Politiekinterview

Balende Adema wil sowieso blijven knokken

Landbouwminister Piet Adema is negen maanden na zijn beëdiging alweer demissionair. Maar bij de pakken neerzitten is er wat hem betreft niet bij. „Anders kijken we straks achterom en is de halve visserijsector weg.”

Jakko Gunst en Coen Hermenet
21 July 2023 13:09Gewijzigd op 21 July 2023 13:12
Piet Adema werd begin oktober vorig jaar minister van Landbouw, maar is door de val van het kabinet nu alweer demissionair. beeld ANP, Sem van der Wal
Piet Adema werd begin oktober vorig jaar minister van Landbouw, maar is door de val van het kabinet nu alweer demissionair. beeld ANP, Sem van der Wal

„Piet, je blijft toch wel aan? We hebben je nog nodig.” Na de val van Rutte IV op 7 juli kreeg Adema dit soort appjes uit de agrarische sector. Adema kan de bezorgde afzenders geruststellen: vroegtijdig opstappen lijkt niet in zijn woordenboek voor te komen. „Ik ben gekomen om te kijken of we de spanning uit de verhouding tussen overheid en agrarische sector kunnen halen en of we boeren weer toekomstperspectief kunnen bieden. Dat is mijn missie hier”, zegt hij in een vraaggesprek op zijn ministerie, kort voor het zomerreces voor de kabinetsleden begint. „Ik blijf een betrokken minister, maar mijn missie is anders. Ik moet in overleg met de Kamer.”

Een paar weken voor de kabinetsval strandde ook het overleg dat had moeten uitmonden in het landbouwakkoord. Dat ervoer Adema eveneens als een zware teleurstelling. Terwijl de partijen er volgens hem „voor 95 procent of misschien wel meer” uit waren, liep lobbyorganisatie LTO van tafel.

Heeft u alweer koffiegedronken met LTO-voorman Sjaak van der Tak?

„Nee, maar ik heb wel contact met hem gehad. We hebben afgesproken dat we na de vakantie een kop koffie met elkaar drinken. Natuurlijk verschillen we erover van mening of het noodzakelijk was dat het overleg is geklapt. Maar dat neemt niet weg dat LTO een belangrijke organisatie is en dat mijn persoonlijke verhouding met Sjaak meer dan uitstekend is.

Toen het klapte, was ik aangeslagen. We waren er zo dichtbij. Wat heel belangrijk is, is dat alle partijen zeggen: we hebben geen akkoord, maar er is wel iets gebeurd. En dat is dat we met al die partijen in gesprek zijn, op een open manier. Er is echt geluisterd: hoe kunnen we elkaar helpen in de opgaven die we hebben? In die zin is er iets gebeurd. Daarom wil ik met al die partijen goede verhoudingen houden. Na de vakantie krijgen ze een uitnodiging voor een vervolggesprek.”

In het Kamerdebat over het klappen van het overleg schetste u hoe het misging. U probeerde het recht te trekken, maar dat hoefde van LTO niet meer. Verwijt u hen iets?

„Verwijt is een zwaar woord, maar wat ik jammer vind en ook niet goed vond… Kijk, we waren heel ver gekomen. LTO had in de week voor de laatste bijeenkomst acht punten op tafel gelegd. Daarop moet het kabinet echt leveren, zeiden ze. Vanaf dat moment heb ik heel hard gewerkt in het kabinet om daar hele harde toezeggingen op te krijgen. Dat is allemaal gelukt; op al die acht punten hadden we hele harde, mooie toezeggingen voor de sector. Intussen zou LTO komen met een visie op grondgebondenheid. Ze hebben een stuk aangeleverd, maar daar kwam dat hele woord niet in voor.”

Toen belde u LTO op.

„Ja, ik zei: „Sjaak, dit is geen stuk over grondgebondenheid. Dit is gewoon een gebiedsproces.” LTO heeft geen stukken opgeleverd op het gebied van grondgebondenheid.

Toen we weer bij elkaar aan tafel kwamen, heb ik gezegd: „Wij komen nu met een aantal voorstellen waarvan wij vinden dat we daar het vertrouwen mee kunnen herstellen. We laten zien dat we het vertrouwen waard zijn; boter bij de vis. Ik wil graag met je spreken over die acht punten.” Toen zei Sjaak: „Dat heeft geen zin meer, want we stoppen ermee.””

U zegt dus eigenlijk: Wij hadden echt genoeg te bieden.

„Zeker. Bijvoorbeeld op het gebied van doelsturing. Dat betekent dat ik geen middelvoorschriften uitvaardig, maar zeg: „Jongens, dit is hoe schoon het water moet zijn, werk er maar naartoe.” Daar hadden we hele harde afspraken over, er stond een pakket van 100 miljoen voor klaar. We wilden dat in wetgeving regelen en hadden een implementatieprogramma klaarstaan.”

Een norm voor grondgebondenheid, die gaat over een minimale oppervlakte weiland per koe, was een heikel punt in de onderhandelingen. De graslandnorm die in het conceptakkoord stond, was „behoorlijk ruimer” dan de GVE-norm (norm voor grootvee-eenheden per hectare, red.) die het kabinet zich had voorgenomen, zegt Adema. „Dus wij waren aan het bewegen. Wij waren zelfs met alternatieven bezig. Als boeren de doelen via doelsturing zouden kunnen bereiken, dan hoefden ze geen grondgebondenheid. Dat keuzemodel zat er zelfs al in. Er zijn heel veel varianten voor grondgebondenheid op tafel geweest. Op die avond hadden wij als kabinet wel vier of vijf varianten in de achterzak.

In gebieden als De Peel en de Gelderse Vallei is de veedichtheid zo hoog, daar moet je sowieso wat. Wij wilden daar een soort nationale programma’s opzetten, met veel geld. Dat we die boeren echt zouden helpen en perspectief zouden geven door middel van verplaatsing of omschakeling. We wilden daar zelfs wat ruimere GVE-normen geven. Dus er was met ons overal over te praten.”

SGP-Kamerlid Roelof Bisschop zei: Binnen de starre kaders van het coalitieakkoord is het bijna onmogelijk om boeren echt perspectief te bieden. Wat is uw reactie op zo’n stelling?

„Weet je: LTO is van tafel gelopen, maar 8000 jonge boeren niet. Hoe kan het dat zij zeggen: Er zit genoeg perspectief in, nota bene voor de jonge generatie? Een deel van LTO zag ik heel erg in het defensief gaan. Zo van: waarom zouden we moeten? Maar de opgaven zijn er gewoon.

Wat ik heel goed vond aan het landbouwakkoord, is dat we aansloten bij ontwikkelingen die hoe dan ook gaande zijn in de sector. Van de boeren wil 30 procent stoppen. Wij konden veel binnen de autonome ontwikkeling van de sector regelen. Hoezo kunnen we geen toekomst bieden? We hadden 13,5 miljard klaarstaan om toekomstperspectief te bieden aan boeren.

Dus ja, Bisschop mag dat zeggen. De opgaves zijn groot, maar ik denk dat we een goed toekomstperspectief hadden kunnen bieden. Ook de bioboeren bevestigen dat.”

Inmiddels is ook het kabinet gevallen. Valt nu alles op landbouwgebied in duigen?

„Toen het landbouwoverleg flopte, werd in de Kamer een motie aangenomen die zegt: Ga door met het landbouwakkoord, breid het uit tot een landbouwplan. Voor mij zat de zorg hierin: wat gaat het kabinet doen? Zegt het: Er was geen onderhandelingsresultaat, we gaan terug naar de basis. Of: Er is wat gebeurd, we moeten hierop doorbouwen. Dat laatste gebeurde.

Met het kabinet heb ik afgesproken dat ik een-op-een met de partijen ga praten. Na de vakantie zouden we een hele rits gesprekken gaan opzetten met de ketenpartijen en met de banken om op die manier verder te werken naar een landbouwplan.

De grote vraag is nu: wat gaat de Tweede Kamer doen? Hoeveel ruimte krijg ik? Ik zou zeggen: De landbouw kan niet langer wachten op duidelijkheid. Voor de visserijsector zijn de zorgen wat mij betreft nog groter. De garnalenvissers zijn bijvoorbeeld met een vergunningstraject bezig. Dat is best spannend allemaal. In het kabinet hadden we afgesproken dat we de visserijsector ook duidelijkheid proberen te geven, op dezelfde manier als de landbouw. Een soort visserijplan dus. Die sector kan helemáál niet anderhalf jaar stilstaan. Anders kijken we over anderhalf jaar achterom en is de halve sector weg. Dat kunnen we ons niet permitteren en ik wil me er echt voor inzetten om te kijken of we nog iets kunnen doen dat van betekenis is. Het is voor de sector beroerd dat het kabinet is gevallen”

U sprak over goede bouwstenen uit het conceptlandbouwakkoord waar het kabinet mee verder kan. Kunt u daar een paar voorbeelden van noemen?

„Naast doelsturing gaat het om het afwegingskader voor grond. Hoe zorg je ervoor dat de landbouwgrond niet in de verdrukking komt in gebiedsprocesssen? Ook hadden we in de keten afspraken gemaakt over het verdienmodel. LTO zegt dat er geen verdienmodel in het conceptakkoord staat. Daar ben ik het zeer mee oneens. Binnen de verduurzamingsslag die de agrarische sector moet maken, zou er een standaard komen. Daarin zouden ook prijsafspraken gemaakt gaan worden. Boeren zouden extra betaald krijgen voor de duurzame producten die ze leveren.

Een ander punt betreft de ecosysteemdiensten, oftewel de contracten voor natuurbeheer. Tot nu toe zijn die contracten kort. Wij zouden gaan voor langdurige contracten van achttien jaar. Er zou dus meer zekerheid voor boeren komen en meer verdienvermogen op de lange termijn.

Ik vind dit belangrijke brokken en het kabinet was hier nog graag mee doorgegaan. Ik weet dat een meerderheid van de Tweede Kamer een regeling voor ecosysteemdiensten wil. Dat is misschien zo’n brokje dat je in de komende periode zou kunnen regelen.”

Ook het bredere plaatje van het verdienmodel van boeren is een belangrijk punt. Chris Kalden, de gespreksleider bij het geklapte landbouwoverleg, schreef in zijn eindverslag dat ondernemers erop mogen rekenen dat de randvoorwaarden voor een rendabel bedrijf er zijn. Kan de overheid daar wel voor zorgen?

„Als het gaat om ecosysteemdiensten kunnen we iets bieden. Daarnaast is er de kant van verduurzaming, dat je dus prijsafspraken maakt in de keten over extra geld. Er zijn al keurmerken, bijvoorbeeld het ”beter voor”-keurmerk van Albert Heijn. De rundveehouderij krijgt daarmee een paar cent meer per liter melk. Dat soort verdienmodellen wilden we in de volledige breedte in de primaire sector hebben. Je kunt ook prijsafspraken maken, maar het moet wel in de hele keten gebeuren. We hadden de verwerkende industrie, de supermarkten en de primaire sector aan boord. Die wilden allemaal meewerken aan zo’n verdienmodel. Die waren dus bereid om te zeggen: We gaan de boeren daar ook wat extra voor betalen.”

Maar stel dat een supermarkt zegt: de inkoopprijzen van Nederlandse producten worden toch een beetje te gortig; ik ga inkopen in het buitenland. Wat kun de overheid dan doen?

„Goede vraag. Wij vinden ook dat wat vanuit het buitenland in de schappen komt, aan die duurzaamheidsstandaard zou moeten voldoen. In de laatste Landbouw- en Visserijraad heb ik gesproken met de ministers van Frankrijk, Spanje en Duitsland en de Eurocommissaris om op Europees niveau te komen tot een bepaalde standaard, zodat er een gelijk speelveld ontstaat. En ik was bezig om het op de agenda van het voorzitterschap te krijgen. Duitsland wilde op dat gebied stappen zetten met ons. Ik had vanaf nu tot aan 2025 tijd gehad om het regelen, en ik denk dat we een heel eind gekomen waren in Europa.”

Bent u eigenlijk kartrekker in EU-verband en zegt u: nu ik demissionair ben, valt dat misschien wel weg?

„Ik vind dat het sowieso moet gebeuren. Ik denk dat zo’n duurzaamheidsstandaard straks ook in het nieuwe landbouwplan met een nieuwe minister weer op tafel komt. Dus ik blijf daarvoor knokken in Europa. Van wat ik heb geregeld in Europa, kunnen de nieuwe minister en de sector alleen maar plezier hebben.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer