Voor predikantsvrouw Alice Methorst is liggen in de hangmat levenskunst
Alice Methorst staat graag klaar voor anderen. Welke plek ze zelf mag innemen, is een worsteling voor haar. „Kan ik in mijn hangmat een boek lezen als ik ook een ander een pan eten had kunnen brengen? Dat is echt iets wat ik heb moeten leren.”
„Weet je dan wel wat je moet zeggen?” vroeg haar schoonmoeder, toen Alice Methorst (47) vertelde dat ze gevraagd was voor een interview in het RDMagazine. „O, mama praat altijd met iedereen”, zei de dochter van Alice, die ook bij het gesprekje aanwezig was. Bij de predikantsvrouw –getrouwd met ds. H.I. Methorst uit Apeldoorn– komen de woorden inderdaad vanzelf. Maar oppervlakkigheid is er niet bij. Ze heeft goed nagedacht wat ze wil zeggen en praat bijna beschouwend over zichzelf.
Haar manier van spreken en haar woordkeus verraden haar professie: naast onderwijsadviseur is ze coach. Soms is het zoeken wie de echte Alice is, ook al is ze bereid om openhartig te praten. Over de pijn van het steeds weer verhuizen. Over twee miskramen. Over dienen én over opladen.
1 Wie ziet u als u in de spiegel kijkt?
„Er kwamen allemaal woorden met een ”v” in me op. Ik zie iemand die verlangend is naar verbinding met anderen, ter verheerlijking van onze God en Schepper.
Die verbinding kan in iets kleins zitten. Zelfs in een praatje bij het verkeerslicht. Verbinding ontstaat als jij de ander ziet en als je zelf ook gezien wordt. Een vriendin uit Nieuwerkerk aan den IJssel maakte een moodboard voor mij. De woorden die ze opschreef zijn voor mij zó de kern van verbinding: dat je als pelgrims een stukje met elkaar oploopt. Om te delen, zonder maskers. Dat is hoe ik verlang te leven. Waardoor ik ook oplaad.
In de ochtend kan ik me voor de spiegel verbazen: er is een nieuwe dag! Soms stort ik ’s avonds uitgeput in bed. Dat je dan zomaar met nieuwe energie wakker wordt! Daar verwonder ik me over.
Mijn zoektocht is lange tijd geweest: wat is mijn plek in dit leven? Psalm 139 heeft me daarbij geholpen: God heeft mijn leven gewild. Ik ben gegeven en geweven door God. Omdat Hij mij schiep, mag ik hier op aarde mijn plek innemen. Leven én geven, dat is wat ik wil. Maar als je alléén geeft, droog je zelf op. Mag ik ook mijn plek innemen als ik niet dien? Dat blijft een lastige voor mij.”
2 Waar en hoe komt u tot rust?
„In de drukte van het gezin en van de pastorie is het soms zoeken naar momenten om alleen te kunnen zijn. Maar voor mij is tot rust komen ook: met het gezin aan tafel zitten. De zegen van het bij elkaar zijn. Rust is veel meer dan niets doen.
Daarnaast heb ik ook tijd voor mezelf nodig, jazeker. Een avondje weg is ingewikkeld door het werk van mijn man. Het is steeds zoeken: welk moment is voor mij? Dat bekijk ik per dag. Vaak is het ’s ochtends als de kinderen weg zijn. Dan kan ik ook stille tijd houden. Met een podcast of een preek. Of ik lees in de Bijbel. Zonder stille tijd kan ik niet, dan is er niets te delen.
Op zo’n rustig moment ga ik ook graag even in de tuin zitten. Maak ik een wandeling of ga ik sporten. ’s Avonds blijf ik bijna altijd op tot mijn man thuis is. Dan drinken we een wijntje en sluiten we de dag af. Dat is sámen tot rust komen.
Rust nemen blijft voor mij wel een oefening. Kan ik zonder mezelf schuldig te voelen een boek lezen? Terwijl ik ook een pan eten bij iemand had kunnen brengen? Het is levenskunst om dankbaar in je hangmat te liggen terwijl je weet dat er altijd mensen zijn die hulp nodig hebben.”
3 Wat vindt u belangrijk in uw vakantie?
„Ik vind het heerlijk om eruit te zijn. Ook om weg te zijn van de plek waar we veel dienstbaar zijn. Tijd voor reflectie. Ik herinner me de eerste vakantie in onze eerste gemeente goed. Toen hadden we zó veel om over te praten.”
Alice moet even lachen: „We hebben echt niet alleen maar goede gesprekken op vakantie… Met elkaar zijn is al zo fijn! We gaan dit jaar drie weken naar Oostenrijk, ons favoriete land. Henk gaat daar voor in Nederlandstalige kerkdiensten. Eerder gingen we jarenlang naar een Beter Uit-camping in Luxemburg. Daar deden we campingpastoraat. We genoten ervan, maar na zes jaar was het goed. Toen realiseerde ik me: we hebben eigenlijk nog nauwelijks gezinstijd.
We houden erg van wandelen. Onze jongste, Joshua, is zo’n beetje in de bergen opgegroeid. Toen hij een jaar of 4, 5 was deden we eens een zware route. We kwamen bij een berghut en hij zei: „Mama, ik zie hier helemaal geen andere kindjes.” „Ik denk ook niet dat veel kinderen zo’n stuk hebben gelopen als jij vandaag”, zei ik toen. We hebben ook weleens een tocht gedaan waarbij we niet meer verder maar ook niet meer terug konden. Bleek het een alpiene route te zijn, een route door zwaar terrein. Toen was ik zo dankbaar dat we veilig thuiskwamen!”
4 Welk boek ligt er momenteel op uw nachtkastje?
„Ik ben bezig in ”Bidden in de nacht” van Tish Warren. Twee jaar geleden las ik het voor de eerste keer, met mijn vriendin uit Nieuwerkerk aan den IJssel. We maakten aantekeningen in een notitieboekje en stuurden dat per post heen en weer. Wat heeft betrekking op jouw leven? Wat raakt je? Over zulke vragen ging het.
Wat mij aanspreekt in het boek? Het leven van genade en het bidden in de nacht. Dat je in het duister van je levensnacht woorden aangereikt krijgt om te bidden. Tegelijk: als mijn leven donker is en ik bid, dan is het niet meteen dag. Ik mag wel weten dat God is er is. Werken, waken, wenen, die drie horen bij elkaar, schrijft Tish Warren. Dat vind ik heel mooi. Ik mág huilen!
Verder lees ik graag boeken van bijvoorbeeld Charles Martin, Tamera Alexander of Els Florijn. Een paar jaar geleden ontdekte ik dat mijn hoofd altijd aan staat. Juist daarom is het zo heerlijk om te worden meegezogen in een verhaal.
Op dit moment ben ik de Bijbel van a tot z aan het lezen. Mijn notitiebijbel staat inmiddels vol aantekeningen. Toen onze oudste dochter twee jaar geleden trouwde, hebben we haar allemaal een brief geschreven. Als ik er niet meer ben, is mijn notitiebijbel voor jou, schreef ik haar. Ik zie dat als een geestelijke erfenis. Zelf ben ik zo dankbaar dat mijn ouders mij voorgingen en voorgaan in het leven met God.”
5 Met welke persoon uit heden of verleden zou u weleens (hebben) willen praten?
„Bij zo’n vraag heb je de neiging om groot te denken. Maar zelf zou ik graag mijn opa, de vader van mijn moeder, willen spreken. Ik zou tegen hem willen zeggen: Wat hebt u ongelooflijk veel gegeven! Zijn moeder stierf toen hij heel jong was. Toen hij trouwde, nam hij de jongste broer van mijn oma in huis. En ook zijn schoonmoeder woonde in. Daarin liet hij de liefde van God zien.
Ik kwam als kind vaak bij opa en oma, op zaterdag na vier uur. Dan deden we een spelletje, en at ik brood mee. Ik voelde me heel welkom en veilig bij hen. Opa overleed toen ik in de dertig was, op 94-jarige leeftijd.
Ook met Michel, een collega die eind 2020 plotseling stierf, zou ik graag nog eens praten. We waren broeder en zuster in Christus. Onze laatste ontmoeting was op een teamdag. „Ik heb er weinig zin in”, zei hij. „Ik wil het hebben over dingen die ertoe doen.” Dat ik op zijn begrafenis mocht zijn, in coronatijd, vond ik zo bijzonder! Later stuurde zijn vrouw Caroline me een pannenlap op, gemaakt van Michels blouses. Dat was voor haar ook een stukje rouwverwerking.
Ik heb nog steeds contact met haar. Ze komt in ons huis als we op vakantie zijn. Michel was zo trots op zijn vrouw. Ik zou hem willen zeggen: Weet je hoe ongelooflijk dapper je vrouw is?”
6 Waar luistert u naar?
„Ik vind het fijn om naar podcasts te luisteren. ”Eerst dit” bijvoorbeeld. ”Bij Jorieke” heeft vaak inspirerende mensen in het programma, zoals Els van Dijk. En in ”Moderne profeten” was Tish Warren onlangs te gast.
Meestal luister ik onderweg. Niet altijd, want stilte is ook fijn. In huis zet ik hooguit muziek aan. Ik kan genieten van jongerenkoor Jigdaljahu. ”Uit de diepten roep ik tot U” – prachtig. En van klassieke en instrumentale muziek.
Ik hou ook van zingen. Mijn moeder noemde me vroeger een wandelende radio. We zingen in ons gezin ook altijd na het eten. Ooit ben ik nog dirigent geweest van een kinderkoor in Wekerom. Erna van een jeugdkoor in Ede met negentig leden. Op de pabo heb ik muziekverdieping gedaan, dus ik had wel muzikale vaardigheden. Ik genoot er echt van en de sfeer was heel goed. Toen Henk begon met preken werd het te veel.”
7 Wat is de missie van uw leven?
„Dat we in dit leven met elkaar leren de gebrokenheid te zien en te verdragen. Dat is voor mij een missie. Mag gebrokenheid er zijn in deze tijd? Staan we onszelf toe om in het lijden met de ander te zijn en te blijven? We willen alles zo snel oplossen. Ik geloof dat heling pas kan beginnen als we pijn erkennen. Die van jezelf én die van een ander.
Nodig een ander ook uit om zijn of haar gebrokenheid te laten zien. Dat is een worsteling: waar laat je iets van je pijn zien, waar niet? Soms is het ook goed om iets voor jezelf te houden.”
8 Welke Bijbeltekst betekent veel voor u?
„Voor mij is dat Efeze 2:10: „Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.” Die tekst raakt aan mijn missie en aan mijn verlangen mijn plek in te nemen.
Het is een diepe wens van mij dat de Heere mij laat zien voor wie ik iets kan betekenen. Ik hoef zelf niet op zoek, ik hoef alleen mijn ogen open te houden voor wat God heeft voorbereid!
Ik ervaar echt dat het zo gaat. Pas had ik op m’n werk binnen vijf minuten een gesprek van hart tot hart. „Oh, nu kan ik de dag weer in”, zei diegene. Een andere keer stuurde ik een lied door naar iemand. „Weet je dat dat zó bijzonder was”, hoorde ik later. „Ik had het zo nodig.”
Toen we nog in Nieuwland woonden, kwamen er asielzoekers in het dorp. Vanuit de gemeente waren we er intensief bij betrokken. Ik herinner me goed dat ik net was bevallen van Joshua. Het was zwaar geweest en na zestien dagen moest ik gecuretteerd worden. Toen werd er ineens nog een vluchtelingengezin geplaatst. Ik vond het zó moeilijk dat ik niet kon helpen. Een vriendin zei tegen me: „Alice, geloof jij niet dat God ook iemand anders kan sturen?” Dat was een les voor me. Ik hoef niet méér te doen dan wat God op dat moment voor mij heeft voorbereid.”
9 Terugkijkend op de voorbije jaren: wat was een diepte- en wat een hoogtepunt?
„Dieptepunten kunnen ook hoogtepunten worden, is mijn ervaring. Voor mij zijn twee miskramen echte dieptepunten geweest. Zal ik dat delen in het interview? vroeg ik aan mijn man. Van mij mag het, zei hij.
De laatste jaren voelden we steeds sterker: ook deze nooit geboren kinderen hebben een plek in ons gezin. Alle kinderen hebben daar recht op, ook zij die het leven niet halen. Toen hebben we vorig jaar zomer samen, Henk en ik, een sessie gehad met een begeleider. We hebben de kinderen toen namen gegeven. En later ook een fysieke plek: er staan nu acht houten poppetjes in huis, ons gezin. Van Henk kreeg ik een beeldje van twee mensen die allebei iets onder hun hand op hun heup dragen. En op onze slaapkamer staat een doosje met twee kunststof embryo’s. Met de tekst: ”Geborgen in Zijn Hand”.
We hebben dit als een rouwproces van ons samen ervaren. Henk zei: Ik voel me nu meer dan ooit vader van zés kinderen. Dat deed wat met mij. Hierna volgde een hoogtepunt. Onze kinderen gaven me een armband met de namen van alle kinderen.
Ik weet ook, als ik nadenk over hoogtepunten, dat ik een rijk leven heb. Wanneer ik het als een bergketen zie, dan zijn er zó veel toppen.
Het steeds opnieuw verhuizen raakt voor mij wel aan een dieptepunt. Onthechten en je opnieuw wortelen, dat is zwaar. Ik zou tegen onze kinderen weleens willen zeggen: Maak je maar geen zorgen, we blijven hier. Maar het beroepingswerk is de weg tussen God en Henk. Het is een stukje kruisdragen voor het gezin. Tegelijk voelen we op zulke momenten: het is God Die roept. We hebben nooit getwijfeld.”
10 Hoe kijkt u naar de toekomst?
„Zijn op de plek waar God me roept, dat is mijn toekomst. Ik wil de weg gaan die God heeft voorbereid. Alles wat we doen staat in het perspectief van het Koninkrijk.
In mijn werk zie ik dat het voor mensen soms nodig is om een stip op de horizon te zetten. Om het leven weer op de rails te krijgen: dáár moet ik naartoe. Maar zelf heb ik er geen behoefte aan. Ik weet helemaal niet waar we over twee jaar zitten.
We hebben vier jaar in Nieuwland gewoond, vier jaar in Nieuwerkerk aan den IJssel. Toen Henk in 2020 een beroep kreeg uit Apeldoorn merkte ik aan alles dat Gods weg naar Apeldoorn ging. Maar ik voelde zo veel weerstand. Weer verhuizen, weer ontwortelen.”
Haar ogen lopen vol als ze eraan terugdenkt. „Afscheid in coronatijd, dat ging bijna niet. En zonder goed afscheid is er geen ruimte voor een nieuw begin. Toen ik anderhalf jaar in Apeldoorn woonde merkte ik dat mijn hart er nog niet was. Ik ben gaan rouwen om het afscheid. Toen kwam er ruimte om me ook hier te verbinden!
De realiteit van het beroepingswerk maakt me voorzichtig in ambities. Ik start na de zomer in het team leiderschap en coaching bij Driestar educatief. Ik geloof dat God me daar nu roept.”