De ouderenzorg loopt vast. Maar dat probleem is niet veroorzaakt door uitdunning van voorzieningen of de bewuste afbraak ervan, zoals ds. J. Belder in zijn column ”Zorgplan” lijkt te suggereren. Dat mensen steeds ouder worden, is wel een factor.
De zogenoemde verzorgingshuizen die model staan voor die afbraak waren namelijk niet bedoeld voor de zorg voor ouderen met een zorgvraag. Ze zijn in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw gebouwd om er mensen vanaf de AOW-leeftijd in te laten wonen. Daardoor zou er, te midden van de woningnood van toen, ruimte in de wijken en straten ontstaan voor de jonge gezinnen waarin de huidige babyboomers opgroeiden tot volwassenen.
Die verzorgingshuizen heetten aanvankelijk ”ouden-van-dagen-tehuizen”, wettelijk zelfs (tot 1968) ”bejaardenoorden”. Ze waren bedoeld voor de AOW’ers, die destijds na hun 65e immers niet ál te lang meer te leven hadden. Ze kregen een klein kamertje met een stoel (een ”zurg”), een bed, een eettafeltje met twee stoelen, een keukentje waarin je je precies kon omdraaien, maar niets kon klaarmaken.
In die tehuizen werden mensen met het ouder worden steeds vaker behoeftig en ontstond er vraag naar zorg. Dat ouder worden werd overigens bevorderd door de steeds betere gezondheidszorg. In de jaren 70 zien we dan ook de zogenoemde verpleeghuizen ontstaan. Tehuizen die verlies aan privacy en waardigheid betekenden: vier tot zes mensen in een zaal met niets dan een bed en een stoel. Ik ben er ruim tien jaar medeverantwoordelijk voor geweest.
Toelatingscriteria
Maar gelukkig ben ik ook medeverantwoordelijk geweest voor de omslag. De oude(rwetse) verzorgingshuizen werden verbouwd of gesloopt en vervangen door nieuwe. Nieuwer moest ruimer, maar ja, er was niet echt meer ruimte. Dus nam het aantal beschikbare kamers af. Om dat op te vangen werden er toelatingscriteria ingesteld. Niet meer ”vanaf 65 jaar verwachten wij u”, maar ”er moet wel een reden zijn waarom u bij ons wilt komen wonen”. Tussen haakjes: ook toen wilde iedereen zo lang mogelijk thuis blijven wonen.
Zorgorganisaties zagen deze omslag ook en deden hun best om andere vormen van huisvesting voor ouderen te realiseren. Aanleunwoningen, inleunwoningen, woongebouwen met minimale voorzieningen, maar wel genoeg voor díe levensfase. Totdat…
Ethische vraag
Dit alles gebeurde in een samenleving waarin babyboomers hun kindertal beperkten. Waarin de medische ontwikkelingen zo snel gingen dat de dood een ethische vraag werd: wanneer en waaraan mag iemand overlijden? Uitgangspunt was: als er nog wat te behandelen is, moeten we dat vooral doen.
De gereformeerde gezindte speelde daarin een twijfelachtige rol. Enerzijds klonk dat „wij niet op de stoel van God mogen zitten”. Anderzijds zaten we steeds steviger op die stoel: sterven moest vooral zo lang mogelijk worden uitgesteld. Nee, ik ben niet van de euthanasie, wel van het realisme. Een ernstig herseninfarct bij een 90-plusser is een doodsoorzaak. Nóg weer een experimentele behandeling tegen kanker is een motie van wantrouwen aan God. Een veel te vroeg geboren kindje is misschien wel niet bedoeld om te leven (ik weet privé waar ik het over heb), zéker niet met alle handicaps die veelal het gevolg zijn van ”in leven houden”.
De beperking van het kindertal en de grote toename van het aantal steeds oudere mensen leidden tot de huidige situatie. Niet de afbraak van oude verzorgingshuizen (want die waren niet geschikt voor zorgverlening), niet de commercie (want die maakt soms juist dingen mogelijk) en niet het ontslag van de zorgwerkers (want dat waren incidenten).
Denk na over oude dag
Er zijn wel lichtpunten. De helderheid van demissionair minister Helder is er één. Denk na over je oude dag, denk na over de vraag of er iemand is die naar je wil omkijken als je straks meer en meer klem loopt. Wees dus vriendelijk en open naar je omgeving. Neem er deel aan, zodat mensen je missen als je niet meer meedoet. Dat geldt evengoed voor organisaties. Kerken, laat u zien in de samenleving. NPV, neem lokale initiatieven, zoals vroeger de lokale thuishulp, en/of bouw die uit tot buurtinitiatieven. De overheid gaat het niet redden!
Laten we als gereformeerde gezindte ook niet bang zijn om de ethische vraagstukken over leven en sterven opnieuw aan de orde te stellen. Moet alles wat kan? Mág alles wat kan?
Ik realiseer me dat de jongeren niet voor de ouderen zullen kunnen zorgen. Zij moeten inkomen verwerven, zij moeten de economie en hun gezinnen draaiend houden. Maar gelukkig zijn er de senioren, een heel grote groep fitte gepensioneerde babyboomers, die naar de stokoude generatie van hun ouders kunnen omkijken. De meesten van die echt oude mensen hoeven niet verpleegd en verzorgd te worden. Er moet wel naar hen omgekeken worden. En als we dat nou gezamenlijk oppakken, dan kunnen de wijkverpleegkundige en het verpleeghuis zich bekommeren om de échte zorgbehoevende mensen. Dáár gaat het mij om. Zorg bieden is onderdeel van ieders dagelijks leven, ontvangend of gevend, van het begin tot het einde. Maar heel veel zorg is eigenlijk alleen maar ”naar een ander omzien”. Dat kunnen we toch wel voor elkaar opbrengen?
De auteur was tijdens zijn werkzame leven lange tijd beleidsmatig en bestuurlijk verantwoordelijk in de zorgsector.