Dr. W. Aalders heeft zowel protestanten als rooms-katholieken veel te zeggen, meent dr. Arjan Plaisier. „Je komt niet naar de kerk om je religieuze behoeften te bevredigen, maar om het Lam te aanbidden.”
De oud-scriba van de Protestantse Kerk in Nederland zei dat vrijdag in de Grote Kerk te Vianen. Hij sprak ter gelegenheid van de presentatie van het boek ”De Kerk het hart van de wereldgeschiedenis” van dr. W. Aalders. De heruitgave vond plaats onder verantwoordelijkheid van de Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge. Dr. H. Klink, voorzitter van de stichting, presenteerde het boek aan Marijke Aalders, dochter van de schrijver.
Voor deze heruitgave is de tekst voorzien van annotaties door mr. G.H.A. Versluis en van een inleiding door dr. H. Klink. Het boek is deel van een reeks, met de naam Parrhesia, waarin de belangrijkste werken van Aalders opnieuw worden uitgegeven.
Dr. Willem Aalders (1909-2005) was predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk en lector in de protestantse theologie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Hij was lid van de Stichting Vrienden van Kohlbrugge en schreef vele artikelen in het blad van deze stichting. Hij werd vooral bekend om zijn bestrijding van de tijdgeest en zijn waarschuwingen tegen politieke prediking.
In dit boek traceert dr. Aalders de huidige crisis in de kerk, bestaand in een vervlakking en horizontalisering van het geloofsleven. Hij noemt de kerk een planting van de Vader: wel in de wereld, maar niet van de wereld. Juist daardoor vormt de kerk het hart van de wereldgeschiedenis. Aalders laat zien dat het wezen van de kerk steeds het belijden moet zijn, vanuit de blik omhoog, gedragen door het visioen van Johannes op Patmos: Jezus Christus, Die zit aan de rechterhand van de Vader.
Dr. Plaisier, nu pionierspredikant in Amersfoort, noemde het boek „imposant”, „erudiet”, „gedurfd” en „katholiek”. Hij zei, in navolging van Aalders, dat de kerk een planting van God in deze wereld is, die zich bevindt in een spanningsveld van machten. „Wie behoort tot de kerk treedt toe tot het Lam en aanbidt het Lam. Je komt niet naar de kerk om je religieuze behoeften te bevredigen maar om deel te nemen aan de publieke erkenning van het Lam, Dat staande als geslacht in ons midden is. Dat vraagt om een kerk met een apostolische verkondiging, waar Christus ambtelijk gezag heeft. Als de kerk die politieke dimensie verliest, wordt zij een privéaangelegenheid en is het hart van de kerk weg.”
Hij constateerde in het spoor van Aalders, dat zowel het protestantisme als het rooms-katholicisme geen goed antwoord hadden op de Franse Revolutie. Volgens dr. Plaisier is het nu tijd dat protestanten en rooms-katholieken elkaar hartelijk de hand reiken, samen met andere kerken. Hij hoopt dat de christelijke kerk zich in deze tijd, waarin de antichrist uit zijn winterslaap is ontwaakt, als een eenheid zal presenteren.
Legerbisschop Everard de Jong uit Roermond merkte op dat het rooms-katholicisme tegenwoordig minder zichtbaar is in Nederland dan het protestantisme, dat goed georganiseerd is in politiek en samenleving. Een antwoord van een protestant op de vraag waarom dat zo was, stemde hem tot nadenken. „De protestanten hebben een persoonlijke relatie met Jezus en lezen de Bijbel,” zei zijn gesprekspartner.
Bisschop De Jong stelde dat de Rooms-Katholieke Kerk vanaf het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) een grote inhaalslag gemaakt heeft door aan dergelijke aspecten aandacht te besteden. Hij noemde de Emmanuel-gemeenschap, die aandacht heeft voor aanbidding, compassie en evangelisatie.
Bloedgeld
Beide sprekers hadden ook kritiek. Dr. Plaisier zei dat Aalders weinig oog had voor de niet-westerse kerk. „Er zijn miljoenen christenen elders in de wereld die bloedgeld betalen voor hun gehoorzaamheid aan Christus.” Hierop zei dr. Klink dat dit aspect in het boek onderbelicht blijft, maar dat Aalders er wel degelijk aandacht voor had.
Bisschop De Jong vindt dat Aalders te weinig aandacht had voor het diaconale aspect van de kerk. Dr. Klink antwoordde met een anekdote. „Toen Aalders al in de negentig was, stoorde het hem dat stratenmakers die in zijn straat aan het werk waren, geen koffie aangeboden werd. Hij nodigde hen daarom uit bij hem aan tafel.”