Een van de grootste werkvelden van de internationale organisatie Jews for Jesus is Israël zelf. Zo’n vijftig Joodse medewerkers –evangelisten, sociaal werkers– zetten zich hier in om hun volksgenoten in aanraking te brengen met het Evangelie. Danielle Malki: „We proberen weerstanden weg te nemen en het gesprek aan te gaan.”
Het onderkomen van de Israëlische afdeling van Jews for Jesus bevindt zich op de tiende etage van een kantorencomplex in Tel Aviv. Vanachter de grote ramen tekent zich de skyline van de stad aan de Middellandse Zee af, met in het centrum en aan de kust (ultra)moderne hoogbouw.
In de directe omgeving van het pand is van grootsheid en glamour echter geen sprake. „Dit is misschien wel de armste buurt van Tel Aviv”, zegt Malki (31). „Er worden veel drugs verhandeld, er zijn bordelen, er wonen ook veel vluchtelingen, en daklozen. We hebben daar onze soepkeuken en delen er twee keer per week voedsel uit. Elke avond komen er zestig tot tachtig mensen, om te eten en te drinken, een praatje te maken.”
Ze wijst naar beneden. „Zie je daar die groenblauwe wagen? Dat is onze voedselbus. We hebben hem in 2020 aangeschaft, in de tijd van de Covid-beperkingen en lockdowns. Het enige wat we in die periode mochten doen, was vrijwilligerswerk. Met de bus gingen we elke dag op pad om daklozen eten te brengen. En dat doen we nog steeds. Op die manier bereiken we ook mensen die niet naar de soepkeuken komen, in de donkerste hoeken en gaten van de buurt.”
Anderhalf jaar geleden opende de organisatie ook een shelter, vertelt Malki, een soort schuilplaats voor vrouwen in nood. „Er was al wel zoiets voor Russischsprekende vrouwen, maar niet voor Hebreeuwssprekende. We hadden dus geen plek om zulke vrouwen op te vangen. God heeft deuren geopend. Sommige vrouwen hebben inmiddels aangegeven dat zij Christus willen volgen, en we zien de verandering in hun leven. Al blijft de strijd voor hen zwaar, vaak komen zij uit de prostitutie. Maar we proberen er voor hen te zijn, 24 uur per dag, 7 dagen per week. Zodat zij niet meer alleen hoeven te vechten: ze hebben nu ons, als staf, en God.”
Malki, die de opleiding tot sociaal werker volgde, is sinds 2016 werkzaam voor Jews for Jesus. Ze leidt het team Mekomi, dat actief is onder daklozen, drugsverslaafden, vrouwen en prostituees. Het is een van de vele teams in Israël. Andere richten zich bijvoorbeeld op Evangelieverkondiging in Jeruzalem, op het leggen van contacten in de artistieke wijk Florentin in Tel Aviv, op kinderen en jongeren en op presentie op internet en sociale media. Directeur van de Israëlische afdeling is Eli Birnbaum. Hij verblijft deze laatste week van maart juist in New York.
Hebben alle werkers in dienst van Jews for Jesus een Joodse achtergrond?
Malki: „Ja, helemaal of gedeeltelijk. De gedachte daarachter is dat hun volksgenoten kunnen zien dat je ook als Jood in Jezus kunt geloven. Veel Joden geloven dat Jezus bij de christenen hoort. Dus als je in Hem gelooft, heb je je bekeerd tot het christendom en ben je geen Jood meer. Wij proberen te laten zien dat het wel degelijk kan samengaan.”
De naam van uw organisatie is heel expliciet: Joden voor Jezus. Hoe landt die naam onder Joden?
„Het is zonder meer een duidelijke naam. Jews for Jesus; Yeshua in het Hebreeuws. Dat heeft iets heel confronterends. Joden in Israël, en wereldwijd, worden vaak argwanend als je zegt dat je het met hen wilt hebben over Yeshua. „O, jij bent dus een zendeling die me wil bekeren.” Maar inderdaad: we hebben niets te verbergen. We willen eerlijk zijn. Het is ook niet verboden om over Jezus te praten. Tegelijk merk je dat veel mensen niets van Hem weten. Ze weten niet dat Hij afkomstig is uit het Joodse volk, dat Hij een uniek Persoon én God is. Daarom proberen we weerstanden weg te nemen en het gesprek over Hem aan te gaan. Heel basaal.”
Doet u dat zelf ook?
„Zeker. Waarbij ik –en ons team ook– merk dat er onder dak- en thuislozen, drugsverslaafden, minder muren zijn om over Jezus te kunnen praten. Ze zijn vaak heel open, ook als het gaat om samen bidden. Dat zal ook met hun levensomstandigheden te maken hebben: armoede, wanhoop. Velen zien uit naar iets wat hun hoop brengt.”
Richt uw organisatie zich alleen op Joodse mensen, of bijvoorbeeld ook op Arabieren, vaak moslim?
„We proberen het Evangelie te delen met iedereen die op ons pad komt. Aan mensen bij de soepkeuken vragen we niet of zij Joods zijn of niet. We geloven dat iedereen, elk mens, het Evangelie nodig heeft. Wel is het zo dat wij vooral op plaatsen aanwezig zijn waar veel Joden wonen. In Israël is dat natuurlijk duidelijk het geval. Maar bij de soepkeuken had ik ook gesprekken met Arabieren, of vluchtelingen uit Sudan en Eritrea.”
In hoeverre heeft Jews for Jesus contacten met orthodoxe en ultraorthodoxe Joden?
„In Israël hebben we geen team dat zich speciaal op de ultraorthodoxen richt. Het vraagt toch speciale vaardigheden om hen te bereiken, dat is erg moeilijk. Maar ook onder hen, weten we, bevinden zich mensen die geïnteresseerd zijn, of in het geheim geloven in Jezus – al blijven zij deel uitmaken van de ultraorthodoxe gemeenschap.”
Als mensen tot het geloof in de Heere Jezus komen, zijn er dan plaatselijke gemeenten waarnaar u hen verwijst?
„Dat proberen we, ja. En zodra iemand zich dan opgenomen weet door de gemeente, kunnen wij hem loslaten. Al zit er vaak een hele tijd tussen het moment dat iemand voor het eerst belangstelling toont voor het Evangelie en het moment dat hij zich in een gemeente thuis voelt. Dat is meestal een heel proces.”
In Handelingen 6:14 uiten „valse getuigen” het verwijt dat „deze Jezus de Nazarener (…) de zeden veranderen zal die ons Mozes overgeleverd heeft”. Leeft die gedachte, die angst misschien, onder Joden nog steeds?
„Jawel. Maar misschien leeft die gedachte uiteindelijk bij heel veel mensen wel. Als je in Jezus gaat geloven, verandert je leven altijd. Ieders mindset verandert dan: die van orthodoxe Joden, rabbijnen, maar ook die van mensen die helemaal niet in God geloven.
Dat laatste kom je in Tel Aviv trouwens veel tegen. Tel Aviv is een heel seculiere stad. Je zult er niet veel mensen ontmoeten die zeggen dat zij in God geloven. Eerder dat zij nergens of juist overal in geloven. Ik denk dat het grote probleem van de seculiere wereld vandaag de dag, ook in Israël, is dat mensen zichzelf als god zien. Of dat zij hun gevoel als god zien: „De waarheid is wat ik voel.” En dan worden bijvoorbeeld ook allerlei oosterse religies, zoals het boeddhisme, erg interessant. Wat je ziet, is dat mensen allerlei boeken gaan lezen, behálve het Nieuwe Testament. Wat dat betreft, merken wij in ons werk goed dat er een geestelijke strijd gaande is.”
Heeft het soms niet iets ontmoedigends, al die tienduizenden mensen in Tel Aviv die misschien wel geen boodschap lijken te hebben aan wat u vertelt?
„Het kan weleens moeilijk zijn, ja. Maar ik geloof dat als ik God gehoorzaam en doe wat Hij van me vraagt –erop uitgaan, het Evangelie delen, discipelen maken– Hij Zelf voor de rest zorgt. Het gaat tenslotte om de harten van mensen, hè? En daarom bid en hoop ik elke dag dat er nog eens heel veel mensen in Israël tot het geloof in Christus komen.”
In hetzelfde Handelingen 6 staat dat het aantal discipelen in Jeruzalem „zeer” vermenigvuldigde en tal van priesters „het geloof gehoorzaam” werden. Is het mogelijk dat er nog eens zo’n tijd komt?
„Ik weet niets over de toekomst. Ik hoop erop en bid erom. Ja, ik bid erom.”
Kunt u iets vertellen over uw achtergrond?
„Ik ben opgegroeid in een Messiaans-Joods gezin in Israël. Mijn beide ouders zijn dus ook gelovig. Hun familie niet, trouwens.
Ik heb er nooit aan getwijfeld dat Jezus er werkelijk is, dat Hij de Messias is, en dat Hij God is. Maar pas op mijn zeventiende ben ik echt gaan zien Wie God is, ik ben best even zoekende geweest. Maar vanaf dat moment wilde ik Hem ook volgen.
Als studente sociaal werk ben ik toen bij Jews for Jesus begonnen. Ik heb dat nog niet genoemd, maar we hebben ook een team dat zich richt op Israëlische backpackers. Dat zijn vaak jongeren die na hun militairediensttijd een lange tocht willen maken door Oost-Azië, India en Nepal of zo. Of door Zuid-Amerika. Ons team gaat daarom elke zomer naar India en Peru en probeert dan met mensen in contact te komen en het Evangelie met hen te delen.
Ik heb dat vijf jaar gedaan, ben zelfs nog een poosje coördinator geweest. Ik ben ook nog drie maanden in Amsterdam geweest, als vrijwilliger van een Shelter City van, ehm… even denken, hoe heette dat blad, in het Engels was het The Harvest.”
Ah, De Oogst, van Tot Heil des Volks?
„Dat zal het geweest zijn, ja. Dat was een mooie tijd, met veel reizen. Maar inmiddels ben ik 31, getrouwd, en hebben we een jongetje van zeventien maanden. Prachtig.”
Hoe ervaart u 75 jaar Israël?
„Ik ben er heel blij mee dat ik in Israël woon, dat we onze eigen staat, ons eigen land hebben. Ik ken de geschiedenis van ons land…”
Misschien had u zelf ook familie die in de nazikampen is omgebracht?
„Nee. Mijn vaders familie komt uit Libië, die van mijn moeder uit Jemen. Mijn familie heeft de Holocaust in die zin dus niet meegemaakt.
Ik ervaar het bestaan van Israël als een zegen, van God. Het laat Gods genade zien dat we een eigen staat hebben.”