Op weg naar de zondag rijden we vanuit ons conferentiecentrum in het Hongaarse stadje Mátraháza zo’n 220 kilometer, om te overnachten in de pastorie van ds. Kristóf Boza. De Hollandse deelnemers gaan –als in Lukas 10– twee aan twee naar Hongaarse gemeenten, waar grote gastvrijheid de kansel voor hen opent.
Tijdens de lange rit vertelt Kristóf honderduit over zijn gemeente in Sáregres. In het 700 inwoners tellende dorp doet hij waarvoor in Nederland vijf mensen nodig zijn: het werk van voorganger, koster, voorzanger, kerkrentmeester en administrateur. We proeven naast de toewijding en volharding ook de eenzaamheid die bij het predikantschap in Hongarije hoort.
Op zondag mag mijn reisgenoot ds. E. Meijer uit Werkhoven doen wat niemand in Nederland lukt: vóór 12.00 uur drie diensten leiden, om 9.00 uur, 10.00 uur en 11.00 uur. Als ik rond 7.00 uur aangekleed door de pastorie loop, blijkt hij met ds. Boza al vanaf 5.30 uur buiten te zijn, zoekend en luisterend naar vogelgeluiden. Ondertussen kijkt de buurman naar de auto van de dominee, die gisteravond ineens niet meer wilde – op dat tijdstip een schrik voor elke voorganger.
Kleine kracht
Iets na 9.00 uur komen we aan in Mezökomárom. Waar twee of drie… Wij zijn met zeven, inclusief twee Nederlanders. Hoewel Engels niet helpt, is er direct verbondenheid. Ds. Meijer preekt over Efeze 3, een hoofdstuk dat vandaag preekstof is voor alle Nederlanders. Hij benadrukt dat de kerk van de Heere is en spoort aan de gaven van God bij de ander te zoeken.
Als we een uur later en 2 kilometer verder in Szabadhívég onze tweede dienst hebben, zijn we met zes. Het valt weg als de enige aanwezige man uit de gemeente, István Csizmadia, na afloopt vertelt dat zijn ziel onder het Woord opleefde. Stoppen met tellen dus… Na mijn groetwoord spreken we over Openbaring 3:8, de kleine kracht en het niet verloochenen van de Naam.
Volkslied
Geduldig wacht de gemeente van Sáregres, als we 25 minuten na 11.00 uur aankomen. Aan het einde van de dienst vraagt men ons naar het christelijk onderwijs in Nederland. Roeping én zorgen – we herkennen veel. Juist op 4 juni zingt de gemeente het volkslied, omdat op 4 juni 1920, na de Eerste Wereldoorlog, het Verdrag van Trianon bepaalde dat Hongarije twee derde deel van zijn grondgebied kwijtraakte. In alle drie de diensten raakt me dit lied, dat in het roepen naar God op onze klaagpsalmen lijkt.
Op zondagavond delen we als groep de ervaringen in alle gemeenten, om het met een cliché te zeggen: moe én dankbaar. Tweetalig zingend sluiten we af met Psalm 100: „Juich, aarde, juicht alom de Heer; dient God met blijdschap, geeft Hem eer.”
P.J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, brengt samen met predikanten een bezoek aan de Mátraházaconferentie in Hongarije.