De Syrisch-Zweedse Ahmad A. kreeg vorige week toestemming van de Zweedse autoriteiten om een Thora en een Bijbel te verbranden. De joodse gemeenschap keurde de protestactie fel af. Christenen lieten nauwelijks van zich horen. Waar ligt dat aan?
Twee Koranverbrandingen in Zweden leidden de afgelopen tijd tot woedende reacties in landen waar veel moslims wonen. Zo werd in Irak de Zweedse ambassade bestormd en liet de Turkse president Recep Tayyip Erdogan op de Turkse televisie weten dat „arrogante westerlingen nog wel zullen leren dat het beledigen van moslims niets met vrijheid van meningsuiting te maken heeft”.
De Syrisch-Zweedse Ahmad. A. plande afgelopen week een protestactie tegen de Koranverbrandingen. Van de Zweedse autoriteiten kreeg hij toestemming om afgelopen zaterdag een Thora en een Bijbel te verbranden bij de Israëlische ambassade in Stockholm. De aangekondigde actie leidde tot veel verontwaardiging in Israël. De minister van Nationale Veiligheid Itamar Ben-Gvir betitelde het plan als „antisemitisch”.
Bij nader inzien zag A. van zijn actie af. „Als ik de Thora in brand steek, een ander de Bijbel, een ander de Koran, wordt het hier oorlog”, aldus A.
Terwijl een Koran- of Thoraverbranding tot veel ophef in de islamitische en joodse wereld leidt, lijkt de christelijke gemeenschap nauwelijks te reageren op de aangekondigde Bijbelverbranding. Waar ligt dat aan? En is het vernietigen van een Bijbel, Thora of Koran zomaar toegestaan? Drie deskundigen geven hun visie.
Intolerantie
Opperrabbijn Binyomin Jacobs reageert verontwaardigd op de verbrandingen van de religieuze geschriften. „Het is het summum van intolerantie en haat. Het hele fenomeen van verbrandingen deugt niet, of het nu om de Thora, de Koran of de Bijbel gaat.”
Bij de Koranverbrandingen in Zweden is het volgens Jacobs al misgegaan. „De meeste moslims zijn vredelievend, maar dat wordt door veel activisten niet erkend. Er wordt gigantisch gegeneraliseerd, als zouden alle moslims agressief zijn en gezeur veroorzaken. Met het verbranden van een Koran worden islamieten beledigd en dat mag echt niet.”
Christenen lijken de Bijbelverbranding oogluikend toe te staan. Rabbijn Jacobs weet niet waar dat aan ligt. „Jaren geleden werden er in Irak christenen vermoord door Islamitische Staat. Een Armeense gemeente in Enschede hield daarvoor een bijeenkomst met een stille tocht. Ik was gevraagd om te spreken. Ik heb toen mijn verbazing geuit dat een kleine christelijke gemeenschap de straat op gaat, terwijl grote kerken taal noch teken geven. Het raakt ons joden als wij horen dat er antisemitisme wordt bedreven. Christenen lijkt het echter veel minder te doen als hun geloof aangevallen wordt. Ik weet niet waar dat aan ligt.”
Provocerend
Cees Rentier, directeur van de Stichting Evangelie en Moslims, noemt de verbrandingen een „typische botsing tussen de oosterse en westerse cultuur”. Rentier: „In het Westen wordt het verbranden van een religieus geschrift geschaard onder de vrijheid van meningsuiting. De Zweedse overheid gaf van tevoren toestemming voor de protestactie. In de oosterse eercultuur wordt die goedkeuring als provocerend gezien en echt niet begrepen. Daar denkt men dat de Zweedse autoriteiten hiermee zelf stelling nemen tegen de islam.”
Ook Rentier constateert dat een aangekondigde Bijbelverbranding in de westerse wereld niet zoveel weerstand oproept. „Het Westen kent geen eercultuur. En de meeste aversie tegen het christelijk geloof komt van westerse bodem zelf. De christenen in het Westen zijn eraan gewend geraakt dat de Bijbelse boodschap wordt bespot en reageren daar nauwelijks meer op.”
In de wereld van de islam is dat echter anders. „Al tijdens het optreden van Mohammed zie je dat degene die de profeet beledigt, gedood wordt. Publieke bespotting van Mohammed of de Koran is altijd levensgevaarlijk geweest”, aldus Rentier.
Kan het verbranden van een Bijbel, Koran of Thora dan zomaar in het Westen? Dat is volgens mr. dr. Teunis van Kooten lastig te zeggen. Volgens de jurist, die als advocaat gespecialiseerd is in religie en recht en als universitair docent en onderzoeker werkzaam is bij het Centrum voor Religie en Recht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, speelt hierbij enerzijds de vrijheid van meningsuiting. Dat grondrecht is onder meer vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
„Anderzijds heb je het strafrecht, zoals het verbod op discriminatie en belediging. Gelovigen die vinden dat een boekverbranding hen schaadt, kunnen naar de burgerlijke rechter stappen om dit te laten verbieden. Dát is –juridisch gezien– het spanningsveld dat hier speelt. In principe zou je een boek mogen verbranden om daarmee je mening naar voren te brengen.”
Elk land mag binnen een bepaalde bandbreedte hierin zijn eigen regels hanteren, zegt Van Kooten. „In Nederland wordt dat recht op meningsuiting begrensd door het strafrecht waarin het verboden is om groepen te discrimineren en te beledigen. Denk bijvoorbeeld aan de rechtszaak met Geert Wilders over zijn ”meer of minder Marokkanen”-uitspraak. De rechter besloot dat hij zich aan groepsbelediging had schuldig gemaakt. De overheid mag de vrijheid van meningsuiting beperken.”
Volgens Van Kooten is het belangrijk om onderscheid te maken tussen godsdienst en gelovigen.
„Een religie mag je verwerpelijk vinden en dat mag je ook duidelijk maken, maar aanhangers van een religie als groep mag je niet zomaar beledigen. Dat is wel lastig bij een Koranverbranding, want gaat het hier om een belediging van een godsdienst of worden de aanhangers hiermee beledigd?”