Nederland behandelt abortus als mensenrecht, hoewel het dat (voorlopig) niet is
Hoewel abortus geen mensenrecht is, wordt het geregeld wél zo genoemd. Ook het kabinet doet hieraan mee. SGP-voorman Kees van der Staaij ziet een sluipend proces en spreekt van „een steeds radicalere toon”.
”Toegang tot abortus is een mensenrecht.” Zo luidt de titel van een in november vorig jaar verschenen initiatiefnota van D66. Binnenin staat: „Deze nota pleit voor het op internationaal niveau vastleggen dat abortus een mensenrecht is.” Oftewel: de titel betreft een pleidooi; geen feit. Ook voormalig PvdA-minister Ploumen noemde toegang tot veilige abortus in 2015 „gewoon een mensenrecht”.
Ook het huidige kabinet kiest die lijn. In een Kamerbrief van eind november noemde het zogeheten seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) mensenrechten. Het kabinet schaart (toegang tot) abortus nadrukkelijk onder SRGR.
Als voorbeeld van „toenemende druk” op die mensenrechten noemt de brief het besluit van het Amerikaanse Hooggerechtshof om abortus als federaal recht te schrappen. Kortom: het leek er sterk op dat de ministers Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, OCW), Hoekstra (Buitenlandse Zaken, BZ) en Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) abortus als mensenrecht bestempelden.
Is abortus inderdaad een mensenrecht volgens het kabinet?, zo vroeg het Reformatorisch Dagblad de ministeries van BZ en OCW. „Het Nederlandse beleid gaat ervan uit dat het recht op leven een fundamenteel mensenrecht is, net als het recht op gezondheid, de rechten van vrouwen en seksuele en reproductieve rechten”, zo lieten zij weten. Ja dus; het kabinet behandelt abortus als mensenrecht, hoewel het dat niet is.
Succes
Dat is een succes voor D66. In de genoemde nota hekelt de partij een uitspraak van Hoekstra; die schreef dat abortus „geen recht” is. „Dit is een misvatting”, aldus D66. „Nederland zou (toegang tot) abortus als fundamenteel recht moeten beschouwen in haar buitenlandbeleid.” Met het antwoord van de ministeries aan het RD kan er geen onduidelijkheid meer over bestaan: het kabinet dóét dit al.
Abortus als mensenrecht zou de wereld op z’n kop zijn, vindt SGP-voorman Van der Staaij. „Omdat van oudsher het recht op leven, dat ook over het ongeboren leven gaat, heel fundamenteel is.”
Hij spreekt van „een sluipend proces” en „een steeds radicalere toon” vanuit het kabinet. Hij vreest dat Rutte IV positief zal reageren op de wens in de D66-nota om abortus op te nemen in het Handvest van de Grondrechten van de EU.
De SGP’er hoopt op meer tegenspel door de christelijke partijen in het kabinet. „Want het gaat stukje bij beetje steeds meer de verkeerde kant op. Steeds scherper worden mensen die er anders over denken weggezet; steeds absoluter wordt er over abortus als recht gesproken. En steeds eenzijdiger wordt de stand van de mensenrechten geduid als vóór het absolute recht op abortus.” Het door hem gewenste tegenspel ziet hij in kabinetsbrieven „eigenlijk op geen enkele manier terug. Die hebben toch wel een vrij stevige D66-kleur, die ook door een CDA-bewindspersoon als Hoekstra wordt verdedigd en voorgestaan.”
Symboliek
Als abortus een mensenrecht wordt, is dat „zeker veel meer dan symboliek”, stelt Van der Staaij. Allereerst geeft het volgens hem druk om onderliggende wetgeving te verruimen. Ook internationaal ziet hij gevolgen. „Het betekent dat Europese diplomaten landen gaan aanspreken: zo hoort het en zo moet het.” En als abortus internationaalrechtelijk steeds steviger wordt verankerd, wordt het steeds lastiger voor landen die proberen de abortuspraktijk in te dammen of strenger te maken, zegt hij. Dan kunnen er rechtszaken gevoerd worden omdat dat in strijd zou zijn met het internationaal recht.
Van oudsher was kenmerkend voor mensenrechten dat het moet gaan om zaken die „onomstreden universeel” zijn, zegt Van der Staaij. „Als we dit soort meer politieke punten ook onder mensenrechten scharen, ondermijnen we de mensenrechteninzet. Abortus is al ernstig genoeg, maar de schade die dit ook aanricht, is dat je zelf internationaal minder geloofwaardig wordt op je inzet voor mensenrechten als je het zo laat vervuilen.”
De SGP’er spreekt van „een zeer eenzijdig, politiek ingekleurde inzet van het kabinet”. Het kabinet verwijst in de beantwoording aan het RD onder meer op een resolutie van het Europarlement en de Convention on All Forms of Discrimination Against Women (CEDAW). Die zijn niet juridisch bindend, merkt hij op. „Dus het is echt een bepaalde radicale interpretatie van het bestaande internationale recht die het kabinet al volgt en bepleit om een liberale praktijk zo stevig mogelijk juridisch te verankeren.”
Van der Staaij wijst erop dat er internationale regels zijn waarin staat dat landen zelf over abortusregelgeving beslissen; bijvoorbeeld het Beijing Declaration and Platform for Action. „Dat zijn bindende internationale afspraken dat landen zelf over abortusregelgeving mogen beslissen. En daarover hoor ik niks van de kant van het kabinet.”
Hoekstra liet eerder aan de Kamer weten dat het kabinet zich verder zal verdiepen in de haalbaarheid van het initiatief voor het opnemen van „het recht op abortus” in het EU-handvest. Onder andere de Franse president Macron en een meerderheid van het EU-parlement zijn hiervoor. Ook stelde Hoekstra dat daarvoor een verdragswijziging nodig is. Om dat te bereiken, moeten alle EU-lidstaten instemmen.