Gemeentepredikant. Belangstellend in alles wat met economie te maken heeft. Natuurliefhebber. Bewogen met de medemens. Hoogleraar Nieuwe Testament. Al die interesses en werkzaamheden komen samen in de persoon van ds. T.M. Hofman.
De predikant houdt zijn armen in een kruis: verticaal met een horizontale dwarsbalk. „Die twee, het Woord en de schepping. Ze hebben alles met elkaar te maken.”
Sinds anderhalf jaar wonen „Hofman” en „Hofvrouw”, zoals ze elkaar weleens gekscherend noemen, in een monumentaal dijkhuis in Baanhoek, Sliedrecht. Het is een bekende plek voor hen: jarenlang woonden de ouders van ds. Hofman er. De laatste jaren kwam het predikantsechtpaar er steeds vaker om ds. Hofmans moeder mantelzorg te verlenen. Na haar overlijden trokken ze zelf in het huis, dat op een steenworp afstand van de Merwede ligt.
Hortensia’s
„In deze omgeving groeide ik op”, vertelt de predikant. Met zijn vader –„hij had water in zijn bloed”– trok hij er vaak op uit om dijken, bruggen en sluizen te inspecteren. In ds. Hofmans voorgeslacht waren veel „mannen van Sliedrecht”, actief in de strijd tegen het water.
Ds. Hofmans moeder leerde hem veel over de natuur. „We mochten alles vangen: rupsen, slakken, torren. „Als je ze vanavond maar weer loslaat”, zei ze dan.”
Die zorg voor de natuur kenmerkt ook de predikant. Het achterraam van zijn woning biedt zicht op een diepe tuin. Dicht bij huis een bloemenperk met klassiekers als hortensia’s en siererwten, daarachter kassen, en achter die kassen weer hoge bomen die ook nog bij het perceel horen.
Ds. Hofman, die in het gesprek graag zelf de leiding neemt, vertelt dat zijn leven gekenmerkt wordt door onverwachte wendingen. Op de middelbare school leek het heel logisch dat hij verder zou gaan leren voor boekhouder. Het werd een studie theologie in Utrecht en later Apeldoorn. Toen hij gemeentepredikant werd, moest hij zijn werk een tijd neerleggen vanwege ziekte. Na dertien jaar dienstbaar te zijn geweest aan de gemeenten van Ouderkerk aan de Amstel en Rijnsburg, kreeg hij het verzoek om hoogleraar te worden aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn.
Begin dit jaar werd een oogziekte vastgesteld waardoor ds. Hofmans zicht ernstig wordt beperkt.
Continuïteit
Terugkijkend op de achterliggende veertig jaar ziet ds. Hofman toch ook zekere continuïteit. „Ik heb als predikant in de loop der jaren steeds meer oog gekregen voor de wisselwerking in de omgang met het Woord van de Heere en de Heere van het Woord. En de doorvertaling van dat Woord naar de gemeente. Die moet leren eerst voor de Heere te leven en dan voor de naaste die ons is gegeven.”
Een andere continue lijn is ziekte. Hij heeft chronische leukemie. „Ik ben gendrager van die ziekte, dus heb het mijn leven lang al. Maar ik ontdekte het pas toen ik net predikant was geworden in Rijnsburg. Voor ik daarnaartoe ging, bleef een tekst uit Handelingen 20 mij steeds bij, dat banden en verdrukkingen aanstaande waren. Achteraf besefte ik dat de Heere me voorbereidde op een periode van ernstig ziek zijn. Tegelijk wist ik in die tijd: de Heere wil me nog gebruiken. En ik heb het leven weer gekregen! Ik zou daar 100 procent dankbaar voor moeten zijn. Maar daarin schiet ik tekort. Dat laatste vind ik weleens moeilijk.”
Kritisch tegenover
Ondanks zijn ziekte en vermoeidheid is de predikant altijd heel actief en productief geweest. Tijdens het halfjaar dat hij rust moest houden in 1991 schreef hij zijn doctoraalscriptie. Dat was een opmaat naar zijn proefschrift ”Eenich achterdencken” (Enige achterdocht), dat in 1997 gereedkwam. Het gaat over de verhouding tussen kerk en staat van 1570 tot 1620.
De kerkhistoricus trekt graag lessen uit de houding van de kerk toen. De kerk dient de overheid te respecteren als Gods dienares en trouw voor haar te bidden, aldus ds. Hofman. Tegelijk, en dat is voor de predikant heel belangrijk, moet ze een kritisch en profetisch tegenover zijn.
Als ds. Hofman over die rol van de kerk begint, struikelt hij haast over zijn woorden. „De kerk moet niet pas gaan spreken als ze zelf in het nauw komt. Het gaat niet om ons, maar om of er recht gedaan wordt. In de toeslagenaffaire zijn gezinnen stuk gegaan omdat de overheid ogen en oren dicht hield voor hun nood. In Groningen krijgen gedupeerden de ene na de andere taxateur over de vloer, maar hun huizen en levens gaan ondertussen kapot, terwijl taxatiebedrijven geld opstrijken. In ons land leven 200.000 kinderen in armoede. De kerk moet wereldlingen niet voor laten gaan in het opkomen voor deze mensen. We moeten vanuit de ons geschonken gerechtigheid gerechtigheid beoefenen.”
Groene lijn
Toen ds. Hofman in 1996 als hoogleraar aan de TUA ging werken, bleef hij doorgaan met het leiden van diensten en het houden van gemeenteavonden „om de band met de kerken te houden”. „Preken geeft verbinding, samen bidden, samen zingen, samen onder het Woord van de Heere komen.”
Een ‘groene lijn’ in die prediking is voor hem de zorg voor de schepping. „Ik ben blij om te merken dat jongeren vanuit allerlei verschillende disciplines nadenken over hoe de Bijbel spreekt over rentmeesterschap. Een boek dat je leent van iemand, smijt je niet van je af. Dan mogen we dat ook niet doen met de aarde en alles wat zij geeft. Ik moedig gemeenteleden graag aan om, ieder in ons klein hoekje, dat te doen wat de Heere van ons vraagt. En dan weet Hij wat daarin groot en wat klein is.”
Het voorgaan in diensten is ds. Hofman sinds drie jaar niet meer gegeven. „Soms vind ik dat wel jammer, want het is heerlijk om het Woord van de Heere door te geven. Maar ik kan echt overvallen worden door intense vermoeidheid. Dat is niet de conditie om een eredienst te leiden, dat zou afleiden van de verkondiging. Plannen durf ik niet meer zo te maken. Maar het perspectief blijft: „Wij verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont.””