De watersnood veranderde de delta voorgoed
Scheepswerf Moed en Trouw bouwde boot na boot, 107 jaar lang. Toen werd een deltadijk aangelegd die de werf afsneed van de Westerschelde. De veiligheid nam toe, de werf ging teloor.
Zuidwest-Nederland is na de watersnood van 1953 drastisch veranderd. Wie dat wil laten zien, kan feiten, getallen, percentages op een rij zetten. Of economische en sociologische ontwikkelingen diepzinnig doorschouwen. Hij kan ook met persoonlijke verhalen de ontwikkelingen dichterbij brengen.
In ”Een nieuwe tijd” kiest Corine Nijenhuis voor die laatste benadering. Met haar vriend en haar schip –een Zeeuwse klipper uit 1901– voer ze door de delta en viste hier en daar een verhaal op. Een verhaal over de ramp, de tijd ervoor en de tijd erna. Zoals het verhaal van de scheepswerf bij Paal in Zeeuws-Vlaanderen, een gehucht met uitzicht op het Verdronken land van Saeftinghe. Dat uitzicht was weg toen de deltadijk er eindelijk was. En de werf was ook weg.
Sprake Gods
Nijenhuis vertelt het verhaal van haar schip, dat eerst Annigje heette en nu Alfons Marie. Het maakte de delta mee toen de eilanden nog echt eilanden waren en eb en vloed de waterhoogte in de zeearmen bepaalden, tot diep in het land. Tot de ramp het gebied trof, in een nacht vol storm en springtij.
„De Heere heeft het gedaan. Hij gebiedt immers de winden en Hij regeert ook het water”, zei ds. A. Vroegindeweij op 8 februari 1953 in de Vredeskerk in Veenendaal. Een fragment uit zijn bidstondpreek is opgenomen in het hoofdstuk ”Het geloof van mevrouw Okker”. Dat hoofdstuk begint met een voorpaginacommentaar uit Eilanden-Nieuws. „De vraag is nu of wij die sprake Gods verstaan.”
Het was geen andere boodschap dan ds. L. Quist zestig jaar later bracht bij de watersnoodherdenking in zijn geboorteplaats Stavenisse, maar toen ontstond ophef, vanuit seculier onbegrip. Fragmenten uit krantenartikelen daarover vonden hun weg naar dit boek.
Mevrouw Okker zegt dat de ramp haar geloof versterkte. Ze overleefde de vloed liggend op een dak in Stellendam, waar ze met haar zus zong: „Als g’ in nood gezeten, geen uitkomst ziet, wil dan nooit vergeten: God verlaat u niet.” Het huis bleef overeind; een roeiboot bracht de bewoners naar de dijk. Later zei mevrouw Okker tijdens haar verjaardag: „Heer, dank U, want ik heb een toegift gekregen.”
Alfons Marie vaart over het Volkerak, het Haringvliet en het Grevelingenmeer. Over Oosterschelde, Veerse Meer en Westerschelde. En de schippersvrouw vertelt. Over het gehucht Capelle dat niet mocht worden herbouwd – een drama voor de bewoners, na het drama dat bijna de helft van de bevolking van het gehucht op Duiveland het leven kostte.
Ze vertelt over het Dijkwater, dat Schouwen en Duiveland vaneen spleet. Een diepe inham naast de Grevelingen, met wel vier landbouwhaventjes her en der. Het is nu een afgedamd en half ingepolderd natuurgebied. Prozaïsch: „Een verbaasd landschap. Het schorrenland herkent zichzelf niet meer. Een enkele nacht is te kort om een eeuw van je af te kunnen schudden.” Maar het was wel de rampnacht die alles hier veranderde. Waar schepen voeren, rijden nu auto’s, over de Weg door het Dijkwater.
Aanpassing
De scheepssloper van Viane zag zijn nering teloorgaan, al net zo als de werfbaas van Paal. „De Oosterscheldewerken hebben mij de kop gekost”, zei de sloper, en hij emigreerde naar Zuid-Afrika.
De zeegaten gingen dicht, het gebied lag open. Met de dammen kwamen de toeristen, en zij werden een economische factor van belang. Welslagen in het leven vergt aanpassing aan nieuwe omstandigheden, zegt mosselvisser Schot uit Zierikzee. Hij werkte hard. Maar praten over zijn reddingswerk in het rampgebied, dat kon hij vele jaren niet.
Boekgegevens
”Een nieuwe tijd. Zeeland na de ramp”, Corine Nijenhuis, uitg. Alfabet; 288 blz.; € 22,99