Prof. Holthaus slaat alarm: Veel meer jonge werkers in Duitse kerk nodig
Een alarmsignaal is het, de bijdrage van prof. dr. Stephan Holthaus die deze week verscheen op de website van het Duitse christelijke magazine Pro. ”Gott braucht dringend Leute” luidt de kop: God heeft dringend mensen nodig.
„Het gaat om een uiterst belangrijke aangelegenheid”, begint prof. Holthaus zijn artikel. „Het gaat om de toekomst van het ”Koninkrijk Gods”, om Gods zaak hier op aarde”, aldus de rector van de Vrije Theologische Hogeschool (FTH) in het Duitse Giessen. „Het gaat om de ”geestelijke dienst”.”
„Om maar met de deur in huis te vallen”, vervolgt prof. Holthaus: „we hebben meer mensen nodig die geheel en al voor Jezus onderweg zijn, veel meer aanwas nodig voor het belangrijkste beroep dat er überhaupt is, de dienst voor Jezus. We hebben nieuwe mensen nodig voor onze kerken, voor christelijke activiteiten, voor zending en evangelisatie, voor ons kinder- en jeugdwerk. Ja, het gaat om de toekomst van de kerk in ons land.”
Prof. Holthaus (60) constateert eigenlijk hetzelfde als de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) in februari vorig jaar deed: als er niets verandert, dreigt een „zorgelijk, heel zorgelijk” tekort aan predikanten. De Bond riep daarom op tot voorbede, op zondag 13 februari 2022. Prof. Holthaus: „Steeds minder jonge mensen in Duitsland studeren theologie of bereiden zich voor op de dienst voor Jezus. Deze situatie is uiterst precair en behoeft dringend een ommekeer.”
Wat bracht u tot uw alarmsignaal, zoals u het zelf noemt?
Prof. Holthaus: „Dat was het feit dat de aantallen studenten protestantse theologie in Duitsland al vele jaren sterk teruglopen. Die neergang betreft zowel de staatsfaculteiten als de private protestantse hogescholen. We hebben op dit moment misschien nog maar 10 à 15 procent van de studentenaantallen die we in de jaren tachtig van de vorige eeuw hadden, toen nog meer dan 10.000 jonge mensen de predikantsopleidingen volgden. Dat betekent dat we met een enorm aanwasprobleem zitten. Wat in de Rooms-Katholieke Kerk al jaren speelt, zien we de komende jaren ook in de Evangelische Kerk en de vrije kerken in Duitsland gebeuren.”
U studeerde in een tijd dat er nog sprake was van een ”Pfarrerschwemme”, schrijft u: een overvloed aan predikanten. Wat veroorzaakte de terugloop?
„Daarvoor zijn meerdere redenen te noemen. De eerste reden is dat het predikantschap niet meer zo aantrekkelijk is als vroeger. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat jonge mensen tegenwoordig graag regelmatige arbeidstijden hebben, en het predikantschap de geur heeft erg veeleisend te zijn. Jongeren horen over predikanten die ermee stoppen, die burn-out raken. En de kerk is voor veel mensen ook niet aantrekkelijk meer, het kerkbezoek loopt terug.”
Juist deze week meldde de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD) over 2022 weer een daling met honderdduizenden leden.
„Je kunt je er dan inderdaad iets bij voorstellen dat jonge mensen zich niet op een zinkend schip willen begeven. De gemiddelde leeftijd in veel kerkelijke gemeenten is hoog, er zijn vaak weinig jongeren meer.
Daar komt bij dat jonge mensen die willen gaan studeren tegenwoordig veel meer opties hebben dan vroeger: Wat past het beste bij mij?”
U noemt het predikantschap, breder: de geestelijke dienst, „het belangrijkste beroep” dat er is. Waarom is het zo erg dat steeds minder mensen hiervoor kiezen?
„Omdat ik echt geloof dat de dienst der verkondiging, van de uitleg van Gods Woord, maar ook de zielzorg, en missionair werk, de belangrijkste diensten zijn die we nodig hebben. Want zie je aan de ene kant steeds verder teruglopende studentenaantallen theologie, aan de andere kant is er sprake van een grote behoefte, een verlangen van mensen naar zingeving, naar oriëntatie, naar ethische waarden, naar heil. En precies daarom lijkt me dit onderwerp zo ongelooflijk belangrijk.
Overigens, wat ik in mijn artikel niet heb geschreven is dat de theologische hogeschool die ik leid, in Giessen, nog steeds groeit.”
Afgelopen jaar kreeg u een nieuw gebouw.
„Klopt. We verwachten de komende drie jaar door te groeien tot 250 studenten. Maar, we groeien tégen de trend in. Ik denk dat dit ermee te maken heeft dat wij aan de ene kant een grondige theologische opleiding aanbieden, op universitair niveau, maar aan de andere kant ook oog hebben voor missionaire en persoonlijk doorleefde vroomheid. Ik geloof daarom dat als ook de staatsfaculteiten weer meer de student als mens in het middelpunt zouden stellen, zij weer aantrekkelijker zouden worden. Ik zeg het vaak, en denk dat dit ons geheim is: een theologiestudie is niet alleen een puur academische studie, maar ook een geestelijke en persoonlijke voorbereiding op de belangrijke dienst voor Jezus.”
Is het predikantschap toch niet erg complex geworden?
„Het is maar waar je het mee vergelijkt. Natuurlijk is het complexer geworden. Maar ik weiger te zeggen dat het vandaag de dag de moeilijkste tijd is voor predikanten. Dan moet je de geschiedenis maar eens nagaan: situaties van vervolging, van bedreiging, ook van de kerk. Het predikantschap is, ook in financieel opzicht, nog altijd een mooi beroep, en diep én zinvol. Laten we dat ook uitstralen. Dit is een zin-beroep, zeg ik weleens.”
Gaat u zelf nog regelmatig voor?
„Zeker. Elke tweede zondag sta ik op een kansel ergens in Duitsland. Dat geeft me veel voldoening. Ik preek graag en stimuleer collega’s dat ook te doen, ook om zo voeling te houden met wat er in de gemeenten speelt. Ik kan me sowieso geen theologiehoogleraar voorstellen die niet graag preekt. Dat is voor mij iets ondenkbaars.”
Zou het mogelijk zijn dat God Zélf ook in Duitsland minder mensen tot het ambt van predikant roept?
„De roepingsvraag is een moeilijke geworden. Vroeger ging het bij het predikantsambt sterk om de persoonlijke roeping door God. Dat kom je bij jonge mensen nog maar zelden tegen. In elk geval benoemen zij het niet zo, al spreken ze soms van Gods leiding, in hun studie bijvoorbeeld. De vraag naar iemands roeping is ook voor misverstanden vatbaar, geloof ik, ze kan iets krijgen als: alleen bijzondere mensen, met bijzondere vaardigheden, worden geroepen. Dan kan het ambt voor jonge mensen ook iets afschrikwekkends worden. Ik zie het meer zo: als God je werkelijk roept, geeft Hij je ook de vaardigheden daartoe. En juist als je het níét kunt, kan dat je van God afhankelijk maken, en wil Hij het je ook schenken. Daarom spreek ik inmiddels niet zo graag meer van roeping; meer van leiding door God, omdat het predikantschap geen beroep is als andere.”
U gaf een alarmsignaal. Welke oplossingen ziet u voor de toekomst?
„Als ik dát wist… In mijn bijdrage heb ik over een gebedsbeweging gesproken. Ik probeer mensen ook bewust te maken van de crisis die ophanden is. Dat is het eerste: velen realiseren zich dit nog niet eens. En dan geloof ik in een gebedsbeweging. Jezus zei tegen zijn twaalf discipelen: „De oogst is groot, maar de arbeiders zijn weinige.” En dan meteen erachter: „Bid dan de Heere des oogstes.” Hij begint dus niet met de actie, maar met het gebed.
Dat lijkt me fundamenteel: het probleem is zo groot dat alleen activisme ons niet veel verder brengt. We moeten God aanlopen als een waterstroom en Hem bidden om een geestelijke vernieuwing van ons land en van onze gemeenten. Want daaruit volgt automatisch een interesse om zich in dienst van God te stellen. Natuurlijk, actie is nodig, campagne is nodig, maar ik hoop meer op gemeenten, al zouden het er maar enkele zijn, waar sprake is van boete, bekering tot God; van kerkelijke gemeenten die weer in vuur en vlam komen te staan. En dan geloof ik dat er jonge mensen zijn die dat vuur gaan overnemen en de vraag ontstaat: Welk beroep zal ík gaan uitoefenen?”
Hoe zijn de reacties op uw artikel?
„Heel positief. Mensen vragen me: Wat kunnen we doen? Waar kunnen we concreet om bidden? Ook ondernemers melden zich. Inmiddels denken we op de FTH ook na over de vraag: kunnen we niet iets van een rondetafelgesprek organiseren met kerken en theologieopleidingen in den lande? In elk geval merk je bij veel mensen nog steeds wel betrokkenheid op dit onderwerp.”
„Iedere vernieuwing begint met ons berouw, bekering en gebed”, besluit u uw bijdrage. „Dan is ook een tweede Reformatie mogelijk. Ik geloof het.”
„Ik hoop erop en bid erom. Zo’n tweede Reformatie is in elk geval niet uitgesloten. Uit de Bijbel en uit de kerkgeschiedenis blijkt dat als een volk volledig ten einde was en God helemaal had vergeten, Hij het toch opnieuw genade kon schenken en opnieuw met zo’n volk wilde beginnen. Ik ben ervan overtuigd dat God Duitsland niet heeft verlaten; Hij heeft ook Nederland niet verlaten, de huidige situatie ten spijt. En daarom mogen we om zo’n tweede Reformatie bidden.”