Terwijl de kanonnen in Oekraïne bulderen, een derde wereldoorlog dreigt, sneuvelen in de Nederlandse krijgsmacht de lessen tactisch optreden ten gunste van de verplichte cursus ”oordeelvrij communiceren”. Nieuwe officieren leren niet meer vechten. „Alarmerend.”
Sinds het einde van de Koude Oorlog heerste in het Westen decennialang de overtuiging dat een toekomstige oorlog zich vooral via cyber zou afspelen. Staal op staal was iets uit het verleden. Nederlandse militairen verwachtten zelfs niet dat er nog grootschalige gevechtsoperaties zouden plaatsvinden.
De oorlog in Oekraïne drukt westerse landen hardhandig met de neus op de feiten. De oorlog is vooral een strijd van kanonnen tegen kanonnen. Met massale inzet van drones. Grootschalige, geslaagde cyberaanvallen blijven vooralsnog juist uit.
De dreiging vanuit Rusland neemt toe. Ook voor Nederland. De Nederlandse krijgsmacht staat daarom paraat. ”Elk moment, elke missie” luidt bijvoorbeeld het motto van de Luchtmobiele Brigade. Met één druk op de rode knop rollen, vliegen of varen gevechtsklare bataljons, squadrons en schepen de haven uit, zo stralen de Defensiekrant en defensieberichten op sociale media uit.
De werkelijkheid is anders. Ontluisterend. Nieuwe officieren, de toekomstige commandanten op het slagveld, leren niet echt meer vechten, concluderen luitenant-kolonel Pieter Soldaat en luitenant-kolonel Gijs Tuinman. „Een alarmerende ontwikkeling”, zeggen de twee promovendi aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA).
Officieren krijgen „steeds minder verstand van tactiek” en de defensieopleidingen richten zich „steeds minder op het functioneren van onze operationele onderdelen in het gevecht”, constateren Soldaat en Tuinman in de nog te verschijnen editie van ”Militaire Spectator”.
Harde conclusies
De twee hoge militairen kunnen het weten. Luitenant-kolonel Soldaat geeft les in gevechtstactieken en militaire doctrines aan drie militaire opleidingen. Luitenant-kolonel Tuinman, onderscheiden met de prestigieuze Militaire Willemsorde voor zijn verdiensten in Afghanistan, was drie jaar lang senior-docent aan de Hogere Defensie Vorming. De twee komen tot hun harde conclusies na gesprekken met docenten aan alle opleidingen van landmacht, luchtmacht en marine.
De training in tactiek sneuvelt meer dan eens. De landmacht heeft recent lessen tactisch optreden laten sneuvelen om voorrang te geven aan de cursus ”oordeelvrij communiceren”. De vraag is welk van de twee op het slagveld, oog in oog met de Russen, het relevantst is.
Het analyseren van een gevecht, het ingrijpen met vuursteun en het overdragen van een bevel, behoren niet tot de kerndoelstellingen van de opleidingen, constateren de twee NLDA-onderzoekers. Door tijdgebrek blijft tactiekonderwijs vaak beperkt tot het reproduceren van de juiste doctrinetermen en opsomming van doctrinevoorschriften.
„De beperkte diepgang van het tactisch onderwijs kan grote gevolgen hebben voor de krijgsmacht en daarmee uiteindelijk voor de veiligheid van Nederland”, zeggen Soldaat en Tuinman. „Het risico is dat we door tactische intellectuele uitholling gevechten niet meer kunnen winnen, zelfs als we het materieel, de doctrine en de mensen ervoor zouden hebben.”
Flitsmacht
Officieren krijgen „onvoldoende handvatten” voor het gevecht, licht luitenant-kolonel Soldaat woensdag toe. „Officieren leren niet meer vechten.” De hoge militair loopt daar bijvoorbeeld tegenaan in het veld bij de Nederlandse inzet voor de snelle flitsmacht van de NAVO, de VJTF.
Officieren worden tegenwoordig „minder beoordeeld op gevechtskracht” en „meer op politieke sensitiviteit”, op de inschatting van politieke haalbaarheid van plannen om reuring in politiek en maatschappij te voorkomen, stelt Soldaat.
Soldaat en Tuinman steken, als actief dienende militairen, hun nek ver uit met het onder vuur nemen van de cultuur in de krijgsmacht. De twee onderzoekers zijn „verrast” door de stroom positieve reacties van militairen. Oud-generaal Mart de Kruif en generaal Martin Wijnen van de landmacht steunen op LinkedIn de kritiek van Soldaat en Tuinman.
Oorzaak
Oorzaak voor de kwijnende aandacht voor tactiek in de krijgsmacht is een verschuiving na het einde van de Koude Oorlog van de aandacht voor de verdediging van Nederland en het grondgebied van de NAVO naar het versterken van de internationale rechtsorde en ondersteuning van civiele autoriteiten.
Het toekomstige gevecht wordt echter „steeds complexer en moeilijker”, stelde de hoogste baas van de krijgsmacht, generaal Onno Eichelsheim, eerder. Onvoorspelbare natuurlijke dreigingen, cyberaanvallen en steeds grotere krijgsmachten van tegenstanders maken het optreden ingewikkeld en vragen om krachtig leiderschap van militairen.
De opleiding van officieren sluit echter niet aan op die harde realiteit. Het „meest verontrustend” vinden Soldaat en Tuinman dat geen enkele militaire opleiding officieren klaarstoomt voor het gezamenlijk gevecht van landmacht, luchtmacht en marine op hetzelfde moment op dezelfde locatie (joint en multidomain, in jargon). „De krijgsmachtsdelen blijven elk op hun eigen eilandje zitten.”
De Nederlandse krijgsmacht moet weer opleiden in tactisch optreden voor gevechten ter land, ter zee, in de lucht en in het cyberdomein, stellen Soldaat en Tuinman in een vijfledig voorstel. „We moeten tactiek hoger op de agenda zetten, zodat het niet een ‘speeltje’ is van een paar ‘tacteuten’. In de koffiekamers van eenheden, scholen, trainingsfaciliteiten en sportlocaties moeten we weer geregeld het tactische vocabulaire terughoren.”
Van de 5 miljard euro die voor Defensie is uitgetrokken in het coalitieakkoord moet bijvoorbeeld een „aanzienlijk deel” worden gereserveerd voor opleiding, training en oefening, liefst onder een NAVO-hoofdkwartier. Bovendien moet de opleiding aandacht besteden aan gezamenlijk optreden van de krijgsmachtonderdelen.
Veranderingen
Defensie lijkt de alarmerende boodschap van Soldaat en Tuinman een beetje weg te wuiven. We nemen het mee, laat een Defensiewoordvoerder schriftelijk weten. De krijgsmacht ziet militair optreden en de maatschappij in hoog tempo veranderen. Het is aan de Defensieacademie om officieren op te leiden om in die context te kunnen functioneren.
„De opleidingen zijn een afspiegeling van de uitdagingen waar zij voor staan”, aldus de woordvoerder. „Tot 25 jaar geleden was dat vooral de Koude Oorlog, afgelopen jaren waren dat missies in het buitenland en op dit moment is dat de Oekraïne-oorlog. Oorlog kent naast een militaire, een politieke en sociale context waar officieren ook voor moeten worden opgeleid. Daarom is oordeelvrij communiceren onderdeel van de opleiding.”
Dat laat onverlet dat tactisch optreden „ook belangrijk” is. Kennis en ervaring van tactisch optreden worden daarbij –volgens Defensie– „voortdurend” aangepast aan nieuwe inzichten.
Zorgwekkend
Defensiedeskundige George Dimitriu bij Instituut Clingendael en verbonden aan de Nederlandse Defensie Academie herkent de analyse van Soldaat en Tuinman over het gebrek aan aandacht voor tactiek. „Zorgwekkend.”
De thematiek legt volgens Dimitriu een dieperliggend probleem bloot. „De krijgsmacht kent een managerscultuur en geen krijgerscultuur. We hebben juist zo’n ”warrior-culture” nodig. Defensie is een civiel bedrijf geworden, waarbij de focus niet ligt op gevechtskracht en op teamvorming, maar op bijzaken als het opstellen van risico-analyses, beleidsstukken en managementsrapportages.”
De huidige bedrijfscultuur is volgens Dimitriu te veel gericht op efficiëntie en het voorkomen van uitwassen. „Door de bedrijfscultuur van controle, regeldruk en gebrek aan vertrouwen is er meer angst ontstaan. Nieuwe luitenanten krijgen het gevoel risico-analyses te moeten maken om zich in te dekken tegen hogere militaire echelons. Die jongelui moeten gewoon vechten”, zegt luitenant-kolonel Dimitriu, twee jaar lang vanuit de landmacht gedetacheerd als defensiedeskundige bij Clingendael.
Inclusiviteit
De dreiging vanuit Rusland neemt toe, de strijd in Oekraïne zou zomaar kunnen uitmonden in een derde wereldoorlog. Op hetzelfde moment is de krijgsmacht druk met inclusiviteit, diversiteit en oordeelvrij communiceren. „Belangrijke onderwerpen”, reageert Dimitriu, „maar dan wel vanuit de context van het gevecht waar militairen de kogels om de oren fluiten.”
Het versterkt een eenheid als er vrouwen of andersdenkenden deel van uit maken, en als militairen veiligheid ervaren om zich uit te spreken, legt Dimitriu uit. „De aandacht voor diversiteit en inclusiviteit komt echter meer voort uit het vermijden van negatieve publiciteit, dan om bij te dragen aan gevechtskracht.”
Nieuwe realiteit
De nieuwe realiteit van de oorlog in Oekraïne dringt daarbij nog niet door in de krijgsmacht. „De mindset is veranderd, maar de focus op vechten is nog niet van de grond gekomen. Defensie worstelt daarmee”, stelt Dimitriu vast. „Het gevoel van urgentie ontbreekt.”
Zo past de landmacht volgens de Defensiedeskundige de lessen uit Oekraïne nog onvoldoende toe. Hij somt op: het massaal inzetten van drones gekoppeld aan artillerie, het opereren in kleine militaire teams, het verspreid optreden van manschappen om uitschakeling te voorkomen en het inzetten van mobiele in plaats van vaste commandoposten. „Ik heb hierin nog geen grote veranderingen gezien. De krijgsmacht moet de focus veel meer op gevechtskracht en teamvorming leggen. Het is veelzeggend dat de cultuur nog niet is veranderd.”
Kritische ondergrens
Nieuwe officieren die tijdens hun opleiding onvoldoende tactisch leren vechten, vormen een probleem voor commandanten in het veld. „De gevechtskracht en de kwaliteit van de krijgsmacht neemt daardoor af”, stelt Dimitriu. Of de krijgsmacht hierbij door een kritische ondergrens zakt, kan hij niet zeggen. „Het is wel zorgwekkend.”