Het vertrek van CU-partijleider Segers uit de politiek is weliswaar ietwat abrupt, maar komt niet als een grote schok. De gelouterde politicus weet als geen ander: er is een tijd van komen en een tijd van gaan.
„Het is gewoon heilzaam om na een zeker aantal jaren plaats te maken voor een ander. Bij leiderschap hoort ook het inzicht dat die rol tijdelijk is.” Het is een van de eerste alinea’s die uit de pen van ChristenUnie-partijleider Gert-Jan Segers vloeiden toen hij zich zette aan zijn afscheidsbrief. Deze vrijdag arriveerde die bij de leden en de boodschap is helder: hij vindt het welletjes.
De brief begint ontroerend. Segers gaat terug naar het sterfbed van Peter Ester, de ChristenUnie-senator die medio december overleed. Daar zag hij dat de kring van mensen die je aan het eind je leven om je heen hebt eigenlijk maar heel klein is: je geliefden. Segers stelt vervolgens vast dat hij de afgelopen jaren veel van zijn vrouw en zijn drie dochters heeft gevraagd en concludeert dat het ook voor zijn gezin goed is als hij er nu een punt achter zet.
Overrompelend is zijn afscheid zeker niet, althans niet voor de fractie. Segers meldt dat hij zich in 2020 opnieuw kandidaat stelde voor de Kamerverkiezingen van 2021 omdat hij toen al wist „dat er een kundige en gedreven opvolger op de lijst stond die m’n plek zou kunnen innemen.” Hij doelt op CU-Kamerlid Mirjam Bikker, die aanstaande dinsdag het stokje van hem overneemt.
De scheidend partijleider zegt het niet met zoveel woorden, maar het heeft er alle schijn van dat de CU het scenario voor de leiderschapswissel intern al rond de laatste verkiezingen besproken heeft.
Profiel
Hoe dan ook, het ‘André Rouvoet-scenario’ blijft de ChristenUnie in elk geval bespaard. Die voorganger van Segers belandde in 2010 na een loodzware tijd als minister, partijleider en vicepremier weer in de oppositiebankjes en trok niet al te lang daarna de deur van het Haagse met gemengde gevoelens achter zich dicht. Later zou een kritische evaluatie met zoveel woorden stellen dat het CU-profiel gedurende de kabinetsdeelname van de partij aan Balkenende IV (2007-2010) was verbleekt.
Het is evident dat Segers zijn partij voor dat akelige scenario heeft behoed. Hij deed een verstandige, strategische zet door zowel in 2017 als in 2021 op zijn post te blijven; als fractievoorzitter én als vertolker van het partijgeluid in de Tweede Kamer. Die rol vulde hij met het nodige zelfvertrouwen in.
Tijdens de laatste kabinetsformatie toonde Segers dat hij het politieke spel gedurende zijn loopbaan aardig is gaan beheersen. Eerst verzekerde hij geen zitting meer te zullen nemen in een nieuw kabinet-Rutte, om enkele weken later op het juiste moment een draai te maken en opnieuw aan te haken als junior-coalitiepartner.
Onrustiger
Die tweede regeringsdeelname lijkt bij de achterban overigens wel meer vragen op te roepen. Het is in de partij onrustiger dan na een jaar Rutte III. Tijdens het laatste partijcongres voelde een deel van de leden zich onvoldoende meegenomen in de procedure die leidde tot de voordracht van een homokandidaat voor de Eerste Kamer. Op 1 oktober kreeg Segers op een buitengewoon ledencongres de wind van voren van partijgenoten die vonden dat hij te snel had getekend voor het asielakkoord van staatssecretaris Van der Burg.
Toch lijkt het merendeel van het CU-electoraat zich nog altijd thuis te voelen bij de lijn-Segers: „werken met hoofd én hart” en „met de voeten in de klei proberen de christelijk-sociale missie verder te brengen”. De peilingen zijn op dat punt vertrouwenwekkend. D66 en CDA leveren in, de CU blijft stabiel. Voor zijn opvolger, Mirjam Bikker, moet dat vooralsnog een solide basis zijn om verder te gaan waar Segers gebleven is.