Gewist geheugen na seksueel misbruik als kind
Daan zat nog op de basisschool toen hij misbruikt werd door zijn broer. Samen met Jantine den Uijl-van Loon, zijn therapeut, geeft hij vrijdag een workshop op het congres ”Misbruik en wangedrag in de kerk”, dat plaatsvindt op de Theologische Universiteit Apeldoorn.
Wat seks was, wist hij niet eens, op het moment dat hij er zijn eerste ervaringen mee opdeed. „Het is zo wrang. Ik werd als jonge jongen geconfronteerd met wat zich in een huwelijk tussen man en vrouw zou moeten ontwikkelen. En ik heb het ook nog eens geleerd van een man.”
Den Uijl, die ook bij het gesprek aanwezig is, stelt dat iemand op het moment van het misbruik zijn ongedwongen kind-zijn kwijtraakt. „Vanaf het eerste moment van misbruik is je seksuele ontwikkeling verstoord en ontregeld. Je verliest jezelf, je veiligheid, je vertrouwen.” Daan: „Dat is me ontnomen. Al mijn grenzen zijn overschreden.”
Volgens de traumaseksuoloog heeft seksueel misbruik binnen christelijke gezinnen altijd impact op de verhouding met de kerk. „Regelmatig zit de dader in dezelfde gemeente. Slachtoffers zien hem soms naar het avondmaal gaan, terwijl zij het geheim bij zich dragen.” Ook Daans broer is een trouwe kerkganger. „Een verzwarende omstandigheid”, vindt hij. „Iedereen weet dat seksueel misbruik niet mag, maar niet iedereen belijdt ook dat God dit pertinent verboden heeft.”
Vrieskist
In zijn ouderlijk gezin mist een hechte emotionele band. „Er was weinig controle, weinig zicht op wat wij als kinderen deden. Mijn ouders vroegen zelden door en gaven ons amper aandacht. Een kwalijke zaak. Nog steeds zijn ze er niet voor me. Ze weten wat er is gebeurd tussen mij en mijn broer, maar verbinden daar geen consequenties aan. Mijn ouders hebben het er weleens met hem over gehad. Zo van: stoute jongen, dat had je nooit mogen doen.” Zijn stem klinkt bitter. „Sorry, maar dat doet geen recht aan het leed dat mij is aangedaan.”
Zijn vriendin –nu zijn vrouw– deelde hij eens koud mee dat hij vroeger seksueel was misbruikt. „Daar stond ze van te kijken. Daarna gingen we over tot de orde van de dag. Achteraf heeft ze spijt dat ze toen niet heeft doorgevraagd.”
Tweeënhalf jaar geleden stapte Daan Praktijk Den Uijl binnen met heel andere vragen dan over misbruik. Hij ervoer onrust in zijn leven, was vaak van baan gewisseld, had een allergie voor autoritair gedrag, nam geen verantwoordelijkheid in zijn relatie, worstelde met de vraag wat voor nut hij had in deze wereld. En, zegt hij, „de ervaringen met misbruik neem je ook mee je huwelijk in. Wat je dan leert, kun je projecteren op je vrouw.” Den Uijl: „Je emotionele leeftijd is gestopt op het moment van het misbruik.” Daan, lachend: „Volgens Jantine ben ik nu aan het puberen.”
In het eerste gesprek met Den Uijl kwam het misbruik onverwachts op tafel. Toen begon het puinruimen. Een trauma is als een gebroken glas, dat in duizend stukjes door een huis ligt. Therapie betekent: die stukjes bij elkaar zoeken. En dat is niet makkelijk, want de donkere periode uit zijn jongensjaren is voor Daan als een vrieskist. Veel herinnert hij zich niet meer. „Hoe ben ik toen op die kamer gekomen? Ik weet het niet, hooguit bij vlagen. Ik weet nog wel –volgens mij was het de tweede keer– dat mijn moeder ineens riep voor het eten op het moment dat het misbruik plaatsvond. Het was abrupt klaar. Ik liep naar beneden alsof er niks aan de hand was.”
Zuurstofmasker
Onder begeleiding van Den Uijl voert Daan met zijn broer zogeheten daderconfrontatiegesprekken. Daarin komt aan de orde wat er is gebeurd, hoe het misbruik kon plaatsvinden en wat de schade is. Doel is herstel van de relatie; het hoogst haalbare ideaal verzoening. Tijdens die gesprekken hoorde Daan van zijn broer details die hij zelf niet meer kon opdiepen uit zijn geheugen. Zo dacht hij zelf dat het misbruik maar enkele keer plaatsvond, maar volgens zijn broer gebeurde het veel vaker.
Het niet gek dat het geheugen misbruikslachtoffers in de steek laat, weet Den Uijl. Tegen Daan: „Als jij je autobiografie zou schrijven, zouden de bladzijdes 33 tot en met 42 leeg zijn. Of hooguit een paar woorden bevatten. Je hebt die ervaringen weggeduwd – uit overlevingsdrang.”
Is het dan niet beter om die pijnlijke herinneringen in de vrieskist te laten in plaats van op te rakelen? Nee, zegt Daan resoluut. „Dan zou ik blijven tobben met mezelf. Dankzij de therapie leer ik zelfstandig ademen in plaats van met een zuurstofmasker.”
Het is niet alleen beter voor jezelf, maar ook voor je omgeving, vult Den Uijl aan. „Vaak gaat misbruik door van generatie op generatie. Het vermoeden bestaat dat dit in Daans ouderlijk gezin ook zo is. Het was verstandiger geweest als zijn ouders tijdig met hun kinderen hadden gepraat. Dan hadden ze kunnen zeggen: „Het is vreselijk wat er tussen jullie gebeurd is, we gaan naar de dokter om te kijken wat we hieraan kunnen doen”. Dan had al die ellende niet hoeven doorsudderen.”
Vergeving
Zijn predikant en een paar ouderlingen heeft Daan in vertrouwen genomen. „Toen ik het vertelde, reageerden ze geschokt: „Dat je dit hebt moeten meemaken.” Ze zijn heel meelevend.” Wat Daan wel tegen de borst stuit, is de drang vanuit de ambtsdragers om aan vergeving te werken. „Daarmee stap je over een berg afval heen. Blijkbaar mag mijn pijn er niet zijn. Dat die onder het tafelkleed wordt geschoven, is zo onrechtvaardig. De Bijbel laat zien: geen vergeving voor recht. Er moet eerst dus recht gedaan worden aan mijn pijn en verdriet voordat vergeving ter sprake kan komen. En zover is het nog niet.”
Vergeving is volgens hem een optie, net zoals aangifte een optie is. „De vraag zou moeten zijn: Wat heb je nodig? In plaats van: Dit moet je eigenlijk doen. Liever zou ik hebben dat zo’n ouderling me vraagt: Hoe is het met je? Een arm op m’n schouder, dat is wat ik nodig heb.”
Andere kerkenraadsleden weten alleen dat hij een trauma heeft, niet wat er is gebeurd. „Op huisbezoek kreeg ik daar pas heel zakelijke vragen over: hoe lang duurt de therapie nog? Wat houdt die precies in? Heeft het trauma met je persoonlijkheid te maken? Dat stootte me af. Stel zulke vragen op een bewogen manier, in plaats van bot en zakelijk.”
Daan vindt het jammer dat zijn kerkenraad weinig kennis heeft over trauma’s en de impact daarvan. „Ik voel me vreselijk eenzaam. Ik sta als het ware op een eiland, onbegrepen. Intussen vraagt iedereen zich af: Waarom sta je daar eigenlijk?”
Daan heet in werkelijkheid anders. Zijn echte naam is bij de redactie bekend.