„Hang de vlag op 4 en 5 mei weer recht.” Dat pleidooi hielden nabestaanden van gesneuvelde Nederlandse militairen recent in een open brief. „Onze zoon kwam thuis in een kist waarop die vlag lag.”
„Wij, nabestaanden van gesneuvelde Nederlandse militairen, vragen in deze open brief om duizenden rood-wit-blauw wapperende vlaggen op 4 en 5 mei.” Zo begint een oproep die breed wordt gedeeld op sociale media. De brief is ondertekend door nabestaanden –vader, moeder, broer, zus of weduwe– van soldaten die stierven tijdens missies in Afghanistan of Mali.
Tijdens een lotgenotenmiddag, die Defensie twee keer per jaar organiseert voor nabestaanden van gesneuvelde militairen, werd het idee tot een open brief geboren. „Veel mensen spraken hun frustratie en boosheid uit over de omgekeerde vlag”, herinnert Karin van Dam zich.
Samen met Marianne Krist stelde ze de brief op. Van Dam verloor haar zoon Timo Smeehuijzen in juni 2007. Hij kwam om in de Afghaanse provincie Uruzgan bij een zelfmoordaanslag. Tom Krist, de zoon van Marianne Krist, sneuvelde een maand later, eveneens nadat een terrorist zichzelf opblies.
Sinds de dag dat haar zoon in een kist met daarop de driekleur terug op Nederlandse bodem kwam, veranderde de betekenis van de vlag voor haar, vertelt Van Dam. „Voor die tijd had die meer een vrolijke betekenis. Maar toen mijn zoon stierf, besefte ik pas echt dat hij zijn leven verloren heeft voor de vrijheid en vrede van Nederland. Daar staat de vlag voor.”
Ook voor Krist kreeg de vlag een andere gevoelswaarde toen haar zoon stierf. „Tom is onder die vlag gaan werken en is eronder begraven.”
Overheidsbeleid
Niet iedere nabestaande heeft moeite met de blauw-wit-rode vlag. Zo staat de naam van Gerard Schouwink niet onder de open brief. Zijn zoon Mark kwam in 2008 in Uruzgan om het leven toen het voertuig waarin hij zat op een bermbom reed.
„Ik heb de brief bewust niet ondertekend, omdat ik het compleet oneens ben met overheidsbeleid rond bijvoorbeeld asielzoekers en de schadeafwikkeling in Groningen. Ik sta dus achter de protesten”, reageert hij desgevraagd.
Dat de vlag wordt gebruikt als uiting van protest, vindt Schouwink persoonlijk niet pijnlijk, vertelt hij. „Ik heb er niet datzelfde gevoel bij als de nabestaanden die de brief wel hebben ondertekend.” Hoe hij dit verschil verklaart? „Voor mij blijft de vlag hetzelfde, of hij nu recht hangt of op zijn kop. De vlag die op de kist van Mark lag, heb ik thuis. Dit zijn andere vlaggen.”
De ondertekenaars van de open brief keuren de omgekeerde vlag als uiting van protest niet per definitie af, benadrukt Van Dam. „Ik zag het blauw-wit-rood vorig jaar juli voor het eerst, toen we een meerdaagse fietstocht maakten langs het IJsselmeer. Ik weet nog dat de massaliteit ervan indruk op me maakte. Deze vorm van protest laat zien dat er echt mensen in de knel zitten.”
Ook Krist zegt het omkeren van de vlag niet bij voorbaat te veroordelen. „Hoewel mijn man en ik het pijnlijk vonden om de vlag op zijn kop te zien, hebben we begrip voor de boeren.”
Begrip
Beide opstellers hopen, samen met de andere ondertekenaars, op begrip voor hun vraag. Van Dam: „De vlaggen hangen er nu al een hele tijd. Op Dodenherdenking en Bevrijdingsdag willen we de vlag graag weer zien zoals hij hoort, uit respect voor gesneuvelden en oorlogsslachtoffers.”
Aan een gebrek aan vlaggen zal het dit jaar in ieder geval niet liggen, blijkt uit het besluit van de open brief. „We rekenen op een Nederland vol rood-wit-blauw op 4 en 5 mei. De vlaggen zijn er, dat weten we zeker!”