Nederland is gevormd door vluchtelingen
Een van de grootste crises waarmee Nederland momenteel kampt, betreft de opvang van vluchtelingen. Maar er is niets nieuws onder de zon, laten de auteurs van de bundel ”De vluchtelingenrepubliek” zien.
Het jaar 2022 had twee gezichten als het over asielzoekers gaat. Op 24 februari viel Rusland Oekraïne binnen. Media voorspelden dat hierdoor de grootste vluchtelingenstroom sinds de Tweede Wereldoorlog op gang zou komen. De Nederlanders lieten zich van hun beste kan zien en waren massaal bereid om ontheemde Oekraïners op te vangen – op zolders, in logeerkamers en in tuinhuisjes.
Dankzij de Richtlijn Tijdelijke Bescherming waren gevluchte Oekraïners van harte welkom in de lidstaten van de Europese Unie. Een asielaanvraag was voor hen niet nodig en ze mochten direct aan het werk. In de zomer hadden ruim 5 miljoen Oekraïners een veilig heenkomen gevonden in EU-landen. Bijna de helft zat in Polen en Duitsland; Nederland ving zo’n 70.000 vluchtelingen uit Oekraïne op.
In diezelfde zomer werd duidelijk dat Nederland met ándere asielzoekers minder mededogen had. Het opvangcentrum in Ter Apel zat overvol en mensen sliepen noodgedwongen buiten. Het kwam zelf zo ver dat de internationale hulporganisatie Artsen Zonder Grenzen in augustus medische en psychologische zorg ging verlenen aan asielzoekers buiten de poort. Mede door gebrek aan geschikte huisvesting liep het asielsysteem piepend en knarsend vast.
Nederlandse identiteit
In de inleiding van ”De vluchtelingenrepubliek” schrijven de redacteuren David de Boer en Geert Janssen dat veel Nederlanders –van links tot rechts– in 2022 het gevoel hadden dat het asielbeleid een historisch breekpunt had bereikt. Dat had niet alleen te maken met ruimtegebrek, maar ook met een diepe zorg over het behoud van de Nederlandse identiteit. Uit recente peilingen van het CBS bleek dat ruim een kwart van alle Nederlanders vluchtelingen beschouwt als een bedreiging voor de Nederlandse normen en waarden. Het debat hierover is uiterst gepolariseerd en leidt tot grote spanningen in de samenleving.
Identiteitscrisis
In zo’n situatie is het nuttig om naar het verleden te kijken en actuele gebeurtenissen in een breder perspectief te plaatsen. Media presenteren vluchtelingen nogal eens als een eigentijds probleem dat is veroorzaakt door het wegvallen van grenzen, globalisering en wereldwijde spanningen. „Daardoor vergeten we vaak dat mensen al honderden jaren een veilig heenkomen in Nederland hebben gezocht en dat vaak deden in veel groteren getale dan nu”, schrijven De Boer en Janssen in ”De vluchtelingenrepubliek”. Een niet-aflatende golfbeweging van mensen op drift heeft Nederland gemaakt tot wat het is.
Het is daarom een mythe om te denken dat er zoiets bestaat als ”de oorspronkelijk Nederlandse bevolking”. Typisch ‘Nederlandse’ producten als oliebollen, kibbeling, zilveruitjes, zure haring, tulpen en zelfs ‘Zeeuwse’ bolussen komen oorspronkelijk uit andere delen van de wereld.
Bij de verkiezing van de ”Grootste Nederlander” in 2004 kwam Willem van Oranje als winnaar uit de bus. De Boer en Janssen omschrijven hem als een man die niet in Nederland werd geboren, zijn leven lang Frans sprak en een groot deel van zijn dagen als vluchteling in het buitenland doorbracht. Anne Frank kwam op de achtste plek, „ook al had ze als Duitse vluchtelinge nooit de Nederlandse nationaliteit bemachtigd”.
Rode draad
In deze bundel belichten verschillende historici momenten uit de Nederlandse geschiedenis waarop vluchtelingenstromen op gang kwamen: van de Nederlandse Opstand tegen Spanje in de zestiende eeuw tot de oorlog in Oekraïne van dit moment. Dat levert boeiende inkijkjes op, maar er worden ook patronen zichtbaar. Een rode draad in het boek is bijvoorbeeld dat elke vluchtelingencrisis die zich in Nederland voltrok, zich vooral uitte als een identiteitscrisis, constateren De Boer en Janssen. Vrijwel elke migratiegolf ging volgens hen gepaard met discussies over wat het betekent om Nederlander te zijn.
Dat gebeurde bijvoorbeeld in de zestiende eeuw, toen veel protestanten uit Vlaanderen en Brabant voor het oprukkende Spaanse leger naar het noorden vluchtten. Hoewel ze bondgenoten waren, werden ze in de Republiek ook met argusogen bekeken. Tijdgenoot en geschiedschrijver Gerard Brandt vond het activistische calvinisme uit het zuiden maar een gevaarlijk importgeloof. De Brabanders waren volgens hem bovendien „onrustig, bemoeiziek, machtsbelust, ook heethoofdiger dan de Hollanders”. De Amsterdamse predikant Jacob Trigland, toch een geloofsgenoot van de vluchtelingen, zag met lede ogen aan dat de rijkdom van „degenen die uit Brabant en Vlaanderen voor de vervolgingen hier naar Holland zijn gevlucht (…) ook verwaandheid en hoogmoed hier gebracht hebben”.
De andere kant van het verhaal is dat de Republiek in de zestiende eeuw ”een herberg van uitgewekenen” was, zoals de rederijkers van Haarlem in 1630 terugblikkend constateerden. Dankzij die reputatie werd liefdadigheid aan nieuwe groepen slachtoffers van vervolging en oorlog een gewaardeerde maatschappelijke activiteit. Janssen noemt het opvallend dat in de zeventiende eeuw in Nederland voor het eerst grootschalige collectes en hulpacties werden georganiseerd voor vluchtelingen elders in Europa.
Armenzorg was in de Republiek langs religieuze lijnen georganiseerd; lutheranen, katholieken, Joden en gereformeerden zorgden voor hun eigen armen. De hulpacties waren dan ook sterk confessioneel gekleurd: men hielp bij voorkeur geloofsgenoten in den vreemde. Dit sluit aan bij de uitkomst van hedendaags onderzoek waaruit blijkt dat we mensen die op ons lijken sneller te hulp schieten dan mensen met een totaal andere achtergrond of cultuur. De bereidheid om vluchtelingen uit Oekraïne op te vangen is daar een recent voorbeeld van.
De zeventiende-eeuwse goededoelencultuur van de Republiek heeft volgens Janssen het latere denken over asiel- en vluchtelingenrechten bepaald.
Draagvlak
Een ander terugkerend thema is het vinden en houden van draagvlak in de samenleving voor de opvang van vluchtelingen en andere migranten. Soms brachten de nieuwkomers economisch gewin. In de zestiende eeuw zagen verschillende stadsbesturen in Holland grote voordelen in het aantrekken van vakbekwame oorlogsvluchtelingen uit het zuiden. De lokale economieën zouden kunnen profiteren van hun kennis, netwerken of kapitaal. De steden beconcurreerden elkaar zelfs om de gunst van dergelijke vluchtelingen.
Om diezelfde reden opende Amsterdam aan het eind van de zestiende eeuw de poorten voor een mysterieuze groep Portugese handelaren die exotische producten als olijven, vijgen, zijde en diamanten meebrachten. Ook toen bleek dat het om Joden ging die zich in Portugal onder dwang (en slechts uitwendig) tot het rooms-katholicisme hadden bekeerd, kregen ze volop ruimte om zich in Amsterdam te ontplooien. De monumentale Portugese synagoge aan het (huidige) Mr. Visserplein getuigt hier nog altijd van.
Argwaan
Tegelijk werden vreemdelingen in veel gevallen met argwaan bekeken. Wie was een vluchteling, wie een gelukzoeker? En zaten tussen de migranten geen gevaarlijke lieden? Tijdens de Koude Oorlog werd gevreesd voor communistische spionnen die zouden kunnen meekomen met politieke vluchtelingen uit de Sovjet-Unie. In onze tijd leeft de angst dat radicale moslims met de vluchtelingenstroom meedrijven.
Voor de overheid is het vinden van een goede balans in het asielbeleid altijd een stevige uitdaging geweest. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 was er in Nederland grote bereidheid om een miljoen Belgische vluchtelingen op te vangen. Tegelijk was de regering beducht voor een mogelijke ”eigen volk eerst”-reactie als de Belgen al te zeer in de watten werden gelegd. De voor hen ingerichte vluchtoorden boden alleen het absolute minimum aan zorg om te voorkomen dat de publieke opinie zou kantelen. De opvang moest niet al te aantrekkelijk worden om een aanzuigende werking te voorkomen en de autochtonen niet het gevoel te geven dat hun tekortgedaan werd.
Zeker in tijden van schaarste, zoals na het uitbreken van de grote economische crisis in de jaren dertig van de vorige eeuw, konden en kunnen nieuwkomers voor onrust en onvrede onder de bevolking zorgen. Met de huidige woningnood is het bijvoorbeeld lastig uit te leggen dat Nederland het enige Europese land is waar vluchtelingen recht hebben op een woning.
Het is belangrijk om zorgen die –terecht of niet– bij mensen leven serieus te nemen, juist om de opvang van mensen die werkelijk op de vlucht zijn blijvend mogelijk te maken. Daarom stelt het nawoord van Leo Lucassen, hoogleraar arbeids- en migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, wat teleur.
Zijn heldere analyse van de ontwikkelingen van de laatste decennia loopt uit op een onvervalst politiek manifest. Terecht wijst hij op de effecten van het verzwakken van het maatschappelijk middenveld aan het eind van de twintigste eeuw. Door een combinatie van ontzuiling en individualisering is de invloed van kerken, vakbonden en andere maatschappelijke organisaties sinds die tijd aanzienlijk afgenomen. Het gevolg hiervan is volgens Lucassen dat nationale politici, journalisten en omroepen veel minder worden gevoed en onder druk worden gezet door hun achterban. En dat geeft ruimte aan „populistische stemmen” in de nationale politiek. De Tweede Kamer is in toenemende mate verworden tot „een echokamer van apocalyptische voorspellingen omtrent migratie”.
Deze radicalisering van het debat wordt verder aangewakkerd door sociale media, zoals Facebook en Twitter, „waar fake news wordt rondgepompt en de dehumanisering van migranten en vluchtelingen groteske vormen aanneemt”.
Lucassen strooit vervolgens met termen als ”giftige migratie-pessimistische cocktail”, ”het nieuwe vijanddenken” en ”verzorgingsstaatschauvinisme” om het huidige klimaat te typeren. Maar op die manier draagt hij niet bij aan een oplossing. Dat veel mensen zich na de jihadistische aanslagen die rond 2015 in een aantal Europese steden plaatshadden grote zorgen maken over de radicale islam is volkomen begrijpelijk. Het feit dat de daders vrijwel allemaal in Europa zijn geboren, betekent ook niet dat daarmee de vrees voor islamitische asielzoekers kan worden weggewuifd. Als dergelijke angstgevoelens worden genegeerd, levert dat alleen maar weerstand op tegen het gevoerde asielbeleid.
Houvast
Intussen blijft het belangrijk om kennis te nemen van verhalen uit het verleden, ook als het gaat om vluchtelingen. De Boer en Janssen wijzen er terecht op dat historische kennis houvast kan bieden bij de maatschappelijke uitdagingen van vandaag. „Zo hebben psychologen aangetoond dat kinderen die hun familiegeschiedenis kennen, weerbaarder zijn tijdens crisissituaties”, geven ze aan. „Politicologen hebben op hun beurt vastgesteld dat kennis over het migratieverleden een positievere houding ten opzichte van vluchtelingen in de hand werkt.”
Zeker voor christenen geldt daarbij de Bijbelse opdracht om herbergzaam zijn en niet te vergeten dat ze zelf vreemdelingen op aarde zijn.
”De vluchtelingenrepubliek”, David de Boer en Geert Janssen (red.); uitg. Prometheus; 287 blz.; € 25,-