Dagelijks plant ze minutieus haar tijd. Bij de moeder van zes kinderen, predikantsvrouw, schrijfster en hulpverlener is de agenda altijd gevuld. Ondanks dat ze opgroeide in een besloten omgeving, is Abigaïl Janse-Pieterman (35) altijd op zoek naar openheid. Ze schreef er een boek over. „Ik heb mogen leren om mezelf te zijn.”
Op een doordeweekse ochtend is het stil in de grote woonkamer van de pastorie in Rijssen. De kinderen zijn naar school, haar echtgenoot heeft zich teruggetrokken in zijn studeerkamer. Tot de klok van twaalf uur heeft ze kunnen vrijmaken. Dan komen de kinderen vanuit verschillende windrichtingen binnengedruppeld en is het gedaan met de rust.
Abigaïl Pieterman oogt energiek. Ze spreekt soms minutenlang aan één stuk door met een onmiskenbaar Zeeuwse tongval, maar kan ook plotseling stilvallen als een vraag haar enigszins verrast. Dan formuleert ze nadenkend en voorzichtig. De predikantsvrouw is graag goed voorbereid. Haar lijfspreuk, afkomstig van Johannes Calvijn, ligt op een A4’tje klaar op tafel: ”Terar dum prosim”. Vertaald: Laat mij verteren, als ik maar nuttig ben.
Van 2013 tot 2017 is haar man verbonden aan de gereformeerde gemeente in ’s-Gravenpolder, midden in het Zeeuwse land. Daar komt in 2017 een einde aan als hij een beroep aanneemt naar de gereformeerde gemeente van Rijssen-Zuid. Ze woont nu ruim vijf jaar met haar gezin in de Twentse stad. De overgang was even wennen voor het echtpaar, beiden geboren en getogen Zeeuwen. „We hebben het hier goed naar onze zin, maar in het begin had ik een beetje heimwee naar de omgeving van mijn wortels. De zee blijft trekken. Ik ben daarom blij met een eigen stekkie op camping Schoolzicht in Aagtekerke.”
Abigaïl Pieterman groeit op in Hansweert, aan de rand van de Westerschelde. „Vlak bij de sluizen. Later, ik was toen 17, zijn we naar Arnemuiden verhuisd.” De vier kinderen Pieterman gaan niet naar school. „We kregen thuisonderwijs. Vader leefde sterk uit de gedachte die we terugvinden in het Bijbelboek Jozua: „Ik en mijn huis, wij zullen de Heere dienen.” We hebben het thuisonderwijs op een zelfstandige wijze gedaan. Met een strak rooster, heel gedisciplineerd. We konden goed leren. Tijdens de hele periode van thuisonderwijs kregen we heel veel ruimte voor allerlei vormen van creativiteit. Koken en bakken en hele winkels bouwen met pallets. Misschien ging dat soms ten koste van het leerwerk. Wiskunde heb ik bijvoorbeeld nooit geleerd. Maar daar heb ik geen last van gehad. Ik las heel veel. Vanaf mijn zevende jaar had ik al diepe indrukken van de ernst van het leven en de eeuwigheid en verdiepte ik me in de ”Redelijke Godsdienst” van Wilhelmus à Brakel.”
Thuisonderwijs leidt tegelijkertijd tot een zeker sociaal isolement, geeft ze aan. „Dat is niet negatief bedoeld, maar het geeft wel een enigszins kloosterachtige omgeving waarin veel contacten met anderen, zoals leeftijdgenoten, vaak ontbreken. Ik heb me vaak alleen gevoeld. Dat is persoonlijk, ik kan niet zonder mensen om me heen. Mijn man heeft dat ook.” Daarom is de pastorie een zoete inval.
Vanaf haar 16e volgt Abigaïl een opleiding. „Met afstandsonderwijs ben ik de opleiding voor helpende zorg en welzijn gaan doen. Zonder diploma’s kon dat alleen op niveau 2. Daarna ben ik gaan werken bij de Stichting Hulpverlening Gezinnen. Best bijzonder. Ik ging ineens met de trein door heel Nederland.” Via afstandsonderwijs volgt ze een basisopleiding verpleegkundige niveau 4. Daarna gaat ze voor het eerst naar school om voor verpleegkundige te studeren.
U hebt zich aangesloten bij de Gereformeerde Gemeenten. Waarom?
„Thuis lazen we voorheen op zondag preken, later zijn we op verschillende plaatsen gaan kerken: hersteld hervormd, oud gereformeerd, gereformeerde gemeente. Ik ben interkerkelijk opgevoed. Na een zoektocht kwam mijn oudste zus uit bij de gereformeerde gemeente van Middelburg-Zuid. Ze zocht, net als ik, naar de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking. Ik ben met haar meegegaan. Met mijn andere zus ben ik bij ds. M.J. van Gelder gedoopt. Ik heb van harte ja mogen zeggen en zag het als een teken van Gods ontfermende liefde dat ik dat mocht doen.”
Daar leerde u ook uw man kennen…
„Dat was echt een hoogtepunt in mijn leven. Toen wist ik nog niet dat hij rondliep met een roeping om predikant te worden. Dat hoorde ik pas vier maanden later. We bleken los van elkaar beiden het verlangen te hebben om in Gods Koninkrijk werkzaam te zijn. Ik zie daarin de leiding van de Heere. Bij mij ontstond het verlangen op mijn 15e, toen ik een periode niet fit was. Ik heb toen mijn leven in Zijn handen mogen overgeven.” Gods weg is vaak pas later zichtbaar, benadrukt ze een aantal malen. „Vorig jaar overleed plotseling mijn moeder. Ik heb geen afscheid kunnen nemen. Dat roept natuurlijk vragen bij je op. Er gebeurt echter niets bij geval. Wij zien soms de achterkant van het borduurwerk, maar Hij keert alle dingen ten goede. Niet het waarom, maar het waartoe, daar gaat het om.”
Werk en opleiding brachten u voor het eerst in een seculiere omgeving. Hoe ging dat?
„Ik solliciteerde bij de Zeeuwse organisatie voor geestelijke gezondheidszorg Emergis. Vanuit een uiterst beschermde omgeving in een lange rok in een algemene instelling voor psychiatrie. Ik kon er direct terecht voor een werken-lerenvariant tijdens de laatste twee jaar van mijn opleiding. Dat was echt verbazend. Achteraf zie je dat het zo moest gaan, want het was voor mij een vormende en leerzame periode. Het compenseerde de voorgaande jaren. Ik ben in 2011 gestopt en fulltime moeder geworden.”
Later ging u toch weer de hulpverlening in. Waarom?
„Het bleef me trekken. Ik heb veel belangstelling voor mensen en psychologie en wil graag dienstbaar zijn aan anderen. Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus is me heel dierbaar. Het leven vanuit de Ander, daar gaat het me om. Na een tijdje ben ik als vrijwilliger gaan werken bij De Vluchtheuvel. Dat heb ik ongeveer vier jaar gedaan. Toen kreeg ik een contract als aanmeldcoördinator voor de locatie Dordrecht en Goeree-Overflakkee. Inmiddels bied ik op allerlei terreinen hulp aan ruim dertig cliënten. Zonder officiële diploma’s heb ik de begeleiding in de praktijk geleerd. Ik ben wel altijd veel blijven lezen. Lezen en nog eens lezen. Vakmatig, maar ook theologie, zoals van Octavius Winslow en Samuel Rutherford. Die geven je zo’n zicht op het leven met Christus. Nog steeds pak ik vaak een boek of de e-reader.”
U nam het werk van ’s-Gravenpolder mee naar Rijssen?
„Ja. Het werk speelt zich grotendeels thuis af. Per telefoon, e-mail, via Teams en soms door gesprekken. Contractueel twaalf uur in de week, maar als het iets meer wordt tellen uren niet. Ook in de gemeente doe ik graag bezoekjes. Ik ben zeker druk, maar niet voor mezelf.”
Een duizendpoot. Moeder, predikantsvrouw, hulpverlener, schrijfster. Is dat allemaal te doen?
Met een lach: „Er is nog meer. Ik ben ook een beetje administrateur. Onze chalet op de camping wordt vaak verhuurd. Daarvoor regel ik de reserveringen en doe ik ieder kwartaal de btw-aangifte. Maar, om op de vraag terug te komen: ik maak altijd onderscheid tussen wat moet en wat kan. Op een gegeven moment wordt datgene wat kan vanzelf een moeten. Sinds mijn tijd bij Emergis, waar ik werkte met mensen met autistische aandoeningen, ben ik me heel bewust van de tijd geworden. Iedere dag, van ’s ochtends zeven tot ’s avonds twaalf, probeer ik bewust in te vullen, waarbij het gezin op de eerste plaats staat en er ook ruimte is om met mijn man te praten. ’s Ochtends vroeg doe ik het huishoudelijke werk.”
Niet bang om er zelf eens onderdoor te gaan?
„Ik voel gelukkig goed wat ik aankan. Bij een eerste signaal dat het te veel wordt, ga ik dingen skippen en lucht creëren. Dan zoek ik ontspanning door te lezen, te schrijven of te wandelen. Gezonde zelfzorg is heel belangrijk. Dat wordt nogal eens te veel als egoïstisch gezien.”
Nooit een zwak moment?
„Zeker wel. Ik zie ook echt niet altijd alles zitten. Soms bijvoorbeeld als mijn man heel druk is en ik avond na avond de kinderen zelf naar bed moet brengen. Dan zucht ik wel eens diep. Of schiet ik een keer te veel uit mijn slof. Maar uiteindelijk blijft er één plekje over: Dat is op de knieën. „Heere, wilt U mij de kracht geven! En wilt U al mijn tekort vergeven.” Ik moet vaak denken aan het berijmde vers uit Psalm 84: „Ze gaan van kracht tot kracht steeds voort.” Zo heb ik ook iedere keer opnieuw deze kracht nodig. Want anders zou het niet kunnen. Leven van dagelijks manna.”
De schaarse vrije uurtjes zijn gevuld met schrijven. Hoe is dat ontstaan?
„Schrijven doe ik graag, zo lang ik me kan herinneren. Dat is al als kind begonnen. Voor de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten, de blog ”Elke dag nieuw”, voor kinderen in de Saambinder en af en toe voor de GezinsGids. Door de combinatie van mijn leven in de pastorie, het gezin en mijn werk als hulpverlener ben ik steeds meer de waarde van openheid gaan inzien. Emotie en gevoel worden te veel uitgeschakeld in een samenleving die zich richt op perfectie. Waar je echt mee zit, komt helaas niet altijd voldoende aan de orde. Weer een dag erbij. Gaandeweg bekroop me het gevoel dat ik moest schrijven over het belang van openheid. Binnenkort verschijnt ”Een open boek”.”
Waarom een boek over openheid?
„Ik tref veel geslotenheid. Waar je niet over praat, is er niet, zo is de gedachte. Toen ik me verdiepte in de Bijbel, was ik verrast hoe vaak ik in teksten emoties aantrof. Die zie je ook bij Christus tijdens Zijn omwandeling op aarde. Het is heel verrijkend om dat te ontdekken. Ik ben gaan schrijven over openheid, met Gods Woord als leidraad. Drie jaar lang heb ik er op vrije momentjes aan gewerkt. Dat het zo lang heeft geduurd, heeft met mijn werkwijze te maken. Ik wil alles goed overwegen, het laten overzomeren en overwinteren.”
Dat blijkt. In uw voorwoord sprak u aanvankelijk over een opgelegde taak. Dat hebt u op de valreep aangepast. Waarom?
„Een opgelegde taak heeft iets te veel van een roeping in zich. Ik heb er nu van gemaakt dat ik er niet omheen kon om over de Bijbelse noodzaak van openheid te schrijven. Het gaat niet om mezelf. Ik ben ermee begonnen zonder een uitgever te raadplegen. Toen ik met het eerste concept aankwam, werd het binnen enkele dagen geaccepteerd vanuit de verwachting dat het voorziet in een behoefte. Ook daarin zie ik de leiding van de Heere.”
Hebt u er zelf iets van geleerd?
„Ik probeer altijd open te zijn, misschien is dat versterkt doordat dat ik in beslotenheid ben opgegroeid. Ik merkte echter dat ik soms nog dingen wegstop. Het schrijven heeft me geleerd hoe ik nog beter met de kinderen kan omgaan. Dat kan door open vragen te stellen en ruimte te geven voor de erkenning van tal van gevoelens. Je moet het kunnen zeggen als iets je dwarszit en dat niet wegstoppen.”
Wat houdt u anderen voor?
„Dat afwezigheid van openheid uit den boze is. De duivel zoekt geslotenheid en wil alles afzwakken. Het valt wel mee, zegt hij: iedereen zondigt weleens. Dat leidt tot vechten, vluchten of bagatelliseren. Daardoor komt het niet tot belijden van schuld. Nu hoeft niet direct alles op straat te liggen, maar gepaste openheid is heel belangrijk. Sommige hoofdstukken, bijvoorbeeld over seksualiteit en ontrouw, heb ik met trillende handen geschreven. Er gebeuren zo veel dingen waar niemand van weet. Trouw lijkt ook in de achterban te verdwijnen. Zonde maakt een scheiding tussen de Heere en de ziel. Daartegenover staat dat hij die zijn zonden aan de Heere belijdt en laat, barmhartigheid zal geschieden.”
Voor wie is ”Een open boek” bedoeld?
„In de eerste plaats voor jonge stellen die trouwplannen hebben. Maar ook voor veel anderen zoals opvoeders, ambtsdragers of vrouwenverenigingen. Iedere keer aan de hand van Bijbelse richtlijnen, aan de hand van ”Alzo zegt de Heere”. Uiteraard in het besef dat we in gebrokenheid leven. Het is hier niet perfect en we zijn op doorreis.”
Tussen de woorden van de psycholoog met de nadruk op goed zorgen voor jezelf en de pastor, die spreekt over zonde en genade, is soms enige spanning. Hoe gaat u daarmee om?
„In onze reformatorische achterban kan de rechtvaardige kant van God misschien wel eens wat uit zijn verband getrokken worden. Het is zeker waar dat de zonde gestraft zal worden, maar daartegenover staat een bewogen Christus. God is vol van genade. Daardoor alleen kan de kloof gedicht worden. Dit houdt het evenwicht tussen de twee kanten van God, rechtvaardig en barmhartig. Dat is mijn uitgangspunt tijdens gesprekken als hulpverlener.”
De pastorie ligt zelf vaak onder een vergrootglas. Voelt het als een glazen huis?
„Nee. Ik heb mogen leren om mezelf te zijn. Dan mogen mensen denken en praten wat ze willen. Ik hoef het niet zelf te doen en mag mijn toevlucht tot Hem nemen, dat maakt mij gelukkig. Zoals Paulus zegt: „Want het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin.””