Ook de verármde kerk heeft ons gebed nodig
De nacht van 9 op 10 juni –komende nacht dus– zal Nacht van Gebed zijn, lees ik op de website van Open Doors. „Op honderden plekken”, aldus het bericht, „staan christenen stil bij het lijden en het geloof van hun broers en zussen in landen als Afghanistan, Noord-Korea, Iran, Syrië en Vietnam.”
Een mooi initiatief dat navolging verdient (en wat mij betreft ook gewoon overdag mag worden gehouden). Toch zou ik het evenement willen aangrijpen om aandacht te vragen voor een vergeten groep: christenen die niet vervolgd worden, maar die het evengoed zwaar hebben. Omdat ze in extreme armoede leven.
Ik maakte ze de afgelopen weken mee toen ik in West-Afrika was: broeders en zusters die iedere dag weer moeten knokken om eten op tafel te krijgen. Die bijeenkomen in een van palen, gras en bladeren opgetrokken plek dat voor kerkgebouw moet doorgaan, en die in deze omstandigheden hun geloof in Gods verlossend handelen belijden en beleven. „Af en toe schuifelt er tijdens de dienst een cobra vanonder de takken de kerk binnen”, vertelde een gemeentelid. „En stuift iedereen in paniek uiteen. Alleen al daarom zouden we een stenen gebouwtje moeten hebben.”
Toen ik bij zo’n bladerdakkerkje vroeg naar de voorganger, bleek die tegenover me te staan. Ik had hem niet herkend, want samen met zijn vrouw stond hij met een pikhouweel in de aarde te hakken. Om grind te winnen en te verkopen. Het was tegen de 40 graden en het zweet parelde op beider gezichten. Van het geld dat ze verdienden, konden ze die dag eten kopen. Als gemeente de eigen voorganger onderhouden? Daarvan kon geen sprake zijn want niemand hield geld over. Daarom was het ook voor het domineesechtpaar werken geblazen.Waarom me dit tafereel zo aangreep? Omdat die combinatie armoede en gemeente-zijn me onbekend was. Die van kerk en vervolging, of verdrukking, die kende ik, maar deze nare gedaante van Gods kerk kwam rauw binnen… Wellicht speelt ook mee dat de vervolgde kerk altijd nog iets heroïsch heeft – met geloofshelden en martelaren in de hoofdrol. Maar een dominee met een pikhouweel in de aanslag, of sjouwend met een emmertje rijst? Daar valt geen tot de verbeelding sprekend verhaal van te maken.
Hoe het ook zij, de vervolgde kerk verdient onze betrokkenheid. Maar laat de lijdende kerk in haar velerlei gedaante –verdrukt, verarmd, verpieterd– niet aan haar lot over. Laat het niet gebeuren dat alleen de vervolgde kerk nog als de lijdende kerk wordt gezien, beleefd en gesteund. De kruisgestalte van Christus’ gemeente is naar menselijke maatstaven misschien wel het meest afzichtelijk bij het zien van zo’n bladerdakkerkje, met daarin gemeenteleden in lompen gekleed, en voorgangers met de schop nog in hun handen. Niet aan hun lot overlaten dus, want juist ook armoede kan leiden tot afval van het geloof. Zo zijn het in Afrika de oliedollars uit het Midden-Oosten die door imams worden ingezet om berooide christenen tot geloof in de islam te verleiden. En in eigen kring laten valse profeten van het welvaartsevangelie van zich horen.
>rd.n/buza