In Leuven is dinsdagmorgen de wereldwijde Edwards-conferentie van start gegaan. Deze is georganiseerd door de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven, de faculteit religie en theologie in Amsterdam en het Hersteld Hervormd Seminarium aldaar.
Aanvankelijk was deze conferentie gepland voor 2020, maar covid maakte het onmogelijk om samen te komen. Zoals Ken P. Minkema vanuit Yale stelde, kan de Edwards-conferentie voor Edwards-liefhebbers wel worden uitgesteld, maar afstel is onmogelijk. Die liefhebbers komen uit allerlei uithoeken van de wereld: van Zuid-Afrika tot Amerika en van Tsjechië tot Australië.
Het hoofdthema van de conferentie (die tot donderdag duurt) is ”Redelijkheid en spiritualiteit. Hoe we Jonathan Edwards vandaag kunnen gebruiken om de menselijke ervaring van religie en spiritualiteit te duiden”. De rode lijn op de eerste dag werd bepaald door het begrip spiritualiteit. Prof. dr. Andreas Beck opende de conferentie met een lezing over Edwards’ begrip van vrijheid en noodzakelijkheid. Het blijkt dat Edwards hierin afwijkt van de gereformeerde traditie en bewust eigen wegen is gegaan. Terwijl men in de gereformeerde traditie ontkende dat de dingen noodzakelijk gebeuren en de vrijheid voor alternatieve mogelijkheden onderstreepte, erkende Edwards wel de noodzakelijkheid van de menselijke geschiedenis en had hij een veel beperktere opvatting over de menselijke vrijheid. Aan het einde van zijn lezing bracht Beck dit in relatie met Edwards’ spiritualiteit. De manier waarop de Heilige Geest bezit neemt van mensen schakelt elke alternatieve mogelijkheid uit. Zo zou Edwards’ begrip van vrijheid en noodzakelijkheid weleens in het licht kunnen staan van zijn spiritualiteit.
Inwoning
In de tweede hoofdlezing, door prof. dr. W. van Vlastuin, ging het om de vraag hoe wij Edwards’ spiritualiteit van de inwoning van de Heilige Geest kunnen toepassen in een postmoderne context. Van Vlastuin maakte duidelijk dat we Edwards alleen goed kunnen verstaan als we hem verstaan in het licht van de moderniteit. Edwards zocht verbinding met de moderniteit door zijn nadruk op de ervaarbaarheid van Gods genade. De distantie tot de moderniteit blijkt als in Edwards’ spiritualiteit de Geest niet dichterbij kan komen dan door Zijn inwoning, terwijl de moderniteit God op afstand plaatst. Terwijl moderniteit denkt vanuit natuurwetten, onderstreepte Edwards de continue schepping en het bovennatuurlijke ingrijpen van de Geest. We kunnen Edwards niet zonder meer herhalen, maar we moeten ons afvragen hoe zijn moderne spiritualiteit kan worden vertaald naar onze postmoderne context.
Naast de hoofdlezingen waren er kleinere parallelle sessies, waarin onderzoekers verslag deden van hun onderzoek. Zelf volgde ik een lezing van Ray Carpenter uit Frankrijk, die onderzoek heeft gedaan naar het gebruik van esthetische begrippen door Edwards. Het gaat dan om begrippen als schoonheid, lieflijkheid, heerlijkheid en dergelijke. Hij liet zien hoe deze begrippen in Edwards’ verschillende werken meer of minder plaats krijgen. Bovendien had hij onderzocht hoe de verhouding tussen Edwards en tijdgenoten was. Het bleek dat Edwards met kop en schouders boven anderen uitstak. Dit is een belangrijke aanwijzing voor hoe Edwards zijn spiritualiteit tot uitdrukking bracht. Het is bovendien een aanwijzing dat we met tien Edwards-centra op de wereld nog altijd nieuwe dingen ontdekken in zijn werk die voor theologie en spiritualiteit van belang zijn.
De actualiteit van Edwards’ spiritualiteit blijkt ook in de onderlinge gesprekken. Zo sprak ik met iemand die als boeddhist uit Korea naar Amerika kwam, onder de bediening van Tim Keller tot bekering kwam, nu naast zijn fulltimewerk in de marketing een kleine Koreaanse gemeente dient en op Edwards wil promoveren. Van zulke momenten word je stil.
Prof. dr. W. van Vlastuin woont deze week de Edwards-conferentie in Leuven bij en doet daarvan verslag