SGP stelt Kamervragen over abortus als mensenrecht
De SGP wil weten of het kabinet beaamt dat het recht op leven „onverkort van toepassing is op ongeboren kinderen”.
De Kamerleden Kees van der Staaij en Chris Stoffer hebben dinsdag Kamervragen gesteld aan de ministers Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken) en Liesje Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking).
Aanleiding is een artikel in het Reformatorisch Dagblad van zaterdag. De ministeries van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs hadden aan de krant laten weten dat Nederland er in het beleid van uitgaat dat onder meer abortus een „fundamenteel mensenrecht” is. Juridisch is dat in elk geval echter niet aan de orde; abortus is nergens vastgelegd als mensenrecht.
De SGP’ers vragen of de ministers beamen dat de overeenstemming in het internationale recht is dat het aan landen zelf is om abortus te reguleren. Ook stellen ze de vraag of Hoekstra en Schreinemacher onderkennen dat een mensenrecht op abortus, anders dan het recht op leven, „niet onomstotelijk vaststaat, en zeker niet onomstreden is”. Van der Staaij en Stoffer willen dat het kabinet daarmee rekening houdt in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
Stoffer stelde dinsdag ook vragen aan Schreinemacher naar aanleiding van een artikel in het Nederlands Dagblad. De krant schreef eind januari dat Afrikaanse landen massaal hun wet- en regelgeving over abortus en lhbti-rechten moeten aanpassen als zij een nieuwe handelsdeal met de EU willen. Stoffer wil weten of dit klopt.
Ook verlangt hij tekst en uitleg over hoe de EU-inzet zich verhoudt „tot de wenselijkheid om rekening te houden met de religies, tradities en cultuur in onder meer Afrikaanse landen”. Verder vraagt hij of de inzet op het gebied van abortus en lhbti wel „rechtvaardig en proportioneel” is in het licht van de grote economische afhankelijkheid.
En, zo vraagt hij: zou Schreinemacher het wenselijk vinden als de situatie omgekeerd zou zijn? Dat landen aan een verdrag met Nederland of de EU voorwaarden zouden stellen „rond het invoeren van hun, wellicht meer behoudende, waarden en normen op terreinen als gezin, huwelijk en seksualiteit? Zo nee, waarom is het andersom wel gepast of zelfs wenselijk?”