Met de val van het kabinet lijkt het naar voren halen van het stikstofdoel naar 2030 voorgoed van tafel. Maar ook voor een volgend kabinet zal stikstof een hoofdpijndossier zijn.
Hoe verder met landbouw en stikstof, nu het kabinet-Rutte IV vrijdagavond is gevallen? Veel is nu nog onduidelijk, maar een aantal punten zijn wél helder. Allereerst: de aanpak van de stikstofproblematiek en het bieden van perspectief aan boeren zullen forse vertraging oplopen.
De Tweede Kamer bepaalt in de komende weken welke onderwerpen het stempel controversieel krijgen. Alles waar dat voor geldt, wordt tot en met de formatie van een nieuw kabinet in principe niet in behandeling genomen. Afhankelijk van hoe lang de vorming van een nieuwe regering duurt, kunnen allerlei zaken dus zomaar een halfjaar tot een jaar stil komen te liggen.
Volledige stilstand op het gebied van landbouw en stikstof zal de Kamer waarschijnlijk niet laten gebeuren. Sinds kort staan er twee grote uitkoopregelingen voor boeren open; dat proces kan voorlopig gewoon doorgaan. Wellicht krijgt stikstofminister Van der Wal groen licht om door te gaan met het optuigen van andere opties, zoals een verplaatsingsregeling, voor boeren die gelden als zogeheten piekbelaster.
Gevoelige ingrepen zal de Kamer echter niet toestaan. Het wettelijk vervroegen van het belangrijkste stikstofdoel naar 2030? Het is ondenkbaar dat dit in de komende periode alsnog gebeurt. Datzelfde geldt voor gevoelige maatregelen die het kabinet in september zou aankondigen. Na het klappen van het overleg om tot een landbouwakkoord te komen, zou het kabinet zelf met een maatregelenpakket komen. Nu lijkt bijvoorbeeld de invoering van een norm voor een maximaal aantal koeien per hectare echter voorlopig van de baan. Maar ook maatregelen die het verdienmodel van boeren moeten stimuleren, dreigen vertraging op te lopen.
Landbouwminister Piet Adema zal in september waarschijnlijk wel een brief naar de Kamer sturen; het staat hem vrij om met allerlei ideeën op de proppen te komen. De Kamer bepaalt echter of er ook beslissingen worden genomen, en zo ja, welke.
Overigens viel in het debat over het klappen van het landbouwoverleg de eensgezindheid tussen de coalitiepartijen op. De vraag is wat daar de komende tijd van overblijft; iedereen wil zich met verkiezingen in aantocht profileren, niet in de laatste plaats op het gebied van landbouw en stikstof.
Ook de Eerste Kamer moet zich buigen over het controversieel verklaren van onderwerpen. Het wetsvoorstel om het stikstoffonds mogelijk te maken, ligt nu in de Senaat. Als het fonds er nu niet komt, is het maar de vraag of een volgend kabinet er net zo veel geld voor uittrekt als Rutte IV – 24,3 miljard euro. Vermoedelijk zal het wetsvoorstel voorlopig op de plank komen te liggen.
Wat precies wel en niet de ijskast in gaat, moet later deze maand blijken. Wel zou het voor verschillende partijen, maar zéker voor BBB, bepaald niet ongunstig zijn als de komende tijd zo veel mogelijk boeren zich inschrijven voor een van de regelingen. Dat betekent namelijk dat een volgend kabinet een kleinere opgave heeft.
Fors
Want dát de volgende ploeg nog een forse opgave heeft, is een tweede punt dat helder is. Oók als BBB deel van het volgende kabinet zou uitmaken – de kans daarop lijkt op dit moment aanzienlijk.
Het is onwaarschijnlijk dat het belangrijkste jaartal in de huidige stikstofwet, 2035, ooit nog wordt vervroegd. Het is echter even goed onwaarschijnlijk dat deze wettelijke doelstelling verdwijnt. Ten tijde van het vorige kabinet, Rutte III, was ‘2035’ nog het hoogst haalbare. Aanvankelijk wilde het kabinet alleen een streefwaarde vastleggen: 50 procent van het stikstofgevoelige Natura 2000-oppervlak zou in 2030 onder de zogeheten kritische depositiewaarde (KDW) moeten liggen. Na kritiek van de Raad van de State werd hier een wettelijke verplichting van gemaakt. Vervolgens werd een deal gesloten met een aantal oppositiepartijen om het wetsvoorstel door de Eerste Kamer te loodsen. Onderdeel van die deal was dat er nóg een doelstelling in de wet zou worden opgenomen: in 2035 moest 74 procent onder de KDW liggen.
Het hoogst haalbare in politieke zin bleek na de verkiezingen van maart 2021 hoger te liggen dan daarvoor; de coalitiepartijen spraken af het doel voor 2035 te vervroegen naar 2030. Het CDA wilde hier later overigens weer vanaf.
Door de omstreden voorgenomen vervroeging naar 2030 –die er nu voorgoed niet lijkt te komen– is ‘2035’ in feite acceptabeler geworden voor partijen op de rechterzijde van het politieke spectrum. Dat neemt echter niet weg dat ook het halen van dit doel een grote opgave voor de agrarische sector met zich meebrengt. Ook op het gebied van klimaat is er veel te doen voor de landbouw. Verder lijkt het voorlopig niet haalbaar een juridisch houdbaar alternatief te introduceren.
Kortom: landbouw en stikstof zullen ook de volgende coalitie hoofdbrekens bezorgen, ook als BBB daar onderdeel van uitmaakt.