„Dr. A. A. van Ruler kon verschillen overbruggen”
De hervormde theoloog prof. dr. A.A. van Ruler (1908-1970) beschikte over de kwaliteiten om diepe tegenstellingen te overbruggen.
Dat stelde ds. J. Stelwagen, emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland, vrijdagmiddag tijdens de presentatiebijeenkomst van deel 5c van het verzameld werk van Van Ruler in het gebouw van de Theologische Universiteit Kampen I Utrecht.
De Stichting Uitgave Verzameld Werk A. A. van Ruler, de Stichting Van Ruler en Uitgeverij KokBoekencentrum organiseerden de bijeenkomst in Utrecht, de plek waar Van Ruler jarenlang doceerde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zo’n vijftig mensen bezochten de presentatie.
Deel 5c van het verzameld werk bevat zeventig teksten over actuele onderwerpen zoals belijdenis en leertucht, kerk en wereld, apostolaat en zending. Onderzoeker dr. D. van Keulen, werkzaam aan de Theologische Universiteit Kampen I Utrecht, heeft gezorgd voor de ontsluiting van het werk.
Ds. Stelwagen, die zelf nog les kreeg van Van Ruler, stelde dat de hoogleraar aan een vraagstuk vaak verschillende en tegengestelde aspecten ontdekte. „Dat werkt relativerend.” Ook vond hij altijd aspecten waar een van de partijen zich speciaal verbonden mee voelde. „Dat geeft herkenning.”
Van Ruler wilde de kerk in het midden van de samenleving aan het werk zien, stelde ds. Stelwagen. „Door haar tucht en arbeid moest de kerk invloed uitoefenen op samenleving en politiek en zo kerstenend bezig zijn.” Van Ruler verhield zichzelf volgens hem ook altijd tot zijn tijd. Dat blijkt wel uit de jongste tekst die in de bundel uit 1969 is opgenomen met de titel: ”De kerk in een zich mondig noemende wereld”.
Zelftucht
Prof. dr. C. van der Kooi, emeritus hoogleraar dogmatiek, reageerde ’s middags op de publicatie. Zijn lezing had als titel: ”Belijdenis en leertucht: harde noodzaak”. Van der Kooi stelde dat bij van Ruler de belijdenis en de leertucht bij elkaar horen. „Bij Van Ruler geldt dat als er beleden wordt wat waar is en dat gezegd moet worden, er ook dingen zijn die niet gezegd kunnen worden.”
Als het over leertucht gaat, gaat het allereerst over zelftucht, gaf prof. Van der Kooi aan. „Het gaat om belangrijke dingen. De zielen van mensen, het heil van de enkeling en van de gemeenschap staat op het spel.”
In de praktijk is er bij leertucht vaak sprake van „repressieve tolerantie”, zo gaf prof. Van der Kooi aan. Daarbij worden ideeën onderdrukt in plaats van in de ban gedaan en worden ze zelfs oogluikend getolereerd. Hierbij verwees prof. Van der Kooi ondermeer naar hoe de toenmalige Gereformeerde Kerken in Nederland omgingen met de omstreden theoloog Harry Kuitert.
Van Ruler beschouwde het werk van de Geest als een strijd met en in onze cultuur, stelde prof. Van der Kooi. „Vanuit de kerk is er een blijvende nood. De verlorenheid van de wereld is nu even groot als vroeger. Leertucht ligt dus in het verlengde van het apostolaat en de zending van de kerk in de wereld.”
De belijdenis richtte zich bij Van Ruler op de verlossing van het leven. Van Ruler stelde dat vanwege de diepe belachelijkheid van het christelijk geloof er leertucht nodig is, aldus prof. Van der Kooi. „De verleiding is immers mateloos groot om onder die belachelijkheid uit te komen. Leertucht richt zich tegen een luie theologie die de chaotische werkelijkheid voor de laatste houdt.”
Prof. dr. D. Nagy, hoogleraar theologie en migratie aan de Protestants Theologische Universiteit (PThU), hield een lezing over ”Van Ruler over zending en apostolaat”. De opvattingen van Van Ruler hebben de kerk hier en nu veel te zeggen, aldus prof. Nagy. „Door het begrip apostolaat bestreed Van Ruler de maakbaarheidsgedachte in de kerk. God handelt, de mens en de gemeenschap belijdt, en de gemeenschap volgt God vanuit en door de belijdenis.”
Omdat God eerst Zelf handelt betekent dit dat Van Ruler spreekt over kerstening in plaats van herkerstening, aldus prof. Nagy. Van Ruler zegt daarover: „Het is een duurzame, ononderbroken taak.”
De eerste twee exemplaren van deel 5c werden uitgereikt aan ds. M. Batenburg, preses van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland, en aan prof. dr. G. Harinck, rector van de Theologische Universiteit Kampen I Utrecht.