Honderden vissers uit Yerseke boden na watersnood in 1953 de reddende hand
Met gevaar voor eigen leven redden honderden vissers uit Yerseke slachtoffers van de watersnood in 1953. In haar onlangs verschenen boek ”Het water is kwaad” ontrukt Anneke Jumelet-Vette de Zeeuwse helpers aan de vergetelheid.
Kees van Damme (95), voorheen mosselvisser, wijst op een foto. Daarop staat ondergestroomd boerenland bij het Zeeuwse dorp Kruiningen, kort na de watersnood. Het water komt tot het bovenraam van een huisje. In een roeiboot staan twee mannen. „Dat zijn mijn broer Jo en ik”, vertelt Van Damme in zijn met kotterfoto’s volgehangen appartement in Yerseke. „We haalden een vrouw en een jongen van bijna negen uit een huisje en brachten hen in veiligheid.” Of hij bang was in het ruige weer? „We vertrouwden op Gods hulp”, blikt de oude Zeeuw terug.
„Het was gevaarlijk om in ondergelopen gebied te varen. Je kon kapseizen als je bijvoorbeeld een boom raakte”, zegt Anneke Jumelet-Vette, die is aangeschoven bij het gesprek met haar plaatsgenoot. „Kees van Damme heeft me verteld hoe ze vanaf hun kotter, de YE-58, telefoondraden moesten doorknippen om verder te kunnen varen over het ondergestroomde land van Schouwen-Duiveland.”
Goudmijntje
Wie waren de vissers uit Yerseke die na de watersnood met hun mosselkotters en kleinere boten uitvoeren om mensen en dieren te redden van de verdrinkingsdood? Anneke Jumelet speurde de afgelopen jaren naar het antwoord op die vraag. Zeker ook omdat haar vader, mosselvisser Jeroen Vette (1921-2019, voer op de YE-83), een van de mannen was die de helpende hand boden in onder meer het zwaargetroffen Ouwerkerk en Kruiningen. Yerseke zelf liep niet onder.
Jumelets zoektocht resulteerde in het deze maand verschenen boek ”Het water is kwaad”, uitgegeven in eigen beheer (vergetenredders.nl). De inwoonster van Yerseke interviewde daarvoor zo’n 25 redders dan wel hun familieleden. Daarnaast bevat het boek door de redders zelf opgetekende verhalen en artikelen uit media.
Jumelet publiceert een lijst met 313 namen van –grotendeels– vissers uit Yerseke die betrokken waren bij reddings- en hulpacties. „In deze regio waren tot voor kort een stuk of zes namen bekend van vissers uit Yerseke die na de ramp te hulp schoten. De bekendste redder is de voortvarende Hubrecht Koster. Hij voer als eerste met zijn mosselschip, de YE-4, in een gat in de dijk bij Ouwerkerk om mensen te redden. Maar er waren dus veel meer vissers die reddingswerk verrichtten. Mogelijk zelfs meer dan de 313 die ik opspoorde.”
Een goudmijntje voor de schrijfster bleek het archief van de gemeente Reimerswaal, waar Yerseke onder valt. Dat archief bevat onkostenformulieren van vissers die betrokken waren bij het reddingswerk.
Stallantaarn
De 313 visserlui uit Yerseke hebben in totaal 3448 mensen en 589 dieren gered dan wel in veiligheid gebracht, becijfert Jumelet. Dat deden ze met tachtig schepen. „Iemand noemde mijn boek een vissersmonument. Dat is mooi gezegd. De vissers uit Yerseke hadden heel wat over voor anderen en betoonden heldenmoed.”
De auteur tekende indringende verhalen op. „Zo vertelde de nu 91-jarige Jo Everse me dat hij samen met een andere redder een net bevallen vrouw in veiligheid kon brengen. De moeder werd met ledikant en al op hun boot getild. Ook de baby ging mee.” De jonge vader stapte eveneens op de sloep en wist met een stallantaarn licht te maken op de hachelijke vaartocht te midden van wrakhout in het water.
Menige visser zag tot zijn ontsteltenis van nabij hoe Zeeuwen omkwamen door het woeste water. Adrie van de Plasse (1914-1981, voer op de YE-44) kwam vaak „geëmotioneerd thuis” na een reis naar Ouwerkerk, vertelt diens zoon Bertus van de Plasse (1938) aan de schrijfster. „Het is te erg wat hij allemaal ziet en tegenkomt. Hij heeft een gestorven baby in een kistje voorbij zien drijven. Hij heeft een vrouw uit een lantaarnpaal gered die daar 24 uur samen met haar zoon gezeten heeft. Ze hadden zich vastgebonden met telefoondraden. De zoon heeft het helaas niet gered.”
De vissers van Yerseke kregen niet overal een warm onthaal. Zo schrijft Dies de Koeijer (1932-2019, voer op de YE-42) in een door hem zelf opgetekend verslag over een „akelige” ervaring „die er diep inhakt bij de mannen die dagen en nachten in de weer zijn geweest om mensen te redden”. Als iemand per ongeluk een ruitje van de stuurhut stuk stoot, staat Dies’ broer Sas op de tocht. „Wanneer ze op een stapel wrakhout op zoek zijn naar een stukje triplex om het raampje dicht te maken, worden ze door een man weggejaagd en in allerlei bewoordingen voor dief uitgemaakt: „Wat hebben jullie hier te zoeken, scheer je weg.””
Tweede vloed
Schrijnend is dat nogal wat boeren in hun ondergelopen hoeves op bijvoorbeeld Schouwen-Duiveland hulp van de Yersekse vissers afsloegen. Jumelet: „Ze wilden op hun spullen passen en dachten dat het niet zo’n vaart zou lopen. Dat had ook te maken met het feit dat de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog hun land onder water hadden gezet en hun boerderijen toen niet bezweken. Tijdens de watersnood in 1953 volgde na de eerste vloed op zondag 1 februari een tweede vloed. Juist toen bezweken nogal wat hoeves en verdronken veel boeren op Schouwen-Duiveland.”