Kerk werd in Nederland vaker gescheurd dan geheeld
„Zet twee Nederlanders bij elkaar en je hebt een kerk. Voeg er een toe en je hebt een kerkscheuring.” Echt waar? Nou, soms vindt er gelukkig ook verzoening plaats.
Dat kortgeleden, op 1 mei, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) zich herenigden, is opmerkelijk en historisch. In de eerste plaats in het licht van hun eigen geschiedenis. Hoe fel was voor en na 1967, het jaar van de scheuring, de strijd tussen ”binnenverbanders” en ”buitenverbanders”. Hoe schrijnden, decennialang, de wonden. En dan nu toch weer één, in het kerkverband van de Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK).
De heling van de breuk is in de tweede plaats bijzonder in het licht van de totale kerkgeschiedenis. Immers, met ruzie en wrok uit elkaar gaan komt veel vaker voor dan zich verzoenen en herenigen. Dat laat de stamboom van protestants Nederland ongenadig zien. Wat een splitsingen, afscheidingen en vrijmakingen. Wie, streng geëxamineerd over dit doolhof van namen, feiten en jaartallen, geen fouten maakt, krijgt een tien met een griffel en een zoen van de juffrouw.
Herenigingen
Toch toont de stamboom ook andere bewegingen dan de repeterende breuk. Behalve die tussen GKV en NGK vonden in de 21e eeuw nog twee andere herenigingen plaats. In 2004 vormden de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) en de Evangelisch-Lutherse Kerk samen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). En in de jaren 2008/2009 voegde het grootste deel van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland buiten verband (GGiN bv) zich weer bij de ‘gewone’ Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN).
Wie meer voorbeelden zoekt, moet aanzienlijk verder de geschiedenis induiken. En stuit dan bijvoorbeeld op 1907, toen onder de bezielende leiding van ds. G.H. Kersten ledeboerianen en kruisgezinden over onderlinge verschillen heen stapten en zich verenigden in het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten (GG). Of op 1892, toen veel gemeenten voortgekomen uit de Afscheiding zich verenigden met gemeenten voortgekomen uit de Doleantie, om samen de GKN te gaan vormen.
In de kerkgeschiedenis zijn middelpuntzoekende krachten echter zeldzamer dan centrifugale. Daar komt bij dat er rond bijna elke vereniging weer kleinere of grotere groepen zijn die níét meegaan. In het geval van de NGK zijn dat de gkv’s in Urk, Capelle-Noord en Vroomshoop. In de jaren rond 2008 gingen de buitenverbandgemeenten van Veenendaal, Dinteloord en Rijssen niet terug naar de GGiN. En in 2004 ging een groot aantal hervormden niet mee naar de PKN; zij vormden de Hersteld Hervormde Kerk (HHK). Zoals er van de gereformeerden ook een deel niet meeging, een deel dat de Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland vormde.
Zo waren kerkelijke herenigingen zelden geheel compleet. In 1907 waren het de bekende Zeeuwse predikant ds. L. Boone en in zijn voetspoor een flink aantal ledeboeriaanse gemeenten die uiteindelijk niet meegingen met ds. Kersten. En die vervolgens het kerkverband van de Oud Gereformeerde Gemeenten vormden. Ook in 1892 gingen niet alle christelijke gereformeerden mee naar de GKN; een drietal (Teuge, Noordeloos en Zierikzee) zette de Christelijke Gereformeerde Kerk voort. Al snel groeide dit kerkverband uit tot een grotere groep, die zich vanaf 1947 de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) gingen noemen.
Versplintering
Jammer, dat achterblijven van kleinere of grotere groepen bij alle herenigingen en verzoeningen? Ja, in zoverre dat op die wijze de versplintering in kerkelijk Nederland zelden minder en meestal meer wordt. Zo bezien valt positief te waarderen dat de gkv’s in Urk, Capelle-Noord en Vroomshoop dit alvast duidelijk hebben gemaakt: onze hoop is dat wij aansluiting kunnen vinden bij de CGK, want wij willen géén nieuw kerkverband stichten; daarvan hebben wij er in Nederland al genoeg.
Waarvan akte.