Ethicus Franck Meijboom over economie en ethiek rond vogelgriep
Er is iets tragisch aan de gang, zegt prof. Franck Meijboom. Ethiek is zijn vak, hij is nauw betrokken bij maatschappelijke vraagstukken rond dieren in de samenleving – maar bij de miljoenen gezonde kippen die geruimd zijn vanwege de vogelgriep, wint de economie het van de ethiek. Totdat het systeem over zichzelf struikelt.
Halverwege het gesprek noemt prof. Meijboom het woord pas: tragisch. Tot die tijd spreekt hij opgewekt en hoopvol over duurzame manieren waarop de maatschappij met dieren kan omgaan, nu en in de toekomst. Hij kijkt van allerlei kanten naar een onderwerp, en laat sommige vragen voorlopig open, omdat de antwoorden complex zijn.
Sinds 15 juni bekleedt prof. Meijboom de leerstoel Sustainable Animal Stewardship (SAS) bij de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, waar hij als hoogleraar verder een brug zal slaan tussen wetenschap en samenleving. Hij doet dat al langer als hoofd van het Centre for Sustainable Animal Stewardship (CenSAS), waarin de universiteiten van Utrecht en Wageningen samenwerken. Verder is hij verbonden aan het Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht.
Deze leerstoel –letterlijk: duurzaam dierenrentmeesterschap– is er voor het eerst en is „uniek in de wereld”, meldt de UU. Wat betekent dat concreet?
„Met het thema zelf zijn we al gestart in 2016. In de samenleving wordt op heel veel terreinen nagedacht over de omgang met dieren, maar dat gebeurt vaak versnipperd. Je kunt kijken vanuit de ethiek, of vanuit welzijn, of vanuit de sectoren die met dieren werken… Beter is om die thema’s en partijen te verbinden, wat we via CenSAS ook al doen.
Samenwerken dus. Het tweede is dat er vaak wordt gereageerd op wat er nú speelt. Bijvoorbeeld: we hebben nu het stikstofprobleem, dat is allesoverheersend. Dat is belangrijk, maar het komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Het doel van Sustainable Animal Stewardship is om verder vooruit te kijken: wat is duurzaam, waar willen wij staan over tien à vijftien jaar?
Dat ik ethiek en theologie heb gestudeerd, past hier goed bij, want vraagstukken rond rentmeesterschap leiden altijd naar achterliggende vragen: waarom doen we wat we doen, welke waarden spelen een rol?”
Wordt ethiek de basis voor deze leerstoel, het uitgangspunt?
„De maatschappelijk-ethische kant is in ieder geval de kant waar een vraagstuk vaak start. Zodra het spannend wordt, als het gaat schuren, kijken we vanuit SAS wat er aan de hand is. Een van de eerste casussen binnen CenSAS draaide destijds om het scheiden van koe en kalf. De wetenschap zegt dan snel: Er is welzijnsonderzoek nodig, zodat we zeker weten hoe het zit, en kunnen aantonen of een koe er wel of geen last van heeft als haar kalf wordt weggehaald. Zo’n onderzoek is belangrijk.
Maar een Nederlandse dierenbeschermingsorganisatie had destijds een campagne gelanceerd op Moederdag. Dat laat iets heel belangrijks zien: de discussie in onze maatschappij gaat ook over visies op relaties en zorg. Tussen moeder en kind, dier en mens. Zodra we daaraan voorbijgaan in de wetenschap, kunnen we vier jaar fantastisch onderzoek doen naar het welzijn van een kalf – maar als je niet ingaat op het relatie-element, dan komt je antwoord niet over in de samenleving. De taak van deze leerstoel is ook om om te zien: waar zitten de blinde vlekken in de actuele discussies, en wat kunnen we daarmee in de wetenschap?”
Reageert deze leerstoel op wat er leeft bij burgers en in het nieuws komt, of is dat niet per se de volgorde?
„We volgen de actualiteit, maar zetten ook om de zoveel tijd thema’s op de agenda die niet al volop in de kranten staan. En soms komen die twee samen. Neem plaagdieren, waarvoor wij een onderzoek op de agenda hebben gezet. Omdat daar een moreel probleem zit.
Als je als onderzoeker een rat voor onderzoek wilt hebben, dan gaat dat niet zomaar, daarvoor geldt uitgebreide wetgeving. Maar als consument kun je naar de dierenwinkel gaan en drie ratten kopen. En zodra er een rat in je garage zit, mag je er bijna alles mee doen. Al deze ratten kunnen pijn en angst ervaren. Wij zeggen in feite: Plaagdieren bestaan niet, al kun je wel een plaag hebben, en last hebben van dieren.”
Nederlanders vinden dierenwelzijn erg belangrijk, blijkt onder andere uit het recente rapport ”De staat van het dier” (2023). Toch kiezen consumenten in de supermarkt nog snel voor het goedkoopste vlees. Wie is het eerst verantwoordelijk voor verandering? Komen we ooit uit die spagaat?
„Dat denk ik wel. Een initiatief als het Beter Leven-keurmerk is heel kleinschalig begonnen, en nu kun je geen varkensvlees meer kopen zonder minimaal één ster van dat keurmerk. Aan de onderkant schuiven we steeds een klein beetje op.
Maar er is meer nodig. Als ik denk aan biologisch vlees: het is nu zo dat vlees pas biologisch mag heten als de hele keten voldoet aan de voorwaarden. Opfok, huisvesting, slacht, de complete lijn moet aan speciale eisen voldoen. Omdat er nog een relatief kleine markt voor is, blijft het duur. Studenten bedachten een paar jaar geleden een creatief plan om dit probleem op te lossen: we zouden kunnen leren van de manier waarop groene stroom wordt gefinancierd. Uit het stopcontact komt een mix van groene en grijze stroom, ook als je een contract voor groene stroom hebt. Op papier zou je biologisch vlees goedkoper kunnen maken door het te combineren met niet-biologisch vlees, en zo de kosten te verdelen over meer producten. Maar bij voeding werkt dat toch anders dan bij stroom. Als een consument kiest voor biologische producten, is dat vaak een principiële keuze en wil hij zeker weten dat hij echt biologisch eet.”
Hoe kan de leerstoel iets veranderen?
Prof. Meijboom lacht. „Veranderen… dat klinkt alsof we heel veel invloed hebben…
Wat de leerstoel kan doen, is de discussie verbreden en laten zien dat er echt meer mogelijkheden zijn om verantwoord met dieren om te gaan dan die we nu benutten. Want we zitten in een transitie, in een overgangsperiode; we lopen in onze maatschappij tegen grenzen aan. Niet alleen in de veehouderij, ook bij bijvoorbeeld de fokkerij van hondenrassen en rond het houden van huisdieren. De leerstoel heeft als doel om praktische vragen zoals „moet een hertenkamp blijven?” in een bredere context te zetten en te onderzoeken wat ervoor zorgt dat we het hierover hebben. Zo kom je uit bij de achterliggende waarden, en daarvandaan kun je verder.”
Vanwege de vogelgriep zijn er miljoenen –ook gezonde– kippen geruimd. Wat zegt dit over ons als samenleving?
„Het laat zien dat we vastzitten in het systeem. Niemand wordt blij van het ruimen van kippen en toch gebeurt het elk jaar weer. Vaccinatie is technisch gezien mogelijk. Kippen worden al tegen allerlei andere zaken gevaccineerd zodra ze worden geboren. Er bestaat ook al een vaccin tegen vogelgriep, maar enten moet dan wel in heel Europa. Anders heb je kippen die weliswaar niet doodgaan omdat ze ziek zijn, maar die je ook niet meer kunt verkopen, ook de eieren niet. We zitten in een internationaal speelveld. Economische belangen spelen een doorslaggevende rol.”
Dus hoe mooi ethiek ook is – handelsbelangen winnen?
„Ja. En het ingewikkelde is dat de Nederlandse wet de eigen waarde van zo’n kip erkent, maar toch lijkt het dier bij de bestrijding van dierziekten niet veel meer dan een ding. Hooguit zeggen we: Ze moeten zo netjes mogelijk dood. Dat leidt tot schurende situaties. Aan de ene kant ruimen we miljoenen dieren, aan de andere kant hebben we een overheidscommissie die –en dat doet ze ook goed, daar gaat het niet om– meekijkt: voldoet het aan de criteria zodat welzijnsrisico’s bij het doden zo klein mogelijk worden.”
Wat een dilemma’s. En u zit hier middenin!
„Ik zit er middenin.”
Hoe is dat?
„Nou… met zoiets als vogelgriep wordt het er niet leuker op. Het is onthutsend dat het zo lang duurt. En aan de ethiekkant ligt niet de grootste vraag – dieren ruimen vindt niemand wenselijk.
De grote vraag is nu vooral: hoe krijgen we alle partijen meer op één lijn in Europa? De noodzaak om tot een oplossing te komen wordt steeds groter. We zijn op een punt dat andere waarden dan alleen economie de doorslag gaan geven: de verliezen worden zo groot, dat de maatschappelijk-ethische discussie daarheen verschuift. Wat er nu gebeurt, past niet in een dierwaardige veehouderij, maar ik denk dat ook de economische gevolgen van het ruimen voor een keerpunt zullen zorgen.”
Het morele antwoord is er dus allang, maar het systeem is sterker.
„Als je uitgaat van een dierwaardige veehouderij, kan het zijn dat er af en toe moet worden ingegrepen bij een dierziekte. Maar wanneer je stelselmatig dieren moet ruimen om een systeem in stand te houden, gaat er natuurlijk iets mis. Er is geen pluimveehouder die zegt: „Ach, ze waren toch wel naar de slacht gegaan.” Nee, dit heeft een gigantische impact op pluimveehouders. Als je het op z’n Zuid-Afrikaans zegt –daar spreken ze van ”volhoudbaarheid” als het gaat om duurzaamheid–: dit is niet volhoudbaar.”
U hebt ook theologie gestudeerd. Hoe kijkt u vanuit de theologie naar dit alles?
„Die opleiding helpt me enorm om achterliggende waarden en overtuigingen te zien en te snappen. Mensen kunnen niet neutraal naar deze vraagstukken kijken, ook wij als onderzoeksteam niet. We zetten het dier centraal, dat is een keuze, daarmee zeggen we: Dat dier doet ertoe. En persoonlijk zeg ik daarbij: Een dier is weliswaar anders dan een mens, maar het is ons gegeven, en wij hebben daar verantwoordelijkheid voor.
Hoe wij omgaan met dieren, meer algemeen hoe we met kwetsbaren omgaan, vind ik altijd een spiegel van onze maatschappij. Onrechtvaardig omgaan met dieren lijkt misschien eenvoudig omdat zij niet terugpraten, maar hoe je andere schepselen behandelt, zegt iets over wie je zelf bent.
Dieren zijn onderdeel van de schepping. Dat vraagt om zorgvuldigheid, en om bezinning: hoe duurzaam is ons eigen handelen? Dit geldt niet alleen voor professionals zoals veehouders of hondenfokkers, maar voor iedereen als consument, en voor iedere eigenaar van een hond of kat.”