Blijven slapen? Geen probleem
De receptiemedewerker van een hotel in de Turkse grensplaats Reyhanli maakt een uitnodigend gebaar. „Willen jullie ontbijten? Loop maar door, het kost nu niets”, zegt ze.
Het is begin februari, vlak nadat zware aardbevingen Turkije troffen, en we –ik ben met collega Jacob Hoekman– hebben overnacht in een klein hotel in Reyhanli, bij de Syrische grens. Voor het ontbijt zijn we uitgeweken naar een iets groter hotel in de stad.
Het is een klein gebaar van de hotelmedewerker in Reyhanli. De boodschap is duidelijk: geld verdienen is nu niet het belangrijkste, we helpen elkaar. Het was niet voor het eerst deze reis dat we gastvrij werden ontvangen en ook niet voor het laatst. De dag ervoor zochten we een overnachtingsplek in Gaziantep, waar alle hotels overvol bleken te zitten. De stad, vlakbij het epicentrum van de aardbeving, was een gewilde uitvalsbasis geworden voor hulpverleners en journalisten. Eerlijkheidshalve: daar profiteerden sommige hotels ook goed van door de markt z’n werk te laten doen en de prijzen fors naar boven bij te stellen.
Voor de Syrische christenen die we in de stad opzochten, was het echter geen vraag of we een overnachtingsplek zouden vinden. Natuurlijk konden we bij hen, in een van de zalen van hun kerk, blijven slapen. Ze kookten soep voor ons, bereidden ‘s avonds een maaltijd en staken intussen flink de handen uit de mouwen om getroffen landgenoten en anderen in de stad te voorzien van eten, drinken, medicijnen en andere benodigdheden.
We bleken die nacht niet de enige gasten van de kleine kerkgemeenschap: er was een hulpverlenersgroep uit Irak ingevlogen om te helpen en wat mensen uit Istanbul. We wikkelden ons in een aantal dekens en sliepen met nog acht anderen in een van de kamers op de grond, tussen de spullen voor de hulpverlening. Een pastor uit Istanbul lag op de bank in de naastgelegen ‘zitkamer’ te slapen, een Syrische man op nog een andere bank. Hoezo geen plek meer? Er kan hier altijd nog iemand blijven slapen: beetje inschikken en klaar.
Toen we twee dagen later, in de avond, vanuit de zwaar getroffen stad Antakya terug moesten richting Gaziantep, kregen we ook weer alle hulp. Taxi’s reden niet meer in de stad, het openbaar vervoer lag eveneens plat. Een stel Turkse hulpverleners uit Istanbul was echter al snel bereid ons naar het grote busstation aan de rand van de stad te brengen, waarvandaan bussen voor de lange afstand nog wel vertrokken. Ze liepen met ons een half uur door totaal verwoeste wijken van Antakya naar de plek waar zij hun busje hadden geparkeerd en brachten ons vervolgens tot in de bus.
Het was een surrealistische tocht. De ruiten van de grote hal van het busstation waren door de aardbeving gesneuveld, stukken plafond lagen op de grond, de elektriciteit was uitgevallen. Tussen de glasscherven door liepen we naar de gereedstaande bussen voor een lange, nachtelijke rit naar Gaziantep. Het liep tegen half vier ‘s nachts toen we daar uiteindelijk aankwamen. Bij de Syrische kerk hoorden we vervolgens geen onvertogen woord toen we op dat tijdstip met enige gêne onze achtergelaten bagage kwamen ophalen, omdat later op de ochtend de terugvlucht in Sanliurfa wachtte.