Mens & samenlevingSerie Verbinding
Omzien naar elkaar, binnen en buiten de kerk

Hoe blijven mensen in contact in een jachtige samenleving? Het Reformatorisch Dagblad gaat deze zomer naar acht plaatsen om te zien hoe mensen elkaar opzoeken. Ter inleiding reflecteren socioloog en geograaf Tjirk van der Ziel en ds. A.A. Egas op het omzien naar elkaar.

Binnen en buiten de kerk zien mensen naar elkaar om. De manier waarop dat gebeurt, is veranderd. beeld RD, Bert van Santen, iStock, beeldmontage
Binnen en buiten de kerk zien mensen naar elkaar om. De manier waarop dat gebeurt, is veranderd. beeld RD, Bert van Santen, iStock, beeldmontage

Elkaar helpen en steun zoeken bij elkaar. Dat blijven mensen doen, of ze nu in een dorp of een stad wonen. Maar de manier waarop verandert, zegt de Edese socioloog en geograaf Tjirk van der Ziel.

Nederlanders trekken al eeuwen in kleine groepen met elkaar op, zegt Van der Ziel, medewerker van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Een aantal jaar geleden schreef hij een proefschrift over de plattelandscultuur in een sterk verstedelijkte samenleving. „De buurt is typisch iets Nederlands.” De Nederlandse steden zijn volgens hem altijd kleiner geweest dan in omringende landen. De oorzaak hiervan zoekt hij zo’n 500 tot 1000 jaar geleden. Het drassige landschap dwong mensen om in kleine groepen te gaan wonen op plekken waar ze het droog konden houden. Dat was onder andere op hoge plekken langs rivieren, waar handel kon worden gedreven. „Elders woonden mensen op terpen en werkten ze samen in meenten en marken.”

De kleine samenlevingen vereisten het maken van afspraken. „Als jij jouw stukje dijk niet onderhield, kon het land van alle anderen onder water lopen. Er stonden zware straffen op als je je niet aan de voorschriften hield.”

De zorg voor elkaar kwam tot uiting in gilden. Mensen uit dezelfde beroepsgroep regelden dat zieken en weduwen niet van de honger hoefden om te komen. „Gilden hadden niet puur een economisch doel, maar waren ook sociaal gericht.” Kloosters, rijke kerkgangers en later ook stadsbestuurders richtten bovendien gasthuizen op, waar armen, zieken en reizigers werden opgevangen. Bemoeienis van een landelijke overheid was er nauwelijks in de middeleeuwen en ook niet in de eeuwen erna. Die nadruk op de eigen buurt drukte een grote stempel op het dagelijks leven, geeft Van der Ziel aan. „Rond het jaar 1900 telde Amsterdam negentien verschillende buurten met elk hun eigen karakter en dialect.”

19463162.JPG
Tjirk van der Ziel. beeld familie Van der Ziel

De opkomst van de verzorgingsstaat in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw, veranderde veel. Plaatselijke regelingen op het gebied van onder andere zorg en sociale zekerheid, werden overgenomen door landelijke organisaties of het Rijk. „Andere landen keken hier met verbazing naar. Dit was volgens hen financieel niet vol te houden.” Van der Ziel zegt dat de Staat door geldgebrek deze mate van zorg niet in stand kan houden. „Veel mensen zoeken daarom naar een hedendaagse manier van samenwerken, ook rond zorg.” Als voorbeeld noemt hij dat mensen duizenden kleine coöperaties hebben opgezet op het gebied van bijvoorbeeld energie. Ook zijn er tal van lokale initiatieven voor mensen met een handicap. „Als dit soort groepen opstarten, krijgen ze vaak een startsubsidie. Na enkele jaren moeten ze op eigen benen kunnen staan. Maar dat gaat vaak niet goed. Zonder subsidie is een initiatief vaak te duur.”

In tegenstelling tot bijvoorbeeld een eeuw geleden, blijven mensen niet meer hun hele leven in eigen dorp of stad wonen. Welke gevolgen heeft dat? „Als we verhuizen blijven we vooral in de eigen omgeving. Doordat er ook mensen zijn die jarenlang in een bepaalde buurt wonen, blijft de verbondenheid aanwezig.”

Vooral in dorpen zoeken mensen hun contacten hoofdzakelijk binnen een straal van een kilometer rond hun huis, aldus Van der Ziel. „Ze bieden elkaar praktische hulp, bijvoorbeeld door de grasmaaier uit te lenen.” In de stad wonen de contacten vaak verder weg. „Daar bieden mensen elkaar mentale ondersteuning.” Een ander verschil is dat mensen in de stad makkelijker tussen wal en schip raken. „In een dorp ziet iedereen je. Je moet wel meedoen. In de stad kan je meer anoniem blijven.”

Het aantal vrijwilligers neemt af, ziet Van der Ziel. „Onder meer zangkoren hebben het moeilijk omdat er geen bestuursleden zijn. En sommige kerken hanteren een ambtstermijn van twee jaar, omdat mensen zich niet meer voor vier jaar willen binden.” Van der Ziel wijt dit mede aan de hoge werkdruk. „Mensen werken veel, ook in het weekend.” Een gevolg is dat zelfs twintigers en dertigers kampen met burn-outverschijnselen. „Dat komt door een gebrek aan zingeving. Jonge mensen vragen zich af waarvoor ze zo hard werken.”

Ondanks het afgenomen kerkbezoek, hebben mensen wel behoefte aan zingeving en gemeenschapszin, ziet Van der Ziel. „De kerk was een plek waar je elkaar ontmoette. Die is voor veel mensen weggevallen.” Hoe kan de kerk de mensen weer terugkrijgen? „Mensen zijn tegenwoordig geïnteresseerd in een persoonlijke beleving. Als je jouw persoonlijke verhaal vertelt, maak je een connectie met anderen. Je moet mensen niet je geloof opdringen. Wel kan je uitleggen wat de Bijbel voor jou en jouw leven betekent.”


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer