Kerk & religieChristen in Afghanistan

De islam was voor Afghaan Abdul als een steile berg die niet te beklimmen was

Vanwege zijn handeltje in alcoholische dranken zoekt Abdul contact met christenen. Want dat zijn dronkenlappen, meent de Afghaanse moslim. Zijn drank raakt hij niet kwijt, wel de zware geestelijke last die hem drukt.

24 June 2023 19:13Gewijzigd op 26 June 2023 07:50
De kans dat Abdul en Aisha vanuit Turkije teruggestuurd worden naar het islamitische Afghanistan is altijd aanwezig. Als ex-moslims is hun leven dan in groot gevaar. Ze willen daarom niet herkenbaar in beeld gebracht worden. beeld RD
De kans dat Abdul en Aisha vanuit Turkije teruggestuurd worden naar het islamitische Afghanistan is altijd aanwezig. Als ex-moslims is hun leven dan in groot gevaar. Ze willen daarom niet herkenbaar in beeld gebracht worden. beeld RD

Het waren twee Afghanen over wie iedereen het had. Abdul kan zich het moment uit 2007 nog goed herinneren. Hij is op dat moment werkzaam in Dubai, samen met een groepje landgenoten. Twee van hen hadden iets over zich waarmee ze zich onderscheidden van de rest. „Het gerucht deed de ronde dat ze geen moslim, maar christen waren.”

De interesse van Abdul –opgegroeid in het streng-islamitische Afghanistan– is gewekt. „Toen ik ze op de man af vroeg of ze christen waren, ontkenden ze het, bang om ontdekt te worden. Omdat ik meer over ze te weten wilde komen, ging ik met hen samenwerken. Of ik trakteerde ze op thee.”

Abdul doet zijn verhaal in een appartement in een provinciestadje in het noorden van Turkije. Hij woont daar met zijn vrouw Aisha en drie kinderen sinds hun vlucht uit Afghanistan in 2019. Aisha vertaalt het gesprek naar het Engels, en vult haar man soms aan.

Waarom wilde u als moslim meer over deze christenen te weten komen?

Abdul moet lachen als hij de vraag hoort. Dan, met een grote grijns: „Tijdens mijn verblijf in Dubai handelde ik in alcohol. Deze christenen zag ik als klanten. Veel moslims denken dat christenen overdadig alcohol drinken en vaak dronken zijn.”

Aisha schiet in de lach om de openheid van haar man. „Ja, Abdul is heel eerlijk. Daarom kon hij zijn geloof ook niet voor mij verborgen houden.”

Abdul vervolgt: „Tegelijkertijd was ik ook wel geïnteresseerd in wat deze christenen geloofden. De islam bracht mij namelijk niet wat ik zocht. Ik deed keer op keer mijn uiterste best om een goede moslim te zijn, maar telkens viel ik terug.

Op een gegeven moment nodigden deze christenen mij uit om mee naar de kerk te gaan. Daar viel mij op hoe betrokken ze op elkaar waren. Ze spraken met elkaar over de dingen waar ze mee zaten en baden voor elkaar. Dat sprak mij enorm aan.”

Bracht dat u aan het twijfelen?

„Nadat ik de diensten een aantal keer had bezocht, vroeg ik God of Hij mij de juiste weg wilde wijzen. Kort daarna kreeg ik antwoord in een droom. Daarin beklom ik een steile berg, met een zwaar tapijt op mijn rug. Ik kon maar niet omhoog komen door de zware last. Toen kwam er een Man in witte kleren op mij af die zei: „Ik zal je helpen.” Hij nam de last van mijn schouders.

Ik vroeg mij af wat deze droom te betekenen had. De volgende zondag deelde ik het met de predikant in de kerk. Hij vertelde mij dat het een boodschap van God was. De man in witte kleding was Jezus. Acht maanden lang bestudeerde ik het Nieuwe Testament om meer over Hem te weten te komen, voordat ik terugkeerde naar Afghanistan.”

Terug in zijn geboorteland besluiten zijn ouders dat het tijd is om te trouwen. Ze arrangeren een huwelijk. Als Abdul met Aisha in het huwelijk treedt, weet de bruid niet dat haar man in het geheim christen is. Na enkele maanden kan Abdul zijn mond echter niet meer houden en deelt hij „het goede nieuws” met zijn vrouw.

Was u niet bang voor de gevolgen?

Abdul: „Ik maakte mij daar niet te druk om. Ik heb het Evangelie daarna nog met veel anderen in mijn omgeving gedeeld. Je wilt toch niet dat de mensen van wie je houdt verloren gaan? En ik wilde God gehoorzamen. Hij vraagt van mij dat ik het Evangelie deel.”

Aisha: „Mijn man is daarin veel vrijer dan ik ben.”

Plotseling bleek uw man christen te zijn.

Aisha: „Ik werd ontzettend boos en verdrietig. Ook had ik veel vragen. Ik besloot hem het leven zo zuur maken dat hij wel weer moslim zou worden. Maar Abdul bleef kalm. Hij probeerde al mijn vragen geduldig te beantwoorden. Ook bad hij veel voor mij.”

Waren er zaken in de Bijbel die u als moslima maar moeilijk kon begrijpen?

Aisha: „Wat ik in het begin moeilijk kon begrijpen, was dat christenen hun vijand de andere wang moeten toekeren als ze geslagen worden. Hoe kan dat, vroeg ik mij af. In de islam is het oog om oog, tand om tand.

Ik studeerde veel in de Bijbel en probeerde meer over God te weten te komen. Je kunt de Bijbel echter alleen begrijpen als de Heilige Geest je ogen voor de waarheid opent. Na een paar maanden kwam ik ook tot geloof. Op een gegeven moment kwam er een groepje christenen wekelijks bij elkaar in ons huis.”

Hoe ziet zo’n samenkomst eruit?

Aisha: „Christenen in Afghanistan komen in het geheim in huizen bij elkaar. Wij hielden de dienst in de kelder van onze woning. We moesten voorzichtig zijn om niet ontdekt te worden. De bezoekers kwamen een voor een, zodat het in de buurt niet zou opvallen. We zongen ook niet te luid, al werd het geluid in de kelder wel gedempt.

We probeerden meer en meer uit de Bijbel te leren. Een predikant die ons onderwijs kon geven, was er niet. Als we een gast hadden die meer uit de Bijbel wist dan wij, dan hingen we aan zijn lippen.”

Deze bijeenkomsten zullen niet zonder gevaar geweest zijn.

Aisha: „De buren kregen door dat we wekelijks bij elkaar kwamen. In ons huis hadden we een doos vol met Bijbels staan. Als iemand interesse in het christelijk geloof had, dan konden we direct een Bijbel geven. Onze buren staken uit woede de kamer met Bijbels in brand. We hebben het vuur gelukkig weten te blussen. Maar het werd te gevaarlijk.

Eerst verhuisden we wel vijf keer in dezelfde stad, in het noorden van Afghanistan. Uiteindelijk vluchtten we van stad naar stad, heel Afghanistan door. In totaal hebben we drieënhalf jaar ondergedoken gezeten. Dan verbleven we in de ene plaats, dan overnachtten we weer bij andere gelovigen.”

Abdul vertelt hoe hij ternauwernood ontsnapte aan de radicaal-islamitische taliban, die het in de regio voor het zeggen hadden. „Tijdens een autorit werd ik bij een checkpoint tegengehouden. De strijders vermoedden dat ik christen was. Ze wilden mij meenemen, maar waren niet 100 procent zeker dat ik echt de persoon was die ze zochten. Ik nam altijd bewust mijn identiteitskaart niet mee, zodat ik niet makkelijk te identificeren was. We wisten namelijk dat dit kon gebeuren. Uiteindelijk lieten ze mij toch gaan. God heeft mij bewaard.”

Wat als ze ontdekt hadden dat Abdul de christen was die ze zochten?

„Dan was hij doodgeschoten”, zegt Aisha zonder aarzelen, terwijl ze met haar hand een pistoolgebaar maakt. „Daar zouden ze trots op zijn geweest. Deze moslims denken dat ze door het doden van een afvallige een sleutel voor de hemel krijgen.”

Rond die tijd wordt Abdul ook door verschillende nummers gebeld. „We weten dat je een ongelovige bent”, kreeg hij te horen. „We komen je doden.” Voor de familie reden om in 2019 Afghanistan te verlaten.

Zonder paspoort en visum vlucht het echtpaar clandestien naar Turkije. „Dat was een verschrikkelijke tijd”, zegt Aisha. „We hadden onze drie kinderen bij ons. Voor meer dan een week hebben we in het grensgebied rondgedwaald. Waren we er bijna, dan joeg de politie ons weer terug. We zijn met stokken geslagen. De kinderen waren daar getuige van. Ze zijn nu nog bang voor agenten.”

Uiteindelijk lukt het toch om het land binnen te komen. De familie krijgt een stad in het noorden van Turkije toegewezen. Vanuit de woonkamer hebben ze een wijds uitzicht over hun woonplaats en de bergen die daar weer achter liggen. Maar de familie is daar wel op uitgekeken. Van de Turkse immigratiedienst mogen ze namelijk de stad niet verlaten.

Daarnaast heeft Abdul als vluchteling geen werkvergunning. Werkgevers maken dankbaar gebruik van deze kwetsbare situatie, die voor veel vluchtelingen in Turkije geldt. „We krijgen veel minder betaald dan zou moeten”, zegt Abdul, die als een dagloner ongeschoold werk doet. „De politie doet invallen bij bedrijven. Een aantal vluchtelingen heeft een grote boete gekregen, zo’n drie keer het maandsalaris.”

Bovenop deze moeilijkheden is daar nog een knagende onzekerheid. De kans dat ze teruggestuurd worden naar Afghanistan is altijd aanwezig. En dan is hun leven in groot gevaar. Daarom willen ze alleen onder een schuilnaam meewerken.

Hoe zien jullie de toekomst voor je?

Aisha: „Gisteren las ik Psalm 42. Mijn hart schreeuwde ook tot God. Toen geloofde ik dat God met ons is en dat Hij alles goed zal maken. Als dat geloof er niet was, dan was het onmogelijk om het vol te houden. We hebben geduldig te wachten op Gods leiding. Dat we nu ons verhaal kunnen delen, is een enorme bemoediging.”

Abdul: „Het leven hier in Turkije is zwaar, maar het valt in het niet bij wat God in Zijn liefde voor ons heeft gedaan. Jezus kwam vanuit de hemel naar deze aarde om mensen te redden. En het was voor Hem en Zijn discipelen ook moeilijk. Iedereen die God wil dienen, zal moeilijkheden ervaren. Jezus zei niet voor niets dat we door de wereld gehaat zullen worden.”

Zullen jullie ooit nog kunnen terugkeren naar Afghanistan?

Aisha: „Het is ons verlangen om in Afghanistan een bediening te starten. We houden van ons land, van onze landgenoten. We weten dat God werkt, ook in Afghanistan.”

Om veiligheidsredenen zijn de namen van Abdul en Aisha gefingeerd. Hun echte namen zijn bekend bij de redactie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer