Onderzoekers: Vloektekst Cham kwam plantage-eigenaren goed uit
De Gereformeerde Kerk in de Republiek heeft geen fraaie rol gespeeld in het koloniale verleden. Daarbij speelde de vloektekst over Cham een rol, stellen Bente de Leede en Martijn Stoutjesdijk, auteurs van ”Kerk, kolonialisme en slavernij”.
Het boek wordt donderdag gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van het HDC Centre for Religious History in de Oranjekerk te Amsterdam. Het eerste exemplaar wordt aangeboden aan Bianca Gallant, lid van het moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland en voorzitter van de werkgroep Heilzame Verwerking Slavernijverleden.
De Leede (30) is historica en promovenda aan de Universiteit Leiden. Stoutjesdijk (34) is gepromoveerd op een onderzoek naar slavernij en werkt momenteel mee aan een onderzoek naar het Nederlandse slavernijverleden voor de Protestantse Theologische Universiteit,de Vrije Universiteit Amsterdam en de University of Curaçao. Het boek ”Kerk, kolonialisme en slavernij”, een deel in de serie ”Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme”, staat overigens los van dit onderzoek. Naast De Leede en Stoutjesdijk hebben andere auteurs meegewerkt.
Wat hebt u onderzocht?
De Leede: „Ik heb onderzoek gedaan naar de gereformeerde kerk op Sri Lanka (vroeger Ceylon) in de tijd van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Vanuit christelijk oogpunt lijkt die periode eerst een succesverhaal te zijn: meer dan 100.000 mensen van het eiland werden gedoopt. Bij nader inzien blijkt dat velen na de Nederlandse tijd terugkeerden naar het boeddhisme of het hindoeïsme.
Er was op Ceylon een sterke verwevenheid van kerk en staat. De kerk liep braaf in het spoor van de politieke heren van de VOC. Er was weinig oog voor het eigene van de Ceylonese cultuur. Kinderen moesten de catechismus opzeggen, maar ze begrepen er niet veel van. Men probeerde Nederlandse regels op te leggen en dat leidde tot verzet.”
Stoutjesdijk: „Ik heb geschreven over de tekst in Genesis 9:25, die gewoonlijk aangeduid wordt als ”de vloek van Cham”. Die tekst is in het verleden uitgelegd als zouden zwarte Afrikaanse mensen anderen moeten dienen omdat ze vervloekt zijn. De eerste uitleg op die manier dateert uit de vijftiende eeuw en is van de Italiaanse monnik Annius van Vitterbo. Die gedachte heeft brede aanhang gekregen. In het boek noem ik de zeventiende-eeuwse Drentse predikant Johan Picardt als voorbeeld. Hij stelde dat zwarte mensen uit Afrika zichzelf niet konden besturen en dat slaaf-zijn bij hen paste.
Gezegd moet worden dat veel andere theologen zich er anders over uitlieten. Godefridus Udemans bijvoorbeeld schreef dat de slavernij oorspronkelijk niet bij Gods schepping hoort, maar hij accepteerde de slavernij desondanks als een gegeven. Wel stelde hij dat bekeerde slaven fatsoenlijk behandeld moesten worden en dat zij een perspectief op vrijlating moesten hebben.
De tekst uit Genesis kwam de plantage-eigenaars heel goed uit. Daarmee praatten ze hun gedrag goed. Dikwijls gingen ze in Suriname nog een stapje verder. Ze behandelden hun slaven slecht en lieten geen zendelingen toe. Velen zagen slaafgemaakten als beesten.”
Bekering van slaven had toch ook voordelen voor de plantage-eigenaars?
De Leede: „Op Sri Lanka leefde de gedachte dat de lokale bevolking die gekerstend was, harder zou gaan werken en dus meer geld zou opleveren. Als men eenmaal christen was, zou de VOC hen meer kunnen aanspreken op hun plicht.”
Stoutjesdijk: „In Suriname wilden plantage-eigenaars tot de negentiende eeuw doorgaans niet meewerken aan zendingswerk onder slaafgemaakten. Men was bang dat ze dan na verloop van tijd vrijgelaten zouden moeten worden. Dat was kille berekening.
Toen het er in het begin van de negentiende eeuw naar uitzag dat de slaafgemaakten op enig moment vrij zouden komen, veranderden ze van mening. Ze lieten zendelingen toe, in de hoop dat er na de afschaffing van de slavernij geen chaos zou ontstaan. De Gereformeerde Kerk in Suriname wilde zelf dat werk niet op zich nemen, maar liet het over aan de Evangelische Broedergemeente.”
Hoe heeft dit allemaal kunnen gebeuren?
De Leede: „De kerk was vervlochten met de koloniale cultuur, en andersom. Het was gewoon dat predikanten op Sri Lanka zelf ook slaven hadden. Het zat in het systeem en daarvan was de kerk een onderdeel.”
Komt de uitleg van de tekst uit Genesis nog voor?
Stoutjesdijk: „Het gebeurde tot voor kort dat, als er in Suriname iets mis ging in het werk of privé, men verzuchtte: „Cham vervloekt ons!”.”
Wat kunnen de kerken nu doen?
Stoutjesdijk: „De gedachte aan de blanke superioriteit zat in de haarvaten van de samenleving en dat verandert niet zomaar. Kijk maar naar het antisemitisme dat telkens terugkeert. Ik ben er dan ook niet zo zeker van dat het goedkomt. Een collega uit Malawi, zelf Afrikaans dus, stelde eens de vraag of we zeker weten dat we over 150 jaar niet dezelfde theologische fouten maken. Om dat te kunnen garanderen is het van belang dat we aan de hand van het slavernijverleden kritisch op onze theologie en Bijbeluitleg reflecteren. Mede daarom roep ik witte kerken ertoe op om samen met zwarte kerken de Bijbel te gaan lezen.”
De Leede: „We moeten onze verantwoordelijkheid nemen. Als historicus reik ik aan wat er gebeurd is, zodat men kennis kan nemen van de feiten. Nog te veel Nederlanders menen dat ze „die arme zwarte Afrikanen” moeten helpen. Er moet gelijkwaardigheid zijn, ook in het zendings- en ontwikkelingswerk.”