding. De levensverwachting is deels genetisch bepaald, maar hangt nog meer af van onze levenswijze (voldoende bewegen, gezond eten, enzovoort). Medici weten veel problemen voor ons op te lossen. We houden de dood lang op afstand, maar eens bereiken we de grens. Mijn opponent stelt terecht de vraag of we ook een keer durven stoppen met behandelingen. De ruimte laat het niet toe daar zorgvuldig op in te gaan. We hebben het dan over de kwaliteit en zin(loosheid) van verder leven. Het moet maar dichtbij komen…
Hoge werkdruk
Het spreekt niet vanzelf dat we allemaal oud worden en gezond blijven. Dementie verslaat haar duizenden. Gaat dat onveranderd door, dan neemt de zorgvraag in de nabije toekomst eerder toe dan af. Er zullen meer plaatsen in verpleeghuizen nodig zijn. Dat wil de minister juist niet. Zorgaanbieders krijgen minder budget per cliënt te besteden. Dat raakt de kwaliteit van wat geboden wordt. Minder handen aan het bed moeten meer doen.
Het kabinet wil ook niet dat meer dan een op de zes werknemers zijn brood verdient in de zorg. Momenteel is werken in deze sector voor velen al onaantrekkelijk. Er wordt geklaagd over hoge werkdruk, beloning die niet navenant is, slechte aansturing en dito arbeidsvoorwaarden. Maar vooral over de administratieve rompslomp, een gevolg van het feit dat zorgverleners zich uitvoerig moeten verantwoorden voor de geleverde prestaties. Zo is het vastgelegd in de Zorgverzekeringswet. Daardoor is er te weinig tijd voor echte patiëntenzorg en om nieuwe krachten in te werken en stagiaires te begeleiden. Burn-out, fysieke en mentale klachten zijn dan ook geen zeldzaam fenomeen in deze beroepsgroep. De hoge uitstroom houdt daarmee wellicht verband.
Sociaal vangnet
Kan het anders? Ik wraakte in mijn column het teveel aan organisatie, administratie, management en alles wat ten koste gaat van het eigenlijke werk en de onvrede voedt. Ook een beroep doen op naasten in en buiten de familie gaat de problemen niet oplossen. Er zijn al miljoenen mantelzorgers actief. Een aanzienlijk deel van hen is overbelast. Wordt dat niet aangepakt, dan lopen de zorgkosten alleen maar verder op.
Ouderen die voor ouderen moeten gaan zorgen, is evenmin een oplossing. Een andere minister vindt immers dat gezonde ouderen langer betaald werk moeten blijven doen. Tegelijk zijn velen oppasgrootouder. Komt daar nog intensieve zorg voor de eigen ouders of anderen bij, dan laat het vervolg zich raden.
Bouw dan ook nog eens een goed sociaal netwerk op, wat mijn opponent aanmoedigt. Maar als ouderenzorg verder wordt afgebouwd en verpleeghuizen als hospice gaan functioneren, groeit een zorgende generatie zonder sociaal vangnet op. Omdat men geen tijd heeft om zo’n vangnet op te bouwen en om naar mensen buiten de eigen familie om te zien. Die waarschuwing probeerde ik in mijn column door te geven. Zal het Zorgplan van minister Helder onbedoeld de vraag naar euthanasie aanmoedigen…?
De auteur is hervormd emeritus predikant.