Het ledental van de Gereformeerde Gemeenten (GG) is vorig jaar met 554 gedaald, naar 107.304 leden en doopleden. Er vond een flinke uitstroom plaats naar de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en de Hersteld Hervormde Kerk (HHK).
Dat blijkt uit het donderdag gepubliceerde ”Kerkelijk Jaarboek 2023” van de GG. Het is voor het tweede jaar op rij dat het ledenaantal daalt.
In 2022 werden in de GG 1929 kinderen en 8 volwassenen gedoopt. Daar stond een sterftecijfer van 696 tegenover. Het aantal overledenen was in 2022 nog relatief hoog ten opzichte van het gemiddelde over de jaren 2015-2019 van 618, maar wel iets lager dan de piek van 782 in 2021. Waarschijnlijk leidde ook in 2022 corona nog tot een hoger aantal sterfgevallen. De 151 gemeenten werden in 2022 door 65 predikanten gediend.
Opvallend is het grote aantal (doop)leden dat naar de Protestantse Kerk in Nederland (983) en Hersteld Hervormde Kerk (703), samen 1686, vertrok. Ook het aantal onttrekkingen is met 462 hoger dan het jaar ervoor: 319.
Naar overige (kerk)genootschappen vertrokken 166 leden, naar de Christelijke Gereformeerde Kerken 134, naar de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland 55 en naar de Gereformeerde Gemeenten in Nederland 44. In totaal verlieten 2621 (doop)leden de GG, bijna 600 meer dan in 2021.
Naar de GG kwamen 789 personen over: vanuit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland 296, vanuit de Hersteld Hervormde Kerk 159, vanuit de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland 142.
De kleinste classis is die van Amsterdam, met 2386 (doop)leden. De grootste bleef de classis Barneveld, met 19.626 (doop)leden.
Ds. H.A. van Zetten wijst in het jaaroverzicht op de vele crises (woningen, stikstof, klimaat, gas en energie). Hij spreekt van „een tijd die over zijn eigen voeten struikelt”. De predikant toont zich bezorgd over de situatie van de kerk in Nederland: „Leer en leven staan onder druk, in het gezin, in kerk en school. En voor wie is de verdeeldheid in kerkelijk Nederland werkelijk tot schuld? Wie van ons doorleeft de geestelijke crisis van onze tijd? De verkilling, de polarisatie, het individualisme? Waar is het arme zondaarsleven? Waar is het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid die in Christus Jezus is? Waar is het „betrachten van de waarheid in liefde”? Ligt er glans op Sion? Waar zijn de oefeningen in het genadeleven? Is het goud dan zo verdonkerd?”
Tegelijk ziet ds. Van Zetten nog veel zegeningen: „De onverdiende zegeningen zijn werkelijk niet te tellen! De coronamaatregelen mochten wijken. Is het geen wonder? (…) Voor onze kinderen is er vaak nog Bijbels gefundeerd onderwijs. Er zijn gelukkig veel gezinnen en huwelijken waar liefde woont. Het ambtelijke werk mocht zijn voortgang hebben. (…) Het voornaamste is toch wel dat Gods Woord mocht worden gepredikt en gelezen.”